Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

Jan van Best: verschil tussen versies

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Ga naar: navigatie, zoeken
 
Regel 4: Regel 4:
 
† 21-4-1958 Brussel<br />
 
† 21-4-1958 Brussel<br />
  
Zoon van tabaksfabrikant Jan van Best en Josephina Catherina Pompen, Huwde op 21 juli 1914 in Helmond met Maria Josepha Cornelia Bogaers.
+
Zoon van tabaksfabrikant Jan van Best en Josephina Catherina Pompen. Huwde op 21 juli 1914 in Helmond met Maria Josepha Cornelia Bogaers.
 
Afgestudeerd als meester in de rechten, gepromoveerd en werkzaam in Eindhoven als advocaat tot 1924.<br />
 
Afgestudeerd als meester in de rechten, gepromoveerd en werkzaam in Eindhoven als advocaat tot 1924.<br />
 
Van 1910 tot 1918 lid van de Tweede Kamer.<br />
 
Van 1910 tot 1918 lid van de Tweede Kamer.<br />

Huidige versie van 23 mrt 2016 om 09:38

Best, mr. dr. Joannes van (Jan), wethouder

  • 21-8-1880 Valkenswaard

† 21-4-1958 Brussel

Zoon van tabaksfabrikant Jan van Best en Josephina Catherina Pompen. Huwde op 21 juli 1914 in Helmond met Maria Josepha Cornelia Bogaers. Afgestudeerd als meester in de rechten, gepromoveerd en werkzaam in Eindhoven als advocaat tot 1924.
Van 1910 tot 1918 lid van de Tweede Kamer.
Wethouder van Eindhoven vanaf 1920 tot 1924.

Pastoor Sicking legde het volgende verhaal vast:

Het nu volgende verhaal heeft Den Turk mij zelf verteld.
Een keer zou de volgende dag een wissel vervallen en de smid had geen geld om deze te voldoen. Nou ja, zei hij tegen zijn vrouw, die zo zacht was als hij ruw, maar die altijd zacht door hem behandeld werd, we hebben het geld niet, maar laten we samen het rozenhoedje bidden en dan maar gaan slapen. Maar midden in de nacht werd hard op de deur geklopt en toen Den Turk uit bed sprong, stond er mr. dr. Jan van Best.
“Toirkens, ge hebt nog geld van mij te goed. Ik wou dit nu afbetalen”. Den Turk was uit de brand, maar de volgende morgen hoorde hij, dat Jan van Best, de gloedvolle spreker en oud-Tweede Kamerlid, in moeilijkheid gekomen, met de noorderzon naar België was uitgeweken. Hij had de ambachtsman toch nog willen betalen.

J.J.M. Sicking, pastoor
in ’t Gruun Buukske 1974, dl 28-12