Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
Het wapen van de voormalige gemeente Woensel
Het wapen van de voormalige gemeente Woensel
De oudste vermelding van Woensel treffen we aan op 24 mei 1107 als paus Paschalis II de abdij van Sint-Truiden bevestigt in het bezit van alle aan haar geschonken goederen, waaronder de altaren (lees: kerken) van Woensel en Son. In het begrip altaar of kerk in de oorkonde waren veelal ook het patronaatsrecht en de tienden begrepen.(1)
Nog in diezelfde eeuw wordt Woensel de hoofdplaats van het gelijknamige dekenaat genoemd. Later blijkt de kerk er te zijn toegewijd aan de Heilige Petrus (feestdag 22 februari: Petrus Stoel van Antiochie). De parochie omvatte oorspronkelijk met zekerheid ook het grondgebied van de latere parochies Eindhoven en Stratum, misschien ook die van Strijp. De oudste vermelding van een pastoor dateert uit 1289.
Gezien de geschiedenis van de abdij van Sint-Truiden moet de kerk van Woensel met het patronaatsrecht en de tienden, cijnsrechten e.d. al voor 1083 in handen van de abdij zijn geweest. Hoe en wanneer de abdij de Woenselse goederen en rechten heeft verkregen is zelfs de kroniekschrijver uit het begin van de 12de eeuw al niet meer bekend. Het is niet uitgesloten, dat de schenking afkomstig is van Sint Trudo zelf, die in de 7de eeuw leefde en zijn (voor-) vaderlijke goederen aan de door hem gestichte abdij schonk. Toen was onze regio echter nog een missiegebied.
In de 9de-eeuwse opsomming van de aartsdiaconaten van het bisdom Luik komt dat van Campinia (Kempenland) nog niet voor.
Een aantal rechten van de abdij van Sint-Truiden werd rond het midden van de 13de eeuw door Engelbert, heer van Cranendonk, geusurpeerd. Het patronaatsrecht moet hij al in 1254 in handen hebben gehad en in 1257 klaagt de abt dat 'heer Engelbert' zich na het overlijden van de abdijhoevenaars het beste stuk vee toeëigent, waarop de abdij recht heeft. In 1260 klaagt de abt dat 'ons heer Engelbert' zich ten onrechte de abdijtiende te Woensel aanmatigt. In diezelfde jaren blijkt dat de cijnzen van de abdij voor het huis van de dienaar van heer Engelbert worden geïnd, daags na 0.L.V.-Geboorte.(2) Daarnaast draagt heer Engelbert de jaarlijkse kosten van het recht van herberg van de abdijproost en zijn gevolg.
Uit 14de-eeuwse gegevens weten wij, dat de heer van Granendonk toen in het bezit was van het patronaatsrecht van Woensel, cijnzen en tienden aldaar en van het goed Ten Gruythuze (later: Kronehoef), waar de grondcijnzen werden geïnd op Sint Maarten (3) in de winter. Het recht van herberg bleef tot het einde van het Ancien Regime voorbehouden aan de abdij.
Het kerkelijk domein Woensel komt dus rond het midden van de 13de eeuw in handen van de heren van Cranendonk uit het huis Horn. Engelberts zoon Willem I van Cranendonk treedt in 1273 op als leenheer te Woensel met zijn drie leenmannen, drie erfpachters en drie dienaren. De in de jaren 1253-1273 genoemde schout Thielman kan worden gezien als de schout van de heer van Cranendonk voor Woensel en het Cranendonkse deel van Eindhoven. Met zekerheid kunnen we pas in 1303 de Cranendonks als grondheer van Woensel zien. In 1321 bezitten zij daar een gericht (= rechtbank). In 1326 - misschien al in 1304 - is sprake van schepenen (= rechters) van Woensel. Het college van leenmannen van Cranendonk, hiervoor al genoemd in 1273, heet later het 'wettich overhooft" van dit gericht te zijn.
De thans nog bewaard gebleven oorkonden van schepenen van Woensel leren ons dat deze schepenen met hun persoonlijke zegels zegelden. De twee bekende zegels van de schepenbank geven het wapen weer van de heren van Cranendonk uit het huis Horn, die tot 1342 ook heren van Woensel waren. Het is dus zeker dat het oudste zegel van voor 1342 dateert.
Type 1.
Van het randschrift is nog leesbaar: *S*DIT ( )E( )L*TOT*( — )NSSEL. Binnen de legenda zien we een versierd rondeel, waarop een wapenschild is geplaatst met drie horens (2,1), ongesmukt, met de mondstukken heraldisch links. Het typerende van de zegel is, dat achter het schild en het rondeel een sleutel zichtbaar is met de handgreep en de baard aan de onder- cq bovenzijde van het zegel binnen het randschrift. Deze sleutel geeft aan, dat de bank van Woensel ressorteerde onder de parochie van de H.Petrus. Daar in 1589 het tweede zegelstempel van de Woenselse schepenbank werd gesneden, moet het eerste zegel tot (kort voor) dat jaar in gebruik zijn geweest.
Type 2.
Binnen eenzelfde rondeel als in het zegel van type l treffen wij het wapen van de heren van Cranendonk aan (drie gesmukte horens (2,1) met de mondstukken heraldisch links.
Dit zegel, dat dus in de jaren 1589-1815 in gebruik is geweest, wordt niet alleen aangetroffen onder de vele akten van de schepenen van de bank van Woensel, maar ook onder die van de bank van Gestel, Strijp en Stratum. Hiervan zijn talloze voorbeelden te vinden op de zogenaamde borgbrieven van die drie dorpen. Dit feit duidt erop, dat de laatstgenoemde bank tot 1810 geen eigen zegel heeft gekend. Dit geldt voor de periode van 17e tot het begin van 19e eeuw. Een verklaring voor dit gebruik kan liggen in het feit dat prins Maurits (als heer van Cranendonk) vóór 1625 de secretarieën van Eindhoven-Woensel en van Gestel-Strijp-Stratum heeft verenigd.
Het gemeentewapen.
Op 16 juli 1817 bevestigt de Hoge Raad van Adel de gemeente Woensel in het bezit van het volgende wapen: zijnde van lazuur beladen met drie horens van goud, staande twee en een. Hier werden dus de Rijkskleuren toegepast op het wapen van de heren van Cranendonk, terwijl de omschrijving had moeten zijn: zijnde van zilver beladen met drie horens van keel, staande twee en een. Het gemeentewapen van 1817 is door de gemeente gevoerd tot haar opheffing in 1920 en is thans (in kleur) nog te zien in de gevel van het uit 1896 daterende voormalige gemeentehuis aan de Kloosterdreef.
J.Th.M. Melssen
bron:
’t Gruun Buukske 1986
noten:
1-
2- Onze Lieve Vrouw Geboorte (Maria Geboorte) werd jaarlijks gevierd op 8 september.
3- Het feest van Sint-Maarten wordt jaarlijks gevierd op 11 november.