Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

Jan Custers: verschil tussen versies

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
<big>'''Custers, Petrus Johannes Lodevicus, (Jan) beeldhouwer'''</big><br />
<big>'''Custers, Jan (Petrus Johannes Lodevicus), beeldhouwer en stichter Atelier voor Christelijke Beeldhouwkunst te Stratum'''</big><br />


* Stratum 10 september 1867<br />
* Stratum 10 september 1867<br />
† Venlo 25 mei 1942<br />
† Venlo 25 mei 1942<br />
Custers, Jan (Petrus Johannes Ludovicus), Stratum 10 september 1867 – 25 mei 1942 Venlo. Beeldhouwer en stichter Atelier voor Christelijke Beeldhouwkunst te Stratum.<br />


Jan (Petrus Johannes Lodevicus) Custers is geboren op 10 september 1867 als zoon van koopman Lambertus Custers (1836-1888) en winkelierster Maria Henrica Francisca Ketelbueters (1841-1910).<br />
Jan (Petrus Johannes Lodevicus) Custers is geboren op 10 september 1867 als zoon van koopman Lambertus Custers (1836-1888) en winkelierster Maria Henrica Francisca Ketelbueters (1841-1910).<br />

Versie van 14 dec 2015 20:56

Custers, Jan (Petrus Johannes Lodevicus), beeldhouwer en stichter Atelier voor Christelijke Beeldhouwkunst te Stratum

  • Stratum 10 september 1867

† Venlo 25 mei 1942

Jan (Petrus Johannes Lodevicus) Custers is geboren op 10 september 1867 als zoon van koopman Lambertus Custers (1836-1888) en winkelierster Maria Henrica Francisca Ketelbueters (1841-1910).
Na de Eindhovense tekenschool is hij naar de in 1866 door Jean-Baptiste Bethune opgerichte Sint-Lucasschool in Gent vertrokken om onderwijs in de christelijke beeldhouwkunst te volgen. Uit de bewaard gebleven prijsmedailles – geplaatst in een zelf gesneden houten neogotische driepas – blijkt, dat hij in het zesde leerjaar 1888-1889 de tweede prijs voor beeldhouwkunst, in het zevende leerjaar 1889-1890 de eerste prijs voor beeldhouwkunst en in het achtste 1891-1892 de grote prijs van de afdeling beeldhouwkunst behaalt.
Maar de acht leerjaren doet hij in vijf jaar, zodat hij in 1887 naar Gent moet gegaan zijn. Hij raakt er voor het leven bevriend met beeldhouwer Jules Vits (1868-1935) uit Melle die in 1890 al een gouden medaille is toegekend. Met medeleerling en kunstschilder Frans-Jozef Coppejans (1867-1947) die in 1890 de grote prijs van het Sint-Lucasinstituut behaalt, werkt hij later nog wel eens samen.

Hij werkt eerst in Gent, maar exposeert op de eerste grote tentoonstelling van Vereniging De Bouwkundige Vakken in mei 1893 onder cat.nr 171 “Communiebank, Beelden en teekeningen”. Mogelijk hebben de positieve reacties ertoe bijgedragen dat hij zich op 5 juni 1893 laat inschrijven in het Stratumse bevolkingsregister.
Terug in Stratum is hij in 1893 direct gestart met zijn zogeheten “Atelier van Christelijke Beeldhouwkunst Jan Custers Stratum bij Eindhoven” blijkens een bewaard gebleven, gegraveerde messing (deur)plaquette, waarop ook trots vermeld staat: “BEKROOND EINDDIPLOMA “St LUCASSCHOOL” GENT (BEL)”. De start wordt ook bevestigd door het feit, dat timmerman Frans Teunis (1864-1920) als meesterknecht in juli 1918 zijn 25-jarig jubileum in dienst van Custers viert.
Jan Custers is niet de enige Eindhovenaar die aan de Sint-Lucasschool te Gent studeert. Zo heeft Jan (Johannes Petrus) van der Mark (1852-1925) in 1877 en 1878 in Gent gestudeerd, voordat hij in 1882 met zijn broer Willem (1855-1887) een beeldhouwatelier aan de Kleine Berg start, dat tot zijn vertrek naar Chicago in oktober 1910 blijft bestaan. Eveneens volgt Piet (Petrus Johannes) Bockholts (1871-1947), de latere leraar aan de Eindhovense ambachtsschool, er vanaf 1889 de opleiding tot (kerk)schilder en behaalt er een gouden medaille en de ‘gildeprijs voor de schilderkunst’.

