Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
Strijp volgens pastoor Matthias Josephus Botti: verschil tussen versies
| Regel 1: | Regel 1: | ||
[[bestand:Pastorie Strijp 1910.jpg|thumb|right|300px|Opname van de pastorie van Strijp. Tegenover deze pastorie staat de oude kerk. ''(afbeelding uit bestand F. Smeets, archief Hüsken)'']]|<big>'''De gemeente Strijp in 1801<br />'''</big> | [[bestand:Pastorie Strijp 1910.jpg|thumb|right|300px|Opname van de pastorie van Strijp. Tegenover deze pastorie staat de oude kerk. ''(afbeelding uit bestand F. Smeets, archief Hüsken)'']]|<big>'''De gemeente Strijp in 1801<br />'''</big> | ||
| − | De pastoor | + | De pastoor van Strijp schrijft in 1801:<br /> |
Wat betreft den staat van de gemeente Strijp, zoo bestaat onder den Pastoor Matthias Josephus Botti, zonder capellaan, de geheele gemeente uyt 675 communicanten en 200 minderjaarige, nog geen communicanten, dus 875 zielen, van welke wel de helf, bezonder des winters, behoeftige lieden zijn, en ruym een derde van de gemeente | Wat betreft den staat van de gemeente Strijp, zoo bestaat onder den Pastoor Matthias Josephus Botti, zonder capellaan, de geheele gemeente uyt 675 communicanten en 200 minderjaarige, nog geen communicanten, dus 875 zielen, van welke wel de helf, bezonder des winters, behoeftige lieden zijn, en ruym een derde van de gemeente | ||
wezentlijk arm, en daar de armkas, alhier min toerijkende is tot der zelver onderstand, verschijde hunner publiek een aalmoes vragen, en andere wegens haare behoeftighijd wel genoodzaakt zijn in 't geheym almoessen aan te nemen.<br /> | wezentlijk arm, en daar de armkas, alhier min toerijkende is tot der zelver onderstand, verschijde hunner publiek een aalmoes vragen, en andere wegens haare behoeftighijd wel genoodzaakt zijn in 't geheym almoessen aan te nemen.<br /> | ||
Huidige versie van 29 jan 2022 om 16:10
De pastoor van Strijp schrijft in 1801:
Wat betreft den staat van de gemeente Strijp, zoo bestaat onder den Pastoor Matthias Josephus Botti, zonder capellaan, de geheele gemeente uyt 675 communicanten en 200 minderjaarige, nog geen communicanten, dus 875 zielen, van welke wel de helf, bezonder des winters, behoeftige lieden zijn, en ruym een derde van de gemeente
wezentlijk arm, en daar de armkas, alhier min toerijkende is tot der zelver onderstand, verschijde hunner publiek een aalmoes vragen, en andere wegens haare behoeftighijd wel genoodzaakt zijn in 't geheym almoessen aan te nemen.
Van deze 875 gaan er wezentlijk des zomers wel 150 elders en buyten 's lands werken, zijnde de gemeente naar mate van de wijnige landerijen te volkrijk, om hier haar nooddruft te winnen, zijnde de gemeente uytgestrekt ongeveer een uur in de lengte en een half in de breette...
Jan Spoorenberg
on: 't Gruun Buukske 1981
