Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

Alle graanmarkten in de Meierij vier maanden gesloten: verschil tussen versies

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Ga naar: navigatie, zoeken
 
 
(2 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
[[bestand:Graanplakkaat2.jpg|thumb|left|300px|Het voorblad van het plakkaat van 12 december 1698.]]
+
[[bestand:Graanplakkaat2.jpg|thumb|left|500px|Het voorblad van het plakkaat van 12 december 1698.]]
 +
<big>'''1698: Alle graanmarkten in de Meierij voor vier maanden gesloten'''</big><br />
 +
 
 +
Sinds jaar en dag is al bekend dat 1698 in Europa sprake is geweest van enorme misoogsten. Ook in de Republiek. Toen de gevolgen daarvan zich begonnen af te tekenen, is er door de landsregering niets nagelaten om te proberen te redden wat er nog te redden viel. Binnen twee maanden, tussen 16 oktober en 12 december 1698, verschenen er zeker tien plakkaten en publicaties met betrekking tot de graansituatie.<sup>(1)</sup>
 +
 
 +
Ten eerste werd de uitvoer van graan verboden. Vervolgens het produceren van bier, sterke drank (brandewijn) en stijfsel, waarvoor graan de voornaamste grondstof was. Ook op het houden van voorraden kwam een verbod. Niemand mocht méér graan in zijn huis of schuur hebben, dan voor een maand of hooguit zes weken voor een gezin nodig was. Speculanten werd de voet dwars gezet door optiehandel in graan te verbieden ("het verkopen van granen op tijd, die men optiepartijen noemt"). Op 12 december 1698 werd in de hele Meierij voor een periode van vier maanden een verbod ingesteld om nog enig graan ter markt te brengen, behalve dan naar de markt van 's-Hertogenbosch.<br />
 +
Dat laatste werd door 's-Hertogenbosch aangemoedigd door voor iedere af te leveren zak graan één stuiver extra voor elke af te leggen mijl of ieder uur gaans te betalen.<br />
 +
 
 +
Dat het de heren ernst was bleek onder andere uit het feit dat er vanuit 's-Hertogenbosch onmiddellijk 35 ruiters en 33 soldaten in Eindhoven werden ingekwartierd om daar de voorraden op te nemen en de uitvoer te beletten.<sup>(2)</sup> Waarschijnlijk omdat iemand het praatje had rondgestrooid dat er in Eindhoven nog voorraden genoeg waren. Hoe de toestand daar werkelijk was, wordt duidelijk uit een Eindhovens rekest dat op 24 februari 1699 bij de Staten Generaal ter tafel is gekomen.<sup>(3)</sup><br />
 +
Na het mislukken van de oogst van 1698 was daar slechts "seer schrale provisie" (= amper aanvoer) geweest. Dat had de prijzen tot exorbitante hoogte opgedreven. Een vat rogge, "waervan 14 vaten in een mud gaen", had maar liefst 64 a 65 stuivers opgebracht.<br />
 +
 
 +
Op alle marktdagen was het voorgekomen dat er lieden naar huis hadden moeten gaan "sonder voor hun geit koorn te konne bekoomen". Toen commies Daniel van den Heugel met al zijn ruiters en soldaten vanuit 's-Hertogenbosch naar de stad was gekomen had hij moeten constateren dat er van "groote magasijnen", zoals gesuggereerd was, niets te bekennen viel. Integendeel, er heerste een "seer groote schaersheijt van granen" in de stad.<br />
 +
 
 +
Door het verbod op de markten was de hongersnood inmiddels zo toegenomen "dat verscheijde huijsgesinden geheel weken sonder broot hebben geweest".
 +
In het begin was er nog wel wat graan te koop geweest bij molenaars, hoevenaars en tiendenaars in de omtrek, maar dat was nu ook afgelopen. Wat die nog over hadden was bestemd voor eigen consumptie of al geclaimd door andere plaatselijke besturen. "Waerdoor alle de inwoonderen der stadt de keele word toegebonden, sullende binnen korten van honger moeten vergaen".<br />
 +
Slechts intrekking van het plakkaat van 12 december 1698 zou soelaas kunnen brengen. Daar vroeg men dan ook om. "Opdat de markten van Eijndthoven wederom haren vortganck mochten hebben, als van oudts".<br />
 +
Bij het lezen van rekesten is het altijd wenselijk zich af te vragen in welke mate er van een overdreven voorstelling van zaken sprake is. Het zojuist geciteerde stuk zou echter best wel eens helemaal waar kunnen zijn. Daarvoor is er elders teveel materiaal van gelijke strekking aanwezig.<br />
 +
 
 +
Eén voorbeeld kan hier wel gegeven worden. Van een beetje ver weg misschien, maar minder duidelijk is het er niet om. Uit de stadsrekeningen van Leiden is gebleken, dat men daar in 1699 een excessief groot bedrag ten behoeve van de stedelijke graanvoorraad heeft moeten besteden. Maar liefst ƒ 156.732,-, terwijl de stad daar jaren achtereen geen penning aan had hoeven te besteden.<sup>(4)</sup><br />
 +
 
