Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

St.Thomasstraat

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Ga naar: navigatie, zoeken

De Sint-Thomasstraat te Eindhoven

In het bevolkingsregister van de stad Eindhoven over de jaren 1860-1880 komt een aantal malen de St.Thomasstraat als adres voor. De enige nadere locatie die wordt opgegeven is de Nieuwstraat. De huizen aan de Sint-Thomasstraat waren alle gelegen tussen wijk B 188 en B 188m. Een twaalftal woningen dus. De inschrijvingen in het bevolkingsregister wijzen verder uit, dat de straatnaam slechts tussen 1876 en 1880 gebruikt is. Na 1880 heten de woningen weer aan de Nieuwstraat te liggen.
Oudere inwoners van de stad zullen het straatje of steegje nog wel kennen: men kon het bereiken door het poortje tussen Hotel Koster (later Hotel Braband) en Lunchroom Cecil (J.C.J. van Hout), respectievelijk gelegen aan de Nieuwstraat 2 en 18. Oorspronkelijk lagen in het straatje tien woningen in twee blokken van vijf, de twee overige stonden aan de Nieuwstraat.

Nadat de gemeente in de jaren zestig van de negentiende eeuw plannen had gemaakt voor de aanleg van een weg vanaf de Markt naar het station (Nieuwstraat), kocht en onteigende ze de daarvoor nodige grond, die veelal als tuin in gebruik was. Na het afpalen van de straat werden de aanliggende percelen weer verkocht. Cornelis Adrianus van Dijck kocht er een aantal van, waaronder een tuin die kadastraal bekend stond onder sectie A 1543.

De St.Thomasstraat. Positie A. geeft de ingang vanaf de Nieuwstraat weer. (afb. J. Melssen)

Nadat hij en zijn vrouw in 1873 zijn overleden, komt deze tuin bij deling van 3 januari 1874 in bezit van zijn zoon, de koopman en meubelmaker Thomas Adrianus van Dijck (1836-1913) , die was gehuwd met Antoinette Stumpers (1836-1906). Thomas zal al kort daarna bouwplannen hebben gehad, want in de gemeenteraadsvergadering van 16 november 1874 merkt het raadslid Schutjes op, dat Van Dijck voornemens "schijnt te zijn" in zijn tuin aan de Nieuwstraat een veertiental arbeiderswoningen te bouwen. Op 6 februari 1875 verzoekt Van Dijck om over het trottoir zand en bouwmaterialen naar en van zijn tuin aan de Nieuwstraat te mogen "vervoeren".
Per 1 juni 1876 waren de twaalf woningen kadastraal gesticht, d.w.z. dat de bouw was voltooid. Sectie A 1543 werd hernummerd tot A 2113 t/m 2144. In de jaren tachtig van de negentiende eeuw vond een hernummering plaats in sectie C 214 t/m 225. Ook al verdween de naam Sint-Thomasstraat – vermoedelijk zo genoemd omdat St.Thomas de naamheilige was van de eigenaar - de bevolking bedacht als spoedig een andere naam: Reet van Nette. Deze naam werd in elk geval kort na 1890 al gebruikt. Met Nette werd onzes inziens Antoinette van Dijck-Stumpers bedoeld, de vrouw van Thomas Adrianus van Dijck. Volgens Karel Vermeeren werd het straatje ook "de Smelsteeg" genoemd.

In 1907 blijkt de woning sectie C 214 niet te zijn aangesloten op de waterleiding. In 1931 wonen in het straatje 4 of 5 gezinnen. Midden in het steegje ligt de afwateringsput. Uit een brief in het archief van de gezondheidscommissie blijkt, dat de put door de gezinnen zeer wordt verontreinigd, daar er alle mogelijke "facillen" in worden gedeponeerd. Daardoor is de put verstopt geraakt en stroomt ze over, wat een zeer onaangename lucht verspreidt.

De St.Thomasstraat: links steegzijde aanzicht en rechts buitenzijde aanzicht. (afb. J. Melssen)

De gemeente kan de put niet schoonhouden, omdat deze particulier eigendom is. Aan de commissie wordt verder nog medegedeeld, dat aan de rechterzijde van "dit slop" vier en aan de linkerzijde drie woningen staan. De eerste zijn eigendom van W. van der Harten te Veghel en de laatste van J.M. Ansems te Eindhoven. De woningen hebben geen aansluiting op het riool in het straatje, dat op zijn beurt geen aansluiting heeft op het hoofdriool in de Nieuwstraat.

In maart 1931 wordt een onderzoek ingesteld naar de toestand van de woningen. Ze hebben allemaal een vertrek van 3.50 bij 3.50 m. en een vertrek van 2.30 bij 3.45 m. Al deze vertrekken zijn 2.85 m hoog en hebben een raam van 0.85 bij 1.90 m, dat voor 1/3 deel kan worden opengeschoven. Verder bevindt zich in elke woning een opkamer van 2 bij 4 m, die een hoogte heeft van 1.95 m en waarin een schuifraam zit van 0.70 bij 1.15 m. en is er nog een keuken van 2.40 bij 2 m en een hoogte van 2.85 m, waarin een gemetseld fornuis staat. Naast de keuken is een gemetseld privaat, dat van buitenaf toegankelijk is.

Onder de privaten liggen beerputten die niet luchtdicht zijn. Door de afscheidingsmuur tussen de keuken en het privaat sijpelt vocht als de putten vol zijn. Ook zijn van alle woningen de kelders lek, in enkele staat meer dan 20 cm water, waardoor de opkamers niet zijn te gebruiken. Geen van de woningen heeft een mogelijkheid om water te lozen. Het afvalwater moet worden afgevoerd door de open goot in het slop. De woningen 4 en 16 zijn slotte zeer somber tengevolge van de "hoogbouw" van woningen aan de Nieuwstraat. Het slop is 2.40 m breed en bestraat.
Niet alleen de bewoners van "de steeg Nieuwstraat" achten de toestand onhoudbaar. Naar aanleiding van het onderzoek adviseert Bouw- en Woningtoezicht

(1) goede privaten te maken,
(2) de waterlossing zowel binnenshuis als buiten in goede staat te brengen,
(3) de kelders waterdicht te maken en
(4) de buitenmuren goed te voegen.
Op 2 oktober 1931 schrijft de gemeente de eigenaars aan. Deze geven echter geen krimp, waarop de gezondheidscommissie op 6 april en 9 juni 1932 aan B & W voorstelt de woningen Nieuwstraat 2 t/m 16 onbewoonbaar te verklaren. Tijdens de raadsvergadering van 8 augustus 1932 deelt een van de raadsleden mee dat gewerkt wordt aan de verbetering. Toch worden de woningen onbewoonbaar verklaard, echter onder conditie dat dit besluit zal worden teruggedraaid als de panden binnen zes maanden inderdaad worden verbeterd. Vermoedelijk is dat ook gebeurd, want eerst door het bombardement van 19 september 1944 wordt het straatje van de kaart geveegd.

Jan Melssen 1987