Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
N.V. Unie Winkel Maatschappij
N.V. Unie Winkel Maatschappij
In 1896 bezat de Rotterdammer Machiel Gieseler aan de Gedempte Binnenrotte 36 in zijn geboorteplaats een groothandel in boter en kaas. Het lijkt heel waarschijnlijk dat zijn bedrijf was voortgekomen uit de boter- en kaashandel Gieseler & Been, die eerder elders aan de Binnenrotte gevestigd was geweest. Vanaf het jaar 1900 werd Gieseler in het Rotterdams adresboek niet meer bij de handelaars opgenomen, maar bij de winkeliers in boter en kaas. Maar met die informatie heeft de gids wellicht wat achtergelopen op de feiten, want later zou Gieseler de datum van 1 maart 1898 aanhouden als het begin van zijn winkelbedrijf.
De Astense boterfabrikant A. Bluijssen was in die tijd ongetwijfeld een van de meest bekende winkeliers in boter en kaas in ons land. Vanuit zijn woonplaats bouwde hij onder de handelsnaam "Het Wapen van Asten" een compleet net van filialen op. In 1892 had hij ook in Rotterdam een winkel geopend. Vier jaar later had hij er al negen vestigingen en dat aantal zou nog verder toenemen tot zestien in 1907. Vanaf 1897 werd ook Bluijssens kantooradres in het adresboek opgenomen. Dat was hetzelfde als dat van Machiel Gieseler en dat was niet zo vreemd. Toen Bluijssen in juli 1907 failliet ging, plaatste Gieseler een advertentie in de krant waarin hij de lezers liet weten, dat de 29 Zuidhollandse winkels die bekend stonden onder de naam A. Bluijssen Zonen "Het Wapen van Asten" al vanaf de oprichting door hem waren geëxploiteerd. Blijkbaar had hij tot dan als een zg. depothouder, een soort franchisenemer, van Bluijssen gefungeerd.
Tegelijk liet Gieseler zijn klanten weten, dat er door het faillissement in feite niets was veranderd. Zijn winkels bleven dezelfde artikelen ver- kopen, terwijl ook het bestaande cadeaustelsel gehandhaafd bleef. De bonnen die de klanten bij hun aankopen hadden verkregen, konden op zijn vestigingen en dat aantal zou nog verder toenemen tot zestien in 1907. Vanaf 1897 werd ook Bluijssens kantooradres in het adresboek opgenomen. Dat was hetzelfde als dat van Machiel Gieseler en dat was niet zo vreemd. Toen Bluijssen in juli 1907 failliet ging, plaatste Gieseler een advertentie in de krant waarin hij de lezers liet weten, dat de 29 Zuidhollandse winkels die bekend stonden onder de naam A.Bluijssen Zonen "Het Wapen van Asten" al vanaf de oprichting door hem waren geëxploiteerd. Blijkbaar had hij tot dan als een zg. depothouder, een soort franchisenemer, van Bluijssen gefungeerd. Tegelijk liet Gieseler zijn klanten weten, dat er door het faillissement in feite niets was veranderd.
Zijn winkels bleven dezelfde artikelen ver- kopen, terwijl ook het bestaande cadeaustelsel gehandhaafd bleef. De bonnen die de klanten bij hun aankopen hadden verkregen, konden op zijn hoofdmagazijn op het bekende adres aan de Binnenrotte en in al zijn winkels worden uitbetaald of tegen cadeaus worden ingewisseld. Ten overvloede garandeerde Gieseler nog eens nadrukkelijk de waarde van de bonnen die in omloop waren. In oktober 1907 bracht M.Gieseler zijn winkels onder in de N.V. Handels- en Winkelexploitatiemaatschappij v/h M.Gieseler. Die omvatte in de volgende jaren niet alleen de "Wapen van Asten"-zaken, want Gieseler richtte ook nog winkels op onder de naam "Het Wapen van Brabant", al zullen er dat waarschijnlijk niet veel zijn geweest. Een daarvan was de winkel die op 29 oktober 1909 in Breda werd geopend; dat was toen de 31ste Gieselervestiging.
Naast zijn wapenwinkels had Gieseler in 1910 ook nog zaken onder de naam De Unie; vermoedelijk hebben die een ruimer assortiment aan artikelen gevoerd.
