Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

Gestelse molens: verschil tussen versies

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Ga naar: navigatie, zoeken
Regel 10: Regel 10:
 
De derde Gestelse molen was '''de rosoliemolen van E. van Gennip''', die aan de Blaarthemseweg stond, van de stad af gezien even voorbij de Tinelstraat aan de rechtse kant. De molen werd in 1831 omschreven “in een hecht, ruim, goed onderhouden steenen lokaal aangetroffen, heeft twee werkbanken, twee koppelen heijen, vijf vijzels of stampers voor zaad en koeken, benevens een paar looper steenen en worden opgenoemde werktuigen gelijktijdig door twee paarden in beweging gebragt”.
 
De derde Gestelse molen was '''de rosoliemolen van E. van Gennip''', die aan de Blaarthemseweg stond, van de stad af gezien even voorbij de Tinelstraat aan de rechtse kant. De molen werd in 1831 omschreven “in een hecht, ruim, goed onderhouden steenen lokaal aangetroffen, heeft twee werkbanken, twee koppelen heijen, vijf vijzels of stampers voor zaad en koeken, benevens een paar looper steenen en worden opgenoemde werktuigen gelijktijdig door twee paarden in beweging gebragt”.
 
De huurwaarde werd na aftrek voor onderhoud getaxeerd op ƒ 100,-.<br />
 
De huurwaarde werd na aftrek voor onderhoud getaxeerd op ƒ 100,-.<br />
 
Clara van Steijnvoirt is tot circa 1590 gehuwd met Jan Jan Leijten sr., de zoon van molenaar Jan Leijten. Zij hertrouwt met Jan Willems van Houtert, de molenaar op Coll, pachter van de Prinsenmolen te Stratum (1594-1601) en later molenaar op de Genneper watermolen. Clara overlijdt kort vóór 1610. De invloedrijke Eindhovenaar Willem van Flodrop was inmiddels getrouwd met Joanna, een dochter van Jan  Leijten en Clara van Steinvoirt. Hij koopt de Genneper watermolen in 1618.<br />
 
 
In 1624 koopt Jan Jan Leijten de jonge (1583-1657) de Genneper watermolen. Deze Jan, die zich later steevast Johan Baptist Leijten noemt, is schout van Eindhoven en Woensel (1621-1651). Hij koopt in 1623 het huis "Het Paradijs" aan de Dommel. Door prins Frederik Hendrik werd hem in 1629 bijzondere bescherming geboden op het [[Kasteel van Eindhoven]], waar hij een tijd lang als stadhouder heeft gewoond.<br />
 
Na het overlijden van Johan Baptist erven de dochters Maria en Clara de Genneper watermolen. <br />
 
Later bezitten Jan Jacob en zijn broer Joseph Adriaan Leijten de molen (in 1682 en circa 1700). Zij zijn kleinzonen van Aert, de broer van Jan Jan Leijten.
 
 
De Genneper watermolen was in 1831 in het bezit van de wed. Th. Smits. Volgens P.W.E.A. van Bussel (1) kwamen in 1884- na de dood van de laatste dochter van Th. Smits drie vierde van de eigendomsrechten van de molen in bezit van A.J. Holten, die voordien molenaar op de molen van
 
Van Gennip was geweest. Zijn dochter, die in 1933 met molenaar O. Vink trouwde, erfde zijn aandeel. In 1955 kocht de gemeente Eindhoven de molen aan voor de sloop. Desondanks werd de molen in 1963 geheel gerenoveerd. Het oude molenaarshuis werd daarbij door een modern woonhuis vervangen en achter de molen werd een grote schuur opgetrokken.
 
Volgens P.W.E.A. van Bussel is de bedrijfswaarde van de molen op waterkracht gering. Hij vermoedt, dat daarom reeds in 1903 een machinekamer werd gebouwd, waarin een zuiggasmotor werd geplaatst voor de aandrijving. In de dertiger jaren werd de motor vervangen door een Thomassen dieselmotor, die op zijn beurt tijdens de oorlog werd vervangen door een elektromotor.<br />
 
 
Ofschoon de Gestelse rosmolen nog in 1853 wordt vermeld in de boedelbeschrijving van de weduwe van E. van Gennip, was het gebouw toen al lang niet meer als molen in gebruik. In 1838 had zoon J. van Gennip toestemming gekregen om de rosmolen om te bouwen tot een windmolen en die te verplaatsen naar de Broekakker tussen de Broekstraat en de Lange Dijk in de buurt van de grens met Zeelst.<br />
 
De molen werd toen ook als schorsmolen ingericht en een jaar later volgde vergunning voor de installatie van een graan- en pelmolen. In het provinciaal verslag over 1866 konden daarom voor Gestel twee graanmolens worden vermeld: de Genneper en de Blaarthemse.<br />
 