 +
Rest voor dit crisisjaar nog de vermelding van de activiteiten van Herman Meulendijck uit Stratum. Blijkens zijn eigen zeggen in een rekest aan de Staten-Generaal <sup>(5)</sup> kocht hij al jarenlang grote partijen tarwe op in het Land van Kleef en de Spaanse kwartieren. Met de bedoeling die in te kunnen voeren in de Meierij. Omdat genoemde gebieden sinds kort echter geen tarwe meer wilden afstaan, zonder dat daarvoor enige rogge of boekweit retour werd geleverd (en zulke uitvoer nu juist door de Staten-Generaal ten strengste was verboden), verzocht hij bij deze om permissie daartoe. Onder garantie steeds tweemaal de waarde van de uit te voeren rogge en boekweit aan tarwe ten behoeve van de inwoners van Eindhoven en de prinsendorpen mee terug te zullen brengen. Hoe op dit verzoek beslist is, is niet bekend.<br />
 +
 
 +
'''noten:'''<br />
 +
1- Rijksarchief ’s-Gravenhage, Archief Staten-Generaal (SG), inv.nr. 12176 (plakkaten 1697-1700), nrs. 25, 26, 27, 31, 38, 41, 42, 44, 45 en 46.<br />
 +
2- RHCe, Administratief Archief Eindhoven (AAEi), inv.nr. l (Resoluties 1680-1703): Res. d.d. 12 en 30 december 1698.<br />
 +
3- Rijksarchief ‘s-Gravenhage, Archief Staten-Generaal (SG) inv.nr. 7588, (Rekesten 1699 januari-februari).<br />
 +
4- P. Nagtegaal, "Stadsfinanciën en stedelijke economie. Invloed van de conjunctuur op Leidse stadsfinanciën 1620-1720", Economisch en Sociaal-Historisch Jaarboek 52 (1989) 96-147, aldaar 122.<br />
 +
5- Als bij noot 3: Rekest d.d. 8 januari 1699. <br />
 +
 
 +
'''Literatuur:'''<br />
 +
Wie meer gedetailleerde informatie wenst over de graanschaarste in Eindhoven, verwijzen wij naar de studie "Bijdragen tot de geschiedenis (bijzonderlijk van het aloude hertogdom Brabant)":  H.A.M, de Wit, "Naar de periferie? Enkele veranderingen op economisch gebied in Eindhoven tussen de jaren 1560 en 1670", Bijdragen tot de Geschiedenis, deel 73 (1990), 199-210.<br />
 +
 
 +
J.W. Hagen<br />
 +
in: ’t Gruun Buukske 1992, 94<br />
 +
[[categorie:Zakelijk]]
 +
[[categorie:geschiedenis]]
 +
[[categorie:Eindhoven voor 1920]]

Huidige versie van 6 jan 2019 om 19:33

Het voorblad van het plakkaat van 12 december 1698.

1698: Alle graanmarkten in de Meierij voor vier maanden gesloten

Sinds jaar en dag is al bekend dat 1698 in Europa sprake is geweest van enorme misoogsten. Ook in de Republiek. Toen de gevolgen daarvan zich begonnen af te tekenen, is er door de landsregering niets nagelaten om te proberen te redden wat er nog te redden viel. Binnen twee maanden, tussen 16 oktober en 12 december 1698, verschenen er zeker tien plakkaten en publicaties met betrekking tot de graansituatie.(1)

Ten eerste werd de uitvoer van graan verboden. Vervolgens het produceren van bier, sterke drank (brandewijn) en stijfsel, waarvoor graan de voornaamste grondstof was. Ook op het houden van voorraden kwam een verbod. Niemand mocht méér graan in zijn huis of schuur hebben, dan voor een maand of hooguit zes weken voor een gezin nodig was. Speculanten werd de voet dwars gezet door optiehandel in graan te verbieden ("het verkopen van granen op tijd, die men optiepartijen noemt"). Op 12 december 1698 werd in de hele Meierij voor een periode van vier maanden een verbod ingesteld om nog enig graan ter markt te brengen, behalve dan naar de markt van 's-Hertogenbosch.
Dat laatste werd door 's-Hertogenbosch aangemoedigd door voor iedere af te leveren zak graan één stuiver extra voor elke af te leggen mijl of ieder uur gaans te betalen.

