Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

Eckart volgens Hanewinkel

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Ga naar: navigatie, zoeken

Beknopte beschrijving van Eckart door Steph. Hanewinkel in 1803.

Ekart is ene kleine Heerlykheid, omtrent éne uur beneden Eindhoven aan den linken oever van den Dommel gelegen. Ekart heeft zyne eigene Rechtbank, maar hoort Kerkelyk onder Woensel. Er ligt hier een schoon kasteel, zijnde de woning van den Here dezer Heerlykheid.

De inwoners, die zich alle op den landbouw toeleggen, bedragen een getal van 135 zielen. Men viond er goede weilanden langs de Dommel.
Ekart zou met Gestel, Stryp en Straathem aan Willem I, Prins van Oranje, in 1559 verpand zijn geweest; men weet echter niet wanneer en hoe Ekart ene afzonderlijke Heerlykheid is geworden; alleen is bekend, dat Jonker Joost van Hedikhuizen in 1647 Heer dezer Heerlykheid was.(1)

noot 1: Oudenhoven, die in 1649 voor den eersten maal, en in 1670 ten twedenmale zyne Beschryving der Meiery van ’s-Hertogenbosch uitgaf, zegt: datEkart onder Gestel, Strijp en Straathem ligt, dat is: er toen nog onder hoorde. Zie hem t.a.p. bl. 62 der laatste uitgave. Hij begaat hier mede dus ene grote fout.

(Uit: Geschied-en Aardrykskundige beschrijving der Stad en Meiëry van 's-Hertogenbosch, Steph. Hanewinkel, H.G.Fil. Nijmegen 1803.)

Nota bene: Dominee Hanewinkel beschreef de Meierij en de Kempen in 1803, zoals hij zelf schrijft, geheel onpartijdig en onbevooroordeeld (“met de nauwkeurigste onzijdigheid”. ”Het stonde niet aan mij om het gebeurde naar mijn welgevallen te schetsen….. ja ik mag mij beroemen, dat de volmaakte onzijdigheid door mij is in acht genomen”). Aan deze onpartijdigheid mag getwijfeld worden. In andere geschriften van zijn hand liet hij zich wel bijzonder laatdunkend uit over de lokale bevolking, met name over de katholieken onder hen. “Onder de Roomschen is volstrekt geen geleerdheid te vinden”, zo schreef hij, “wijl zij allen op den ellendigen Akademie van Leuven gestudeerd hebben”. De Roomsche godsdienst bestempelde hij als”bejammerenswaardig”en de preken van de priesters “allerrampzaligst”. Hoe kon het ook anders, aangezien zij “zoo dom waren als hunne leken”. (bron: wikipedia.org)