Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
Blaarthem volgens Brock: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 20: | Regel 20: | ||
Dank zij de duidelijke schrijfwijze van Adriaan Brock, koster van Sint-Oedenrode, die leefde van 1775 tot 1834 kan thans zijn manuscript over de geschiedenis van de meierij, in originele vorm worden gedrukt. ….. | Dank zij de duidelijke schrijfwijze van Adriaan Brock, koster van Sint-Oedenrode, die leefde van 1775 tot 1834 kan thans zijn manuscript over de geschiedenis van de meierij, in originele vorm worden gedrukt. ….. | ||
Zijn geschiedschrijving wordt echter niet wetenschappelijk verantwoord geacht. In 1920 schreef de rijksarchivaris van Noord-Brabant, J.P.W.A. Smit, in de inleiding van de inventaris van Sint-Oedenrode door Mr. A.R.M. Mommers, het volgende over de door Brock samengestelde geschiedenis van Sint-Oedenrode: " Als geschiedschrijver van St.Oedenrode heeft Mr. A.R.M. Mommers, afgezien van kleinere bijdragen, een voorganger in den persoon van Adriaan Brock, op 26 augustus 1775 als zoon van Cornelius Brockx te St. Oedenrode geboren, die zoals hij zelf zegt, "door prijslijke nieuwschiegigheid aangezet " het plaatselijk archief geheel doorwerkte en in 1815 de lotgevallen der vrijheid daaruit | Zijn geschiedschrijving wordt echter niet wetenschappelijk verantwoord geacht. In 1920 schreef de rijksarchivaris van Noord-Brabant, J.P.W.A. Smit, in de inleiding van de inventaris van Sint-Oedenrode door Mr. A.R.M. Mommers, het volgende over de door Brock samengestelde geschiedenis van Sint-Oedenrode: " Als geschiedschrijver van St.Oedenrode heeft Mr. A.R.M. Mommers, afgezien van kleinere bijdragen, een voorganger in den persoon van Adriaan Brock, op 26 augustus 1775 als zoon van Cornelius Brockx te St. Oedenrode geboren, die zoals hij zelf zegt, "door prijslijke nieuwschiegigheid aangezet " het plaatselijk archief geheel doorwerkte en in 1815 de lotgevallen der vrijheid daaruit afschreef, welk handschrift nadien nog tweemaal door hem is herzien. "<br /> | ||
Verderop vervolgt hij : " Met voordeel heeft Mr. Mommers dit geraadpleegd, voornamelijk wegens de vele stukken die Brock gekend heeft en die inmiddels verdwenen zijn, maar daarom is het tegenwoordige werk nog geen herhaling van het vroegere geworden. Brock immers, die een waarheidlievend, maar weinig ontwikkeld man was - hij stierf op 7 mei 1834 als koster der St. Martinuskerk - heeft eenige bronnen niet gekend en andere slecht beoordeeld". …..<br /> | Verderop vervolgt hij : " Met voordeel heeft Mr. Mommers dit geraadpleegd, voornamelijk wegens de vele stukken die Brock gekend heeft en die inmiddels verdwenen zijn, maar daarom is het tegenwoordige werk nog geen herhaling van het vroegere geworden. Brock immers, die een waarheidlievend, maar weinig ontwikkeld man was - hij stierf op 7 mei 1834 als koster der St. Martinuskerk - heeft eenige bronnen niet gekend en andere slecht beoordeeld". …..<br /> | ||
Wat Brock schrijft over zijn tijd, de jaren rond 1825, moet in ieder geval worden geacht verantwoord te zijn. Beschrijvingen over vroegere tijden mogen dan misschien niet altijd waarheidsgetrouw zijn, ze bevatten toch tal van aanwijzingen die bij het geschiedenisonderzoek van nut zijn. | Wat Brock schrijft over zijn tijd, de jaren rond 1825, moet in ieder geval worden geacht verantwoord te zijn. Beschrijvingen over vroegere tijden mogen dan misschien niet altijd waarheidsgetrouw zijn, ze bevatten toch tal van aanwijzingen die bij het geschiedenisonderzoek van nut zijn. |
Versie van 15 sep 2014 15:30
Blaarthem volgens Brock in 1825
Blaarthem, dat in de Meierij doorgaans Blortum genoemd wordt, komt reeds ten jare 1173 voor onder de naam Blartehem of Blarteheim, als wanneer er ook een adelijke familie van die zelve naam bestond;toen de edele Vrouwe Berta van Blaarheim, met toestemming van haar dogter Billa en deszelfs dogters zoonen (welke eenen was Alaerd graaf de Meghen, de tweede Theoderik, en den derden Rogier Sondemule) eenig goed schonk aan de Kerk van Postel (zie deze giftbrief in de oudheid en Gestichten der Bisschoppelijkstad van ’s Bosch).
