Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

Het Groot en Klein Paradijs

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Versie door Jfmhusken (overleg | bijdragen) op 24 okt 2018 om 10:55 (Nieuwe pagina aangemaakt met '<big>'''Het Groot en het Klein Paradijs'''</big><br> In de schepenbankarchieven komen we de naam van “Het Paradijs” vaak tegen. Meestal wordt er onderscheid ge...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Het Groot en het Klein Paradijs

In de schepenbankarchieven komen we de naam van “Het Paradijs” vaak tegen. Meestal wordt er onderscheid gemaakt in “Het Groot Paradijs” en “Het Klein Paradijs”.
De bedoelde bebouwing lag in het stadsdeel De Bergen, het gebied, waaraan in het algemeen wordt toegevoegd als “onder de limieten van de stad Eindhoven”. Julius Schotelmans was de eigenaar van het landgoed en verkocht het geheel aan de schout Johan Baptist Leijten. In 1650 is in een akte vastgelegd, dat het Paradijs na zijn dood aan zijn kinderen toekomt.

In 1679 worden Huijbert van Buel en zijn vrouw Johanna Leijten de nieuwe eigenaren. Het wordt dan omschreven als “het oude en nieuwe huis, de hof, de boomgaard en de stallen aan de beide zijden van het de Dommel, inclusief de Notenakker, samen met het heesterbos, de pootgronden en de bouwlanden, die daarbij horen”.
Gemeentesecretaris en advocaat voor de hoven van Holland Mr. Stapel Codde koopt het in 1697 voor het toen al kapitale bedrag van ƒ 2.841,=. Het Klein Paradijs en daarbij horende gronden verhuurt hij dan.

Petrus van Stralen, advocaat en heer van Milheeze koopt het Grote en Kleine Paradijs in 1724. De beschrijving van het Groot Paradijs is in deze akte zeer uitgebreid en luidt als volgt:
“een stenen huis, schoon, groot, nieuw en hecht, in zijn vierkant magnifiek staande, met zeer schone kamers, zaletten en vertrekken, zowel grote als kleine, behalve de keuken ook nog een doorgaande zolder, dit alles onder een schoon vierkant leien dak, met 4 schilden die omhoog gaan.
Met een mooie vruchtbare hof, die beplant is met allerlei grote en kleine vruchtenbomen, en in het midden een mooie visvijver, met daarin een fontein, die dag en nacht spuit. Om de otter op afstand te houden is die met een dicht, wit hek omgeven. De hof is rondom bezet met kleine vruchtenboompjes, alle met franse appels en peren. Het totaal is ongeveer 2 lopensaten groot en is rondom door stromende rivieren omgeven. Aan de voorzijde door de Rungraaf, voorzien van een mooie werkende ophaalbrug, en aan de achterzijde door de Dommel.
Het Groot Paradijs heeft het visrecht op de Dommel vanaf de Stratumse molen tot aan de Gennepermolen”.

De beschrijving van het Klein Paradijs luidt dan:
“huis en woning met een hof daarachter, genaamd het Klein Paradijs, met zijn stallen, schuren en dorsvloer, met alle bijgebouwen en de landerijen en busselen daaromheen. Het geheel ligt naast het Groot Paradijs en zijn laan of dreef, waardoor dit Klein Paradijs zijn uitgang heeft. Het is samen groot ongeveer 15 lopensaten, en alles is rondom beplant met jonge opgaande wilgenbomen en jonge elzen en fraaie, fijne mastbomen. Het huis of woning en de hof is gelegen onder de limieten van deze stad. De landerijen en busselen vallen onder de jurisdictie van de naastgelegen heerlijkheid Gestel".

In 1740 koopt Gerard Johan Graswinkel, de beide Paradijzen. Graswinkel is “kapitein in het regiment van de heer kolonel van Kinschot ten dienste van de Verenigde Nederlanden, in garnizoen in Den Bosch”.