In 1912 stichtte Machiel Gieseler samen met zijn zoon Guillaume Mare Gieseler het kruideniersbedrijf Unie- Winkel-Maatschappij (met koppelstreepjes). De nieuwe Maatschappij was in feite een voortzetting van de bestaande vennootschap. Het assortiment dat de meeste winkels in die tijd voerden was nog steeds vrij beperkt, waarbij de nadruk lag op roomboter, kaas, koffie en thee, maar vooral op margarine.
In tegenstelling tot wat de naam suggereert was de onderneming opnieuw een naamloze vennootschap; in 1930 zou de naam daarom worden gewijzigd in N.V. Unie Winkel Maatschappij (zonder koppelstreepjes). Zoals duidelijk zal zijn, was de overeenkomst tussen de naam en die van de latere eigenaar Unilever louter toevallig; Unilever bestond in 1912 zelfs nog niet.
Gieseler had de Unie Winkel Maatschappij opgericht, omdat hij zijn bedrijf wilde uitbreiden. Op zoek naar een daarvoor noodzakelijke kapitaalverschaffer had hij contact gekregen met de bekende margarinefabrikant S. van den Bergh, die wel wat in de onderneming bleek te zien en bereid was er financieel in deel te nemen. Als tegenprestatie zou Gieseler dan voortaan al zijn margarine van de Van den Berghs Ltd. moeten betrekken. De oprichting van de Unie Winkel Maatschappij was een eerste stap om tot dat doel te komen. Gieseler verkreeg 107 aandelen van ƒ 1000,- in de nieuwe vennootschap. Daarvoor betaalde hij een som van ƒ 31000,- en bracht hij verder de inrichting van zijn winkels, magazijn en kantoor in de vennootschap in, inclusief de aanwezige kantoorbenodigdheden en verder nog de openingskosten van de zes sinds 6 januari 1912 geopende nieuwe, of opnieuw ingerichte winkels. Aanvankelijk was er sprake van geweest dat de waarde van de "Astenwinkels" pas later zou worden vastgesteld: blijkbaar werden die lager ingeschat dan de overige zaken. Gieseler jr. verwierf tenslotte nog één aandeel, dat hij contant betaalde. Na de oprichting nam Van den Berghs Ltd. de helft van de aandelen over, waarna de nieuwe Maatschappij tegen boekwaarde de aanwezige voorraden van Gieseler overnam. Gieselers onroerend goed bleef buiten de transactie.
Bij de uitbreiding die Gieseler voor ogen stond moeten we niet alleen denken aan een vergroting van het aantal vestigingen, maar ook aan een uitbreiding van het assortiment. In een conceptovereenkomst uit 1912 is sprake van de uitbreiding van ongeveer 22 winkels tot grutterszaken en de oprichting van één nieuwe winkel. In een later stadium zouden dan nog eens tien nieuwe filialen worden geopend. De benodigde gelden zouden worden verkregen door de uitgifte van nieuwe aandelen, waarvan de helft naar Gieseler zou gaan en de andere helft naar de Van den Berghs Ltd.
Ofschoon Gieseler voor 1912 onder meer al filialen had in Breda en 's-Hertogenbosch, was de nieuwe Unie Winkel Maatschappij in de begintijd toch nog sterk op Rotterdam georiënteerd. Begin 1914 waren daar veertien van de negenentwintig winkels gevestigd. Uit het aantal blijkt, dat het totale aantal vestigingen sinds 1909, ondanks de opening van nieuwe winkels, iets was afgenomen; blijkbaar had Gieseler niet renderende zaken weer gesloten. Na de oprichting van de Unie Winkel Maatschappij kwam een nieuwe groei op gang. Drie jaar later bezat de onderneming vijftien winkels in Rotterdam en dertig daarbuiten. Daaronder waren er inmiddels drie in Noord-Brabant: in Breda, Tilburg en 's-Hertogenbosch. Het Rotterdamse karakter was duidelijk minder geworden.
