Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

Het Geveltje: verschil tussen versies

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 21: Regel 21:
In april 1882 kocht Johanna Catharina Kemps het pand. Het kadaster vermeldt geen beroep bij haar naam. Een zekere Anna Maria van Dijsseldonk bewoonde het pand. Volgens een officiële overeen- komst mocht zij er tot haar dood blijven wonen.<br />
In april 1882 kocht Johanna Catharina Kemps het pand. Het kadaster vermeldt geen beroep bij haar naam. Een zekere Anna Maria van Dijsseldonk bewoonde het pand. Volgens een officiële overeen- komst mocht zij er tot haar dood blijven wonen.<br />


In januari 1892 kocht Johannes Josephus de Vlam het pandje via een openbare verkoping. De Vlam was onderwijzer en in de notariële archieven werd gesproken van 'directeur der normaallessen'. In 1904 werden zijn zoon sigarenfabrikant Johan Jozef Julius de Vlam uit Eindhoven en zijn vrouw Bertha Elisabeth Joanna van Migem de volgende eigenaren. Tot 1911 bleef Anna van Dijsseldonk echter de bewoonster van het pandje. Volgens een publicatie in de krant zou het pand gediend hebben als koetsierswoning van fabrikant De Vlam in de Rechtestraat. Dit zou alleen in de periode tussen 1911 en 1921 het geval kunnen zijn, want in juli 1921 kocht Wilhelmina Maria Adolphina Spoorenberg het pand. Zij was drogiste van beroep. Vervolgens kochten De Vlam en Van Migem het pandje in oktober 1933 terug.<br />
In januari 1892 kocht Johannes Josephus de Vlam het pandje via een openbare verkoping. De Vlam was onderwijzer en in de notariële archieven werd gesproken van 'directeur der normaallessen'. In 1904 werden zijn zoon sigarenfabrikant Johan Jozef Julius de Vlam uit Eindhoven en zijn vrouw Berthe Elisabeth Joanna van Migem de volgende eigenaren. Tot 1911 bleef Anna van Dijsseldonk echter de bewoonster van het pandje. Volgens een publicatie in de krant zou het pand gediend hebben als koetsierswoning van fabrikant De Vlam in de Rechtestraat. Dit zou alleen in de periode tussen 1911 en 1921 het geval kunnen zijn, want in juli 1921 kocht Wilhelmina Maria Adolphina Spoorenberg het pand. Zij was drogiste van beroep. Vervolgens kochten De Vlam en Van Migem het pandje in oktober 1933 terug.<br />


[[Bestand:Geveltje JVL.jpg|thumb|400px|right|Het typerende geveltje van café Het Geveltje aan de Jan van Lieshoutstraat.]]In 1946 werd in het pand een kunsthandel gevestigd en de bergplaats daarachter werd als atelier ingericht. Vanaf die datum tot 1960 is het antiekwinkeltje annex kunsthandel met de naam 't Geveltje op dit adres gevestigd geweest. Het werd geëxploiteerd door mevrouw L. Welp-Lambers, die ook de bouwvergunning in 1946 had aangevraagd. In een advertentie in het tijdschrift Brabants Heem uit 1953 maakte zij reclame voor haar moderne en antieke geschenken en in 1959 spoorde ze de lezers aan om de regelmatig terugkerende exposities te bezoeken.<br />
[[Bestand:Geveltje JVL.jpg|thumb|400px|right|Het typerende geveltje van café Het Geveltje aan de Jan van Lieshoutstraat.]]In 1946 werd in het pand een kunsthandel gevestigd en de bergplaats daarachter werd als atelier ingericht. Vanaf die datum tot 1960 is het antiekwinkeltje annex kunsthandel met de naam 't Geveltje op dit adres gevestigd geweest. Het werd geëxploiteerd door mevrouw L. Welp-Lambers, die ook de bouwvergunning in 1946 had aangevraagd. In een advertentie in het tijdschrift Brabants Heem uit 1953 maakte zij reclame voor haar moderne en antieke geschenken en in 1959 spoorde ze de lezers aan om de regelmatig terugkerende exposities te bezoeken.<br />