In 1751 verkoopt Graswinkel zijn bezit aan de weledelgestrenge heer meester Mattheus Willem van Valkenburgh, die deel uitmaakt van de raad in de vroedschap van Haarlem. Johan Lodewijk Graham Thiele, een gepensioneerd luitenant van het regiment dragonders van de heer luitenant generaal van Nassau bewoont het Groot Paradijs en zal het hele landgoed in 1755 namens Van Valkenburg verkopen aan markies Lincers d' Hermonville voor ƒ 6.545,=. Die verkoopt het landgoed al snel weer door: Het Klein Paradijs verkoopt hij nog in hetzelfde jaar voor ƒ 2.241,= aan Peter van Boeckel, keizerlijke posthouder en oud burgemeester en in 1756 verkoopt hij het Groot Paradijs voor ƒ 3.804,=aan Rudolphus Wilhelmus van Traupitz, die kapitein luitenant is in het regiment artillerie van generaal-majoor Van Creutznach. Daarna is het bezit van de beide Paradijzen een aantal decennia in handen van twee verschillende families.

Van Traupitz verkoopt het Groot Paradijs in 1760 aan de weledel gestrenge Heer Kolonel Abraham Arpeau.
Na het overlijden van Arpeau wordt het Groot Paradijs in 1784 doorverkocht aan François Beeldsnijder, uit Stratum. Die verkoopt het vervolgens weer door aan Francis van den Velden uit Maastricht. Uiteindelijk worden de kooplieden Antoni Janssen en zijn zwager Johannes Smits, in 1786 de nieuwe eigenaren. Zij stichten hier dan hun textielfabriek, de manufactuur voor textielen stoffen. Vanaf 1809 zet Jan Theodoor Smits het bedrijf zelfstandig voort, samen met zijn zonen.

Adriaan van Eersel, uit Woensel, die gehuwd is met Maria Anna van Boekel, worden in 1758 de nieuwe eigenaren van het Klein Paradijs, nadat Van Traupitz vergeefs getracht heeft ook dit huis te kopen. In 1763 wordt Wilhelmina van Vlokhoven, de weduwe van Jan van Boekel nog als eigenaar en bewoner van het Klein Paradijs genoemd.
In 1815 koopt Jan Theodoor Smits het Klein Paradijs van Judocus Vogelpoel . Smits was al sinds 1786 eigenaar van het Groot Paradijs. Deze Judocus Vogelpoel was gehuwd met Joanna van Boeckel, een familielid van de eerdere eigenaren Adriaan van Eersel en Maria Anna van Boeckel.

Uiteindelijk is het zuidelijke gebied bij de Dommel, waar zowel Groot als Klein Paradijs in liggen, vanaf 1815 in bezit van de koopliedenfamilie Smits en Zonen.

Franciscus Josephus Smits, Ludovicus Hubertus Gerbrandus Maria Smits zijn vanaf respectievelijk 1860 en 1874 de eigenaren van wat dan nog omschreven wordt als “huis, washuis en erf”. Laatstgenoemde verkoopt het landgoed aan Martinus van Agt, die ook als linnenfabrikant bekend is.
Fabrikant Anselmus Franciscus van Moorsel wordt dan in 1885 samen met Jacobus Johannes Marto en Franciscus van Agt de nieuwe eigenaar. De omschrijving van het geheel wordt dan na verloop van de jaren gewijzigd in: kantoor, washuis en er, pakhuis en ververijf”.
Vanaf 1906 is Marto weer de enige eigenaar, waar hij de huizen inricht als fabriek met pakhuizen, een berglaats en een stal.
Vanaf 1919 is fabrikant Antonius Andreas van Agt de eigenaar van de fabriek met enkele woningen daarbij.
Dan volgt de laatste eigenaar van het Goot en Klein Paradijs: Steenfabrikant Willem Karel van Hapert koopt beide huizen aan in 1920. Waarvoor hij de woningen gebruikt is niet bekend. Het kadastrale register sluit de rij in 1933 met de simpele woorden: “sloping”.

JH2018