Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

De eerste auto's en garagebedrijven in Eindhoven: verschil tussen versies

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Ga naar: navigatie, zoeken
(Nieuwe pagina aangemaakt met '<big>'''De eerste auto's en garagebedrijven in Eindhoven'''</big><br> Elke automobilist vindt het vanzelfsprekend, dat hij ergens in de buurt benzine kan tanken en...')
 
Regel 36: Regel 36:
 
[[categorie: Zakelijk]]
 
[[categorie: Zakelijk]]
 
[[categorie: Verkeer en vervoer]]
 
[[categorie: Verkeer en vervoer]]
[[categorie: Wegenvervoer]]
+
[[categorie: Wegvervoer]]

Versie van 26 jan 2019 om 21:27

De eerste auto's en garagebedrijven in Eindhoven

Elke automobilist vindt het vanzelfsprekend, dat hij ergens in de buurt benzine kan tanken en dat overal in ons land garagebedrijven zijn. Toch dateert deze situatie historisch gezien pas van betrekkelijk recente datum. In het begin van de twintigste eeuw bezat nog niemand in groot-Eindhoven een auto. De bewoners beperkten er zich hooguit toe de schaarse automobilist die Eindhoven passeerde angstig, of bewonderend en misschien met een tikje jaloezie na te kijken. Alleen voor winkelier G. Schellekens-Merx op de Kleine Berg had de auto zakelijke betekenis. Al in 1899 adverteerde hij in de Meierijsche Courant met automobielpetten.1
Afgezien van de hoofddeksels begint de Eindhovense autogeschiedenis in 1901. Op 5 januari van dat jaar maakte de Automobiel-Import-Maatschappij van M.W. Aertnijs in Nijmegen in de krant reclame voor zijn degelijke en goedkope automobielen, waaronder '2 persoons-rijtuigen' vanaf ƒ 1600,-.2
Michael Willem Lucius Josephus Aertnijs was in 1863 in Eindhoven geboren als zoon van een 'genees- en verloskundige', een huisarts dus. Toen hij in 1887 de stad verliet, had hij al een korte, maar roemrijke carrière achter de rug als wielrenner van de Eindhovense vereniging 'De Snelheid', de eerste Noord-Brabantse wielerclub.3 Landelijk werd hij vooral bekend als automobilist. Hij was in Nederland de derde die een auto bezat en vermoedelijk de eerste die er in ging handelen. De twee eerdere autobezitters hadden hun voertuig vanuit het buitenland laten opsturen. Michiel Aertnijs deed dat niet. Samen met een nog onmisbare monteur reed hij in 1897 als reclamestunt zelf zijn eerste Benz van de Duitse fabriek naar Nijmegen.4
Pas vier jaar later reed ook in Eindhoven een auto rond. De wagen was eigendom van de rentenier M.A. van der Velden.5 De wagen was drie meter lang en anderhalve meter breed en reed op benzine. Dat laatste was lang niet bij alle auto's het geval. Het is heel goed mogelijk, dat het voertuig een Benz van Michiel Aertnijs is geweest en dat de bestelling voor Aertnijs aanleiding was voor het plaatsen van zijn advertentie.
Van der Velden en Aertnijs zullen elkaar zeker hebben gekend. “Mijn vader heeft me dikwijls verteld dat Van der Velden er op zomerse zondagen met zijn voertuig op uit trok, om 's avonds laat terug te keren, getrokken door het paard van een te hulp geroepen Kempische boer”. Hij wist niet waar de wagen 's maandags weer rijvaardig werd gemaakt, maar volgens een andere bron zou dat in de smederij van Van Camp-van Hooff aan de Volderstraat (later deel van de Demer) zijn geweest. Dat bedrijf werd in 1903 overgenomen door J. Ligtvoet, die het voortzette onder de naam J. Ligtvoet-de Jong.6
Toen Van der Velden in januari 1903 een nieuwe auto aanschafte - die nog 20 cm langer was dan zijn oude - was hij nog steeds de enige Eindhovense automobilist. Daarna kwam er wat schot in de ontwikkelingen, want enkele maanden later kocht ook A.F. Philips een auto. Die was 3,24 m lang en 1,40 m breed. Korte tijd daarna nam de Gestelse sigarenfabrikant J.G.J. Kerssemakers van L.J. Baron van Tuyll van Serooskerke in Heeze diens oude voertuig over en waren er al drie. De wagen van Kerssemakers mat 2,10 m bij 1,35 m. In juli 1904 kocht en in mei 1905 volgde L. Stokvis in Gestel, de eigenaar van de Meierijsche Courant.7
Twee jaar later vroeg Brüning bij het Tongelrese gemeentebestuur een bouwvergunning aan voor een 'autohal'.8 Het woord 'garage' voor een autostalling kende hij blijkbaar nog niet. Het zou onjuist zijn te menen dat het hek inmiddels van de dam was voor de autoverkoop. In 1965 vertelde de autobusondernemer en garagehouder Henri J.P. Boon, dat hij in 1910 met zijn 'Spijker' Eindhoven had bezocht en dat er toen nog maar vier inwoners waren die ook een auto bezaten: 'de heren Philips, de heer Elias en de heer Brüning'.9 Ook al zijn er waarschijnlijk wat meer autobezitters geweest dan Boon dacht, uit zijn bewering blijkt wel, dat zelfs in 1910 nog weinig Eindhovenaren over een auto beschikten.