Versie van 28 nov 2019 08:27

Het typerende geveltje van café Het Geveltje aan de Jan van Lieshoutstraat. (afbeelding uit Eindhovens Verborgen Verleden, RHCe)


Het Armenhuisje / Kunsthandel 't Geveltje
Jan van Lieshoutstraat 26

Volgens de jaarankers, die bij een opknapbeurt rond 1995 jammer genoeg verwijderd zijn, is dit huisje in 1711 gebouwd. Lange tijd werd de naam Achterstraat gebruikt voor het straatje dat hier ligt, maar circa 1784 werd de naam van de straat omgedoopt in Rozemarijnstraat. In 1920 werd de naam noodgedwongen veranderd in Jan van Lieshoutstraat. In Stratum, dat toen deel van Eindhoven was geworden, bestond namelijk al een Rozemarijnstraat.

Het pand heeft een gepleisterde plint. De gevel is opgetrokken met handgevormde baksteen en is aan de schuine bovenzijden in de top voorzien van zogeheten vlechtingen. Die zijn gemaakt door bakstenen in zaagtandverband loodrecht op de schuine kant van de topgevel te metselen. Een dergelijke manier van metselen moet voorkomen dat er vocht in de gevel kan binnendringen. Het raam aan de rechterzijde heeft een kozijn dat nog 17de-eeuws kan zijn en mogelijk van elders komt. De deur in het midden van het pand is tijdens een restauratie vervangen door een langwerpig raam, waarbij de roedenverdeling van het rechterraam is gekopieerd. Het zadeldak is belegd met de zogenoemde oud holle dakpan. Bouwhistoricus Van der Hoeve oppert de mogelijkheid, dat het pandje mogelijk 17de-eeuws is.

Was het armenhuisje wel een armenhuisje?
Volgens de verhalen werd dit pandje samen met nog twee of drie huisjes aan de Achterstraat gebouwd als protestants diaconiehuisje. De pandjes zijn ooit gekocht als investering voor de kerkgemeente.
In de napoleontische tijd werd in een belastingregister ook melding gemaakt van een huis en een tuin aan deze straat, die behoorden tot de 'Diaconie Protestante'. Maar helaas weten we niet exact om welk huis het toen ging. Het huisje op deze plaats is als enige bewaard gebleven. Aan de linkerzijde van de Jan van Lieshoutstraat 26 stond lange tijd een klein soortgelijk pandje, dat echter in 1934/35 werd gesloopt. Dat links gelegen, gesloopte pandje had recht op de naam 'armenhuisje' en dat was inderdaad tot 1921 eigendom van de Eindhovense Diaconie der armen van de Nederlandse Hervormde Kerk. Maar het hier beschreven pandje op nummer 26, dat nu dus nog bestaat, was al in 1811 in bezit van particulieren en niet van de kerk. De naam armenhuisje voor dit pandje is derhalve wellicht alleen vóór 1811 van toepassing geweest.

Eigendom van de families Bits en Smits
Francis Bits was tot 1795 de eigenaar van dit huisje, dat destijds een geheel vormde met het (allang afgebroken) rechterbuurpandje. Zijn kinderen verkochten het na zijn overlijden aan brouwer Jan Nicolaas Smits. In het belastingkohier van 1811 werd Jean Nicolas Smits dus als eigenaar genoemd van dit pandje, waaraan de klasse 9 werd toegekend. `Dat is de klasse voor de minst gerieflijke huizen.
Smits is overleden op 23 december 1825 en in oktober 1838 liet Wilhelmina Huberta Kuijpers, zijn weduwe, haar bezittingen na aan een achttiental leden van de familie Smits, waaronder een aantal brouwers en een wijnkoper. Een van hen was Maria Elisabeth Smits, de echtgenote van kostschool houder Hermanus Antonius Boex. De familie verkocht het pand in november 1841 aan Johannes Hubertus Gruyters, een apotheker. Volgens de verkoopakte huurden de kinderen Philips het pandje in die jaren.
Gruyters verkocht het pand, dat samen met het pand aan de Rechtestraat 55 één bezit vormde, in maart 1859 aan Wilhelmus Theodorus Hermans, een goudsmid en lid van de gemeenteraad uit Eindhoven. Ons is niet bekend of hij hier of in het bijbehorende pand aan de Rechtestraat 55 zijn winkel en eventueel werkplaats heeft gehad. Met betrekking tot deze man is nog een reclameplaat bekend, die vervaardigd was door drukker A.G. van Dijck. Die woonde destijds aan het Stratumseind. Hermans maakte reclame voor zijn 'fabrijk in zilveren kerkwerken'. Op die reclameprent nodigt hij de geïnteresseerden uit om een kijkje te nemen in zijn winkel. Zijn naam werd, als lid van het kerkbestuur, ook vermeld op een plaquette die ter gelegenheid van de eerstesteen-legging in 1861 in de Catharinakerk is ingemetseld.