Dit adelgeslacht moet al over lang zijn uitgestorven, naardemaal men zedert die tijd niet meer van hetzelven gemeld vind, waarom wij ook deszelfs Blazoen niet hebben kunnen vinden. Het droeg echter zijnen naam van dit dorpjen Blaarthem, dat een klein plaatsken is, van ruim 160 inwooners, gelegen drie vierde van een uur, ten westen van Eindhoven, aan het riviertjen de Gender, en langs welke het goede weilanden heeft.
Aan dit dorpjen, benevens Zonderwyk, nu Veldhoven, Merefeld en Zeelst met toebehooren, waar onder mede Gestel bij Eindhoven werd gereekend, is, door hertog Jan II in 1297 een aanzienlijk Broek of weiland uitgegeven.
Blaarthem, Veldhoven en Zeelst, die maar eene bank hebben uitgemaakt, zedert 1560, toen zij van de Rechtsbank van Oerle werden gescheiden, werd, benevens dit vlek, als eene Heerlijkheid verpand aan Jonker Willem de Borchgrave, den welke Heerlijkheid en verpanding weder ten jaare 1658, door de Algemeene Staaten werd ingelost.
Er ligt hier nog een schoon kasteel der oude Pandheeren dezer Heerlijkheid, welke wij hier onder vertoonen van de voorzyden; derzelver gezicht aan de achter zyden, benevens de kerk (die thans geheel gesloopt is) vertoonen wij op eene andere plaat. Het is nog een eigendom der oude Heeren van dit dorpjen, zijnde hetzelve zedert weinige jaaren zoo verbeterd, dat dit thans met recht onder de fraaie gebouwen mog worden gerekend. Het ligt naast de kerk, aan de linkerkant van de Gender. De kerk die vlak aan de oever van dit riviertjen ligt, is een klein gebouw met een klein toorentjen; zij is aan den H. Lambertus toegewyd, maar werd niet gebruikt.
Oudtijds lagen hier nog twee andere kasteelen of Jonkerswooningen, namentlijk, een der edelen Van Eyck en het ander was het slot der edelen gezeid van Bueremond, dan dezelven bestaan niet meer en zijn of gesloopt of in boerenwooningen veranderd.
Blaarthem wordt in 1543, benevens Gestel, (met welk dorpjen het eene parochie uitmaakt) door Van Rossem onder eene brandschatting gesteld van veertienhonderd guldens.
Nota bene
De bovenstaande beschrijving van Adriaan Brock is afkomstig uit het boek: De stad en Meyerij van ’s-Hertogenbosch of derzelver beschryving. Tweede afdeeling. Bevattende eene geographische, historische en chronologische beschouwing van de steden, dorpen, vlekken, heerlykheden, gehuchten en voornaamste buurtschappen der Meiery. Streekarchivariaat “Langs Dommel en Aa” gaf het in 1978 in boekvorm uit en plaatste daarin onder meer de volgende verantwoording.
Dank zij de duidelijke schrijfwijze van Adriaan Brock, koster van Sint-Oedenrode, die leefde van 1775 tot 1834 kan thans zijn manuscript over de geschiedenis van de meierij, in originele vorm worden gedrukt. …..
Zijn geschiedschrijving wordt echter niet wetenschappelijk verantwoord geacht. In 1920 schreef de rijksarchivaris van Noord-Brabant, J.P.W.A. Smit, in de inleiding van de inventaris van Sint-Oedenrode door Mr. A.R.M. Mommers, het volgende over de door Brock samengestelde geschiedenis van Sint-Oedenrode: " Als geschiedschrijver van St.Oedenrode heeft Mr. A.R.M. Mommers, afgezien van kleinere bijdragen, een voorganger in den persoon van Adriaan Brock, op 26 augustus 1775 als zoon van Cornelius Brockx te St. Oedenrode geboren, die zoals hij zelf zegt, "door prijslijke nieuwschiegigheid aangezet " het plaatselijk archief geheel doorwerkte en in 1815 de lotgevallen der vrijheid daaruit afschreef, welk handschrift nadien nog tweemaal door hem is herzien. "
Verderop vervolgt hij : " Met voordeel heeft Mr. Mommers dit geraadpleegd, voornamelijk wegens de vele stukken die Brock gekend heeft en die inmiddels verdwenen zijn, maar daarom is het tegenwoordige werk nog geen herhaling van het vroegere geworden. Brock immers, die een waarheidlievend, maar weinig ontwikkeld man was - hij stierf op 7 mei 1834 als koster der St. Martinuskerk - heeft eenige bronnen niet gekend en andere slecht beoordeeld". …..
Wat Brock schrijft over zijn tijd, de jaren rond 1825, moet in ieder geval worden geacht verantwoord te zijn. Beschrijvingen over vroegere tijden mogen dan misschien niet altijd waarheidsgetrouw zijn, ze bevatten toch tal van aanwijzingen die bij het geschiedenisonderzoek van nut zijn.