De eerste garagebedrijven
Een echt garagebedrijf bestond er aanvankelijk niet. Als een automobilist problemen had met zijn auto, ging hij meestal naar een rijwielhandelaar waar hij vertrouwen in had. Dikwijls was die tevens grofsmid. De stap van rijwiel naar auto was groot, maar voordat een smid zich aan de reparatie van auto's waagde, had hij dikwijls al wat ervaring opgedaan met motorfietsen.
Van smid J. Ligtvoet is bekend, dat hij al in 1896 op een Minerva-motor reed. Dat was nog voor zijn komst naar Eindhoven. In 1906 was hij agent van de 'bekende' Cito-rijwielen en een jaar later was hij behalve voor Cito-, Royal-Enfield- en Germaanrijwielen ook dealer voor F.N.-motorrijwielen.
Automobilisten konden toen bij hem terecht voor benzine en Michelin- en Glincker-autobanden. De stap naar een echte garage was hierna nog maar klein, maar werd door Ligtvoet pas in 1929 gezet. Het bedrijf was toen al tien jaar aan het Stratumseind gevestigd. In 1937 werd de zaak gesplitst. Een van de zoons ging daarna aan het Stratumseind verder met de smederij c.a. en de andere opende aan de Zwembadweg een nieuwe garage.10

Jan Spoorenberg 2004

Noten:
1 Regionaal Historisch Centrum Eindhoven (RHCe) Meierijsche Courant (MC) 28-10-1899
2 MC 5-1-1901
3 Jan Spoorenberg, Fietsen in Eindhoven 1886-1920. In: 't Gruun Buukske 1987, 16 19
4 Ariejan Bos: De gebruikers geteld: het vroege Nederlandse automobilisme in cijfers en statistieken. In: Ariejan Bos e.a. Het Paardloze voertuig: de auto in Nederland een eeuw geleden. Deventer 1996, 25
5 Rijksarchief in Noord-Brabant (RANBr). Archief Rijkswaterstaat in Noord-Brabant 1811-1953. inv. nrs. 809-810
6 RHCe, Eindhovens Dgblad (ED), 4 jini 1966, Garagehouder en rallyrijder. ook: MC, 1-1-1904, nieuwjaarswens
7 RANBr, Archief Rijkswaterstaat in Noord-Brabant 1811-1953, inv. nrs. 809-810. Ook: Ariejan Bos, lijst van volgnummers der vergunningen voor het berijden van rijkswegen. in: Het paardloze voertuig: de auto in Nederland een eeuw geleden, 271 e.v.
8 RHCe, Administratief Archief (AA) Tongelre inv. nr 588, f 37v
9 ED 19-3-1965: Hnri J.P. Boon, 75 jaar
10 ED 4-6-1966, Garagehouder en rallyrijder. Ook: RANBr, archief Kamer van Koophandel Eindhoven, dossier handelsregister nr. 550


Bronnen:
Uit: Jaarboek Eindhoven 2003/2004 blz 41-59
DE VROEGSTE GESCHIEDENIS VAN DE AUTO IN EINDHOVEN