De oude muurankers met het jaartal 1711 werden in 1995 vervangen door 4 reusachtige ijzeren staven.

In april 1882 kocht Johanna Catharina Kemps het pand. Het kadaster vermeldt geen beroep bij haar naam. Een zekere Anna Maria van Dijsseldonk bewoonde het pand. Volgens een officiële overeen- komst mocht zij er tot haar dood blijven wonen.

In januari 1892 kocht Johannes Josephus de Vlam het pandje via een openbare verkoping. De Vlam was onderwijzer en in de notariële archieven werd gesproken van 'directeur der normaallessen'. In 1904 werden zijn zoon sigarenfabrikant Johan Jozef Julius de Vlam uit Eindhoven en zijn vrouw Berthe Elisabeth Joanna van Migem de volgende eigenaren. Tot 1911 bleef Anna van Dijsseldonk echter de bewoonster van het pandje. Volgens een publicatie in de krant zou het pand gediend hebben als koetsierswoning van fabrikant De Vlam in de Rechtestraat. Dit zou alleen in de periode tussen 1911 en 1921 het geval kunnen zijn, want in juli 1921 kocht Wilhelmina Maria Adolphina Spoorenberg het pand. Zij was drogiste van beroep. Vervolgens kochten De Vlam en Van Migem het pandje in oktober 1933 terug.

Het typerende geveltje van café Het Geveltje aan de Jan van Lieshoutstraat.

In 1946 werd in het pand een kunsthandel gevestigd en de bergplaats daarachter werd als atelier ingericht. Vanaf die datum tot 1960 is het antiekwinkeltje annex kunsthandel met de naam 't Geveltje op dit adres gevestigd geweest. Het werd geëxploiteerd door mevrouw L. Welp-Lambers, die ook de bouwvergunning in 1946 had aangevraagd. In een advertentie in het tijdschrift Brabants Heem uit 1953 maakte zij reclame voor haar moderne en antieke geschenken en in 1959 spoorde ze de lezers aan om de regelmatig terugkerende exposities te bezoeken.

In juni 1958 kochten de kooplieden Henricus C. en Christianus H. van de Meerakker uit Eindhoven dit pand en een extra opslagruimte naast het pand. Deze ruimte bevond zich achter een in november 1999 gesloopte paarse muur aan de rechterzijde van het huis. Na 1960 werd het pand nog gedurende een korte tijd gebruikt als opslagplaats voor koffers van de firma Emco, een winkel in lederwaren.
Al vroeg in de jaren zestig werd ook dit deel van de Jan van Lieshoutstraat meegetrokken in de rage om de omgeving van het Stratumseind om te vormen tot een groot uitgaanscentrum. In 1960 werd het pand in opdracht van beide Van de Meerakkers gerestaureerd door architect Th. v.d. Meiracker. Tijdens deze restauratie is het witte pleisterwerk verwijderd en kwam de originele baksteenstructuur weer tevoorschijn. De antiekwinkel werd toen veranderd in een café. Van 1973 tot 1976 was hier café Club The Little One gevestigd, daarna kreeg het de naam bar The Little One.
Tot omstreeks 1995 waren de jaarankers, die de (ver)bouwdatum 1711 lieten zien, op de voorgevel uitgebeeld. Ze zijn echter om onbekende redenen verwijderd en vervangen door vier fantasieloze muurankers van ongeveer één meter lang. In Eindhoven is het begrip 'oud' nu eenmaal taboe!

Bron:
Eindhovens Verborgen Verleden, Jos en Bauke Hüsken, 2006, Zaltbommel.