Dat het de heren ernst was bleek onder andere uit het feit dat er vanuit 's-Hertogenbosch onmiddellijk 35 ruiters en 33 soldaten in Eindhoven werden ingekwartierd om daar de voorraden op te nemen en de uitvoer te beletten.(2) Waarschijnlijk omdat iemand het praatje had rondgestrooid dat er in Eindhoven nog voorraden genoeg waren. Hoe de toestand daar werkelijk was, wordt duidelijk uit een Eindhovens rekest dat op 24 februari 1699 bij de Staten Generaal ter tafel is gekomen.(3)
Na het mislukken van de oogst van 1698 was daar slechts "seer schrale provisie" (= amper aanvoer) geweest. Dat had de prijzen tot exorbitante hoogte opgedreven. Een vat rogge, "waervan 14 vaten in een mud gaen", had maar liefst 64 a 65 stuivers opgebracht.

Op alle marktdagen was het voorgekomen dat er lieden naar huis hadden moeten gaan "sonder voor hun geit koorn te konne bekoomen". Toen commies Daniel van den Heugel met al zijn ruiters en soldaten vanuit 's-Hertogenbosch naar de stad was gekomen had hij moeten constateren dat er van "groote magasijnen", zoals gesuggereerd was, niets te bekennen viel. Integendeel, er heerste een "seer groote schaersheijt van granen" in de stad.

Door het verbod op de markten was de hongersnood inmiddels zo toegenomen "dat verscheijde huijsgesinden geheel weken sonder broot hebben geweest". In het begin was er nog wel wat graan te koop geweest bij molenaars, hoevenaars en tiendenaars in de omtrek, maar dat was nu ook afgelopen. Wat die nog over hadden was bestemd voor eigen consumptie of al geclaimd door andere plaatselijke besturen. "Waerdoor alle de inwoonderen der stadt de keele word toegebonden, sullende binnen korten van honger moeten vergaen".
Slechts intrekking van het plakkaat van 12 december 1698 zou soelaas kunnen brengen. Daar vroeg men dan ook om. "Opdat de markten van Eijndthoven wederom haren vortganck mochten hebben, als van oudts".
Bij het lezen van rekesten is het altijd wenselijk zich af te vragen in welke mate er van een overdreven voorstelling van zaken sprake is. Het zojuist geciteerde stuk zou echter best wel eens helemaal waar kunnen zijn. Daarvoor is er elders teveel materiaal van gelijke strekking aanwezig.

Eén voorbeeld kan hier wel gegeven worden. Van een beetje ver weg misschien, maar minder duidelijk is het er niet om. Uit de stadsrekeningen van Leiden is gebleken, dat men daar in 1699 een excessief groot bedrag ten behoeve van de stedelijke graanvoorraad heeft moeten besteden. Maar liefst ƒ 156.732,-, terwijl de stad daar jaren achtereen geen penning aan had hoeven te besteden.(4)

Rest voor dit crisisjaar nog de vermelding van de activiteiten van Herman Meulendijck uit Stratum. Blijkens zijn eigen zeggen in een rekest aan de Staten-Generaal (5) kocht hij al jarenlang grote partijen tarwe op in het Land van Kleef en de Spaanse kwartieren. Met de bedoeling die in te kunnen voeren in de Meierij. Omdat genoemde gebieden sinds kort echter geen tarwe meer wilden afstaan, zonder dat daarvoor enige rogge of boekweit retour werd geleverd (en zulke uitvoer nu juist door de Staten-Generaal ten strengste was verboden), verzocht hij bij deze om permissie daartoe. Onder garantie steeds tweemaal de waarde van de uit te voeren rogge en boekweit aan tarwe ten behoeve van de inwoners van Eindhoven en de prinsendorpen mee terug te zullen brengen. Hoe op dit verzoek beslist is, is niet bekend.

noten:
1- Rijksarchief ’s-Gravenhage, Archief Staten-Generaal (SG), inv.nr. 12176 (plakkaten 1697-1700), nrs. 25, 26, 27, 31, 38, 41, 42, 44, 45 en 46.
2- RHCe, Administratief Archief Eindhoven (AAEi), inv.nr. l (Resoluties 1680-1703): Res. d.d. 12 en 30 december 1698.
3- Rijksarchief ‘s-Gravenhage, Archief Staten-Generaal (SG) inv.nr. 7588, (Rekesten 1699 januari-februari).
4- P. Nagtegaal, "Stadsfinanciën en stedelijke economie. Invloed van de conjunctuur op Leidse stadsfinanciën 1620-1720", Economisch en Sociaal-Historisch Jaarboek 52 (1989) 96-147, aldaar 122.
5- Als bij noot 3: Rekest d.d. 8 januari 1699.

Literatuur:
Wie meer gedetailleerde informatie wenst over de graanschaarste in Eindhoven, verwijzen wij naar de studie "Bijdragen tot de geschiedenis (bijzonderlijk van het aloude hertogdom Brabant)": H.A.M, de Wit, "Naar de periferie? Enkele veranderingen op economisch gebied in Eindhoven tussen de jaren 1560 en 1670", Bijdragen tot de Geschiedenis, deel 73 (1990), 199-210.

J.W. Hagen
in: ’t Gruun Buukske 1992, 94