Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

De Eindhovense weekmarkt: verschil tussen versies

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Ga naar: navigatie, zoeken
Regel 20: Regel 20:
  
 
Jan Spoorenberg<br />
 
Jan Spoorenberg<br />
in: 't Gruun Buukske 1992,77
+
in: 't Gruun Buukske 1992, 77

Versie van 30 jul 2015 om 20:02

Ansichtkaart van de activiteiten op de Eindhovense Markt. (afbeelding archief Ferd Pasteels, poststempel 1-1-1901)
De weekmarkt

Een regelmatig terugkerende gebeurtenis, waaraan het plein zelfs zijn naam te danken had, was de markt. We weten niet hoe wij ons zo'n middeleeuwse marktdag precies moeten voorstellen. De producten zullen uitgestald hebben gelegen op de grond, op de karren waarmee zij waren aangevoerd en op overdekte kramen of open tafels. Deels stonden de verkopers van dezelfde soort producten bij elkaar, want al in de 16e en 17e eeuw werden delen van de markt aangeduid als Veemarkt (1540), Korenmarkt (1570) en Garenmarkt (1606).(1)

Maar blijkbaar gold dat niet voor alle producten of is die orde later wat verstoord geraakt, want nadat de burgerij in 1698 had geklaagd over de onoverzichtelijkheid van de markt, bepaalde het stadsbestuur dat de verkopers van boter en eieren voortaan in de Marktstraat moesten gaan staan tot aan het huis de Lelie en die van kippen in de hoek waar nu de Nieuwstraat begint.
Even verder op het plein kregen de boeren met knollen, kolen, wortelen, uien en appels een plaats, daarna die met tarwe, rogge en boekweit.
De Markt was niet groot genoeg om alle kooplieden een plekje te bieden. In de Rechtestraat stonden van de Marktstraat tot aan de Kerkstraat de verkopers van gerst, haver, brouwgoed en zout. In de Ten Hagestraat en het eerste deel van het Stratumseind konden de stedelingen Astense turf kopen en in de Jan van Lieshoutstraat Somerse klot (turf). Daarna is de markt nog niet helemaal ordelijk verlopen, want in 1727 werd in de Raad opnieuw over de regeling uit 1698 gepraat.(2)

De regeling zou intussen de indruk kunnen wekken dat er alleen kooplieden met agrarische producten en turf op de markt stonden. In werkelijkheid was het aanbod heel wat gevarieerder. Veel Eindhovense ondernemers werden door hun gildereglement verplicht met hun producten op de weekmarkt te staan, zoals b.v. de schoenmakers, de wevers van wollen stoffen en de hoedenmakers. Daarnaast stonden natuurlijk ook de leden van het kramersgilde op de markt.

In 1796 bepaalde het stadsbestuur, dat de haverkarren op marktdagen niet langer aan de Rechtestraat, maar op de Markt moesten worden geplaatst. Dergelijke aanpassingen zijn er blijkbaar meer geweest, want in het begin van deze eeuw werd de Marktstraat nog Hoendermarkt genoemd, en dat was ongetwijfeld naar het pluimvee dat er ooit te koop was geweest.

Het lijkt erop, dat aanvankelijk iedereen op de markt handel heeft mogen drijven, want in 1684 richtte het kramersgilde zich tot het stadsbestuur met het verzoek daaraan een einde te maken. Om de Eindhovense handelaars te beschermen, verbood het bestuur daarop aan kooplieden van buiten nog langer hun producten op de weekmarkten te verkopen, die langs de huizen uit te venten of binnenhuis te verkopen.(3) Hoe belangrijk de weekmarkt was, blijkt uit een verklaring van de historicus Van Oudenhoven, die in 1649 schreef dat "Eindhoven een seer groote Weeck-merckt (heeft), daer in vele steden van Brabant te boven gaende", een bewering die hij in 1670 nog eens bevestigde.(4)

Noten:
1. Mededeling J.Th.M. Melssen.
2 Administratief archief van Eindhoven AAE (RHCe), inv.nr. E5, resolutieboek stadsbestuur 1727-1732, blz 27 e.v. en 41 e.v.
3. Houben "De geschiedenis van Eindhoven", tweede deel 118 e.v.
4. Jacobus van Oudenhoven, "Beschrijvinge der Stadt ende Meyerye van 's-Hertogenbossche" 26 en dezelfde "Nieuwe en gantsch verm. beschrijvinge enz." 53.

Jan Spoorenberg
in: 't Gruun Buukske 1992, 77