In 1867 kreeg de weduwe van J. van Gennip toestemming om een nieuwe wind olie-, graan- en schorsmolen op te richten op een terrein dat gelegen was tussen de Gestelsestraat en de spoorlijn naar Valkenswaard, ongeveer op de hoogte van de tegenwoordige Brederolaan. De molen werd verhuurd. Zoals reeds vermeld, was A.J. Holten hier molenaar voordat hij naar de Gennepermolen verhuisde. Hij werd opgevolgd door C.W. de Gier en die in latere jaren weer door F. Verheggen.<br />
 
Op 1 januari 1888 ging de molen in vlammen op. De brand werd 's morgens om half zes ontdekt door de molenaar van Gennep, A.J. Holten, en zijn knecht, die op weg waren naar Eindhoven en bij het heldere maanlicht rook uit de molen zagen opstijgen. Zij wekten molenaar F. Verheggen. Voordat de buren met water ter plaatse waren sloeg de vlam reeds in de kap, waarna niet meer aan het behoud van de molen te denken viel. De voorraad graan werd een prooi van de vlammen. Slechts tien mud rogge en een tiental zakken schors die onder in de molen lagen konden worden gered.<br />
 
De molen, die verzekerd was, werd weer opgebouwd en een jaar later door de eigenaresse aan F. Verheggen verkocht.
 
Intussen was er in Gestel nog een molen geweest. In 1877 had P.J. Mannaerts toestemming gekregen om aan de Hoogstraat een stoom schors- en graanmolen te bouwen met een stoomketel van 12 pk. Hetzelfde jaar had ook de Lieshoutse genees, heel- en verloskundige H.J. de Mol een vergunning gevraagd voor de bouw van een stoom schors-, olie- en graanmolen met een machine van 8 pk en een stoomketel van 12 pk, maar deze aanvraag betrof dezelfde molen. Van 1877 tot en met 1886 staat het bedrijf in de Gestelse gemeenteverslagen vermeld als de molen van H.J. de Mol en al die tijd was P.J. Mannaerts de molenaar. In de loop van het laatste jaar werd het bedrijf opgeheven en verhuisde P.J. Mannaerts naar Stratum. In het provinciaal verslag over 1893 werden dan ook opnieuw slechts twee Gestelse molens vermeld: de graan- en oliemolen op Gennep en de schors- en graanmolen van F. Verheggen.
 
In 1912 werd aan de Hoogstraat een nieuwe stoomgraanmaalderij opgericht. In het bedrijf van A. en P. van Luytelaer stond een benzinemotor van 16 pk opgesteld, die in 1919 door een zuiggasmotor van 18 pk werd vervangen. Het bedrijf werkte toen met twee koppel stenen en een kalkbreker.<br />
 
  
 
'''bronnen:'''<br />
 
'''bronnen:'''<br />

Versie van 7 dec 2014 om 12:39

De Genneper Watermolen. Archief Hüsken.

Gestelse molens

De Genneper watermolen bestond uit een graanmolen én een oliemolen.
De graanmolen werd in 1831 omschreven als een “tamelijk ruim en buitengewoon goed onderhouden steenen gebouw heeft twee koppelen steenen, die gelijktijdig kunnen werken en door een scheprad op de rivier de Dommel, welke nagenoeg altijd van genoegzaam water voorzien is, in beweging gebragt worden”. De oliemolen werd in 1831 omschreven als een “goed onderhouden steenen gebouw met eene werkbank, een koppel heijen en een paar looper steenen, welke door een scheprad op de rivier de Dommel in beweging gebragt worden”.
De huurwaarde van de graanmolen werd na aftrek van één derde voor onderhoud getaxeerd op ƒ 400, en de oliemolen op ƒ 200,-.

De derde Gestelse molen was de rosoliemolen van E. van Gennip, die aan de Blaarthemseweg stond, van de stad af gezien even voorbij de Tinelstraat aan de rechtse kant. De molen werd in 1831 omschreven “in een hecht, ruim, goed onderhouden steenen lokaal aangetroffen, heeft twee werkbanken, twee koppelen heijen, vijf vijzels of stampers voor zaad en koeken, benevens een paar looper steenen en worden opgenoemde werktuigen gelijktijdig door twee paarden in beweging gebragt”. De huurwaarde werd na aftrek voor onderhoud getaxeerd op ƒ 100,-.

bronnen:
Het Gruun Buukske, periodiek van de Heemkundige Studiekring, jaargang 1981
Genealogie Leijten, Henk van den Brink, in: Genealogisch Tijdschrift voor Oost-Brabant, jaargang 10. 11 en 12

Jan Spoorenberg, 1981
Jos Hüsken 2014