Voor de klant zal de aantrekkelijkheid van de Uniewinkels in belangrijke mate zijn bepaald door het kortingstelsel dat werd gehanteerd. Bij inlevering van ƒ 10,- aan kassabons betaalde het bedrijf in deze tijd ƒ 1,50 terug. In de jaren dertig zou de klant weer de keus krijgen tussen contant geld of geschenken, waarbij bij de cadeaus o.m. gedacht moet worden aan serviesgoed, bestek en geëmailleerd keukengerei. Omdat het kortingspercentage zo hoog lag, was het niet mogelijk dat helemaal in de prijzen door te berekenen. Natuurlijk ging dat ten koste van de rentabiliteit. De schommelende resultaten stemden dan ook bepaald niet tot tevredenheid; geldgebrek zou lange tijd een probleem blijven- Toen in 1918 de vooruitzichten voor de detailhandel beter leken te worden, heeft Van den Berghs Ltd. vermoedelijk de resterende aandelen van Gieseler overgenomen om zo de vrije hand te krijgen bij de noodzakelijke verdere uitbreiding van het winkelnet. Maar in tegenstelling tot de hoopvolle verwachtingen werden de resultaten na de eerste wereldoorlog zo slecht, dat in 1920 moest worden geconcludeerd dat de onderneming in feite failliet was. Een van de problemen was, dat het centraal magazijn te klein was en ook te weinig mogelijkheden bood om producten om te pakken, daarnaast was ook de omzetsnelheid van de winkels veel te laag. .De problemen met het magazijn lijken pas in 1925 definitief te zijn opgelost door de oprichting van de Handelmaatschappij Producto in Schiedam.
Intussen ging de uitbreiding van het winkelnet door. In februari 1921 was ook in Eindhoven aan de Demer een vestiging geopend. Einde 1922 telde het bedrijf in totaal al 58 filialen en daar zat nog steeds groei in, want toen de maatschappij in 1923 met cadeau-acties haar zilveren jubileum vierde, telde zij over het hele land al 70 winkels.
Ofschoon in 1929 nog een tweede Eindhovense zaak werd geopend aan de Roostenlaan 110 en de winkel op de Demer in 1937 nog werd verbouwd (op 30 september vond de heropening plaats) is de Unie voor Eindhoven nooit erg belangrijk geworden. Meer winkels kwamen er niet meer bij. In 1942 werd de winkel op de Demer tijdens het bombardement op 6 december verwoest, waarna De Unie naar de noodwinkels in de Hooghuisstraat verhuisde; in april 1943 kon de nieuwe winkel worden geopend.
Intussen waren de aandelen van de Unie Winkel Maatschappij in 1919 overgenomen door de N.V. Hollandse Vereeniging tot Exploitatie van Margarinefabrieken, die vanaf 1927 deel zou uitmaken van de toen opgerichte Margarine-Unie. Deze ging op haar beurt in 1930 op in het toen gestichte Unileverconcern. Deze onderneming stond na de oorlog voor de keus haar Nederlandse winkelketens te liquideren of juist zoals voor de oorlog een hevige concurrentiestrijd te riskeren met de winkeliers die tevens afnemers waren van haar producten. Unilever bedacht dat de situatie van de ketens op dat tijdstip bepaald niet rooskleurig was, terwijl voortzetting van de detailhandel haar imago bij de winkeliers zeker geen goed zou doen. Zij koos daarom voor liquidatie. Allereerst werd in augustus 1946 begonnen met de opheffing van een 70-tal winkels van de Albino Maatschappij N.V., die in het noorden en oosten van het land waren gevestigd.
Spoedig daarna volgden een 130-tal winkels van de Unie Winkel Maatschappij. De winkels werden bij voorkeur verkocht aan de winkelchefs (in totaal 107) maar daarnaast gingen ook een aantal zaken over naar het vrijwillig filiaalbedrijf (Centra, Spar en Vivo, in totaal 69) en het grootwinkelbedrijf (voornamelijk De Gruyter en Zijlstra, in totaal 11), terwijl tenslotte een aantal zaken werd opgeheven. Dat laatste lot trof ook de winkel aan de Eindhovense Hooghuisstraat, die op 16 november 1946 zijn deuren voor het laatst sloot. De winkel aan de Roostenlaan werd overgedaan aan filiaalchef A. van den Heuvel, die aan de Leenderweg woonde.
Bronnen:
- Jean Coenen, Asten, 'n Eeuw historie van een Peeldorp, 79-82, Asten 1986;
- J.L. de Jager, Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen, 35, Baarn 1995;
- Streekarchief Regio Eindhoven-Kempenland (RHCe), Eindhovens Dagblad 10-2-1921, 28-2-1923, 30-9-1937;
- Gemeentearchief Rotterdam, Archief Unilever, inv. nrs. 155 t/m 157, 817, 818, 1223.20, 1011a-i, 1014 t/m 1016, 1065a-e, 1115, 1346, 1798, adresboeken Rotterdam, Rotterdams Nieuwsblad 5-7-1907 en 8-7-1907;
- Verder kreeg ik hulp van de heer A.J. Bannink van Unilever, die ook de foto's beschikbaar stelde.
Graag dank ik hem hier voor zijn sympathieke medewerking;
Jan Spoorenberg 1995