In Eindhoven is men trots op de jonge ambachtsman Custers, want in de Meierijsche Courant en de Peel- en Kempenbode worden zijn artistieke activiteiten op de voet gevolgd. Zo weten wij, dat zijn werkterrein aanvankelijk vooral in de regio ligt en hij hoge ogen gooit met een Georgiusbeeld (1893), een preekstoel voor het Belgische Niel (1893), een communiebank en preekstoel voor Nuenen (1894), beelden van Antonius en Georgius voor Gemert (1894), twee beelden voor Geldrop (1895), gevelbeelden voor het Liefdegesticht te Stratum (1895), een grafmonument te Oirschot (1896), gevelbeelden voor de Paterskerk te Eindhoven (1897), een hoogaltaar, doopvont en preekstoel voor Reusel (1895 en 1897), een altaar voor Breugel (1898), grafmonument met Goede Herder op Sint-Joriskerkhof Eindhoven (1898) etc.

In 1899 kan hij het bestaande pand aan de Geldropseweg met een nieuw woonhuis uitbreiden en er een expositiezaal inrichten. De gevel wordt voorzien van twee gevelbeelden met ambachtslieden die personificaties zijn van beeldhouwkunst en edelsmeedkunst en van een portretmedaillon van Rembrandt dat met palet en penselen de schilderkunst symboliseert. Deze sculpturale decoratie geeft status aan zijn metier van kunstenaar en ambachtsman. Daarbij volgt hij het door Jules Vits gepraktiseerde beeldhouwprogramma van diens woonhuis-atelier aan de Brusselsesteenweg in Melle.
Jan Custers zet deze stap voor de verbouwing vanwege zijn voorgenomen huwelijk op 3 oktober 1899 met Lina (Engelina Francina Maria) van Gardingen (1874-1951), de enige dochter van goud- en zilversmid Driekske van Gardinge(n), waarbij zijn broer beeldhouwer Fons Custers, sigarenfabrikant Hendrikus Petrus Joseph van Gardinge en architect Petrus Johannes Bekkers te Amsterdam – bouwmeester van de Paterskerk – getuigen zijn. Jan Custers hoort al ras bij de notabelen van Stratum, want hij zit in het kerkbestuur en in de gemeenteraad. Voor de tentoonstelling van de Vereeniging De Bouwkundige Vakken in 1914 neemt hij plaats in het erecomité, maar is ook met een stand op de tentoonstelling present.

Wanneer zijn jongere broer Fons (Alphonsus Ludovicus) Custers (1875-1930) die bij Driekske van Gardinge in de leer is geweest en bij het beeldhouwatelier van Joseph Thissen in Roermond ervaring heeft opgedaan, omstreeks 1902 in het atelier gaat meewerken, groeit het uit tot een groot atelier met op het hoogtepunt wel 30 tot 40 werklieden zoals beeldhouwers, steenhouwers, steenzagers, meubelmakers, timmerlieden en veel leerjongens, die bij de productie van altaren, kerkbeelden, kruiswegstaties, communiebanken en biechtstoelen hun eigen werkverdeling hebben. Opvallend is dat de werklieden tamelijk ambulant zijn en naar het religieuze beeldhouwatelier trekken waar werk is of specifieke vraag naar bepaalde vaardigheden.
Zo ziet men de populatie van werknemers binnen de ateliers van Roermond, Geleen, ’s-Hertogenbosch, ’s-Gravenhage of het buitenland (Aken, Heinsberg, Gent, Antwerpen, Leuven, Sint-Truiden) steeds wisselen, soms slechts voor enkele maanden. Namen van beeldhouwers zoals Bienbar, Cox, Cuppers, Daniels, Van Eck, Franssen, Gierlings, Jereskes, Kessels, Kühnen, Van Melick, Neuraij, Quicken, Van Rooij, Rummens, Siegers, Slings, Stals, Thomas, Verhulst, Van de Wiel of Zemmaer komen wij voor kortere of langere tijd op het atelier Custers tegen.
In 1917 doet zich een loonconflict voor dat tot een staking bij de firma Custers leidt. Uiteindelijk wordt de staking beëindigd wanneer de patroons van de R.K. Beeldhouwers Vereniging St. Lucas instemmen met een loonsverhoging voor alle ateliers in den lande. Uit enkele ingezonden stukken van Jan Custers in de krant blijkt, dat men door de Eerste Wereldoorlog te kampen heeft met een gebrek aan grondstoffen in kwestie Franse kalksteen.

Na de oorlog krijgt het atelier het druk met het leveren van Heilig Hartbeelden in Savonnière-kalksteen en soms in brons, wanneer die langs de openbare weg gaan verschijnen. In het katholieke zuiden krijgt elke stad of elk dorp een Heilig Hartmonument om ostentatief uiting te geven aan het katholieke geloof. Het atelier Custers heeft er door heel Nederland vele geleverd. In de regio staan ze nog altijd in Acht, Beek en Donk, Breugel, Diessen, Nijnsel, Oerle, Schijndel en Waalre.

Wanneer tijdens het interbellum de aandacht op de christelijke kunstenaar als individu komt te liggen en het beeld met een eigen karakteristiek handschrift van de kunstenaar de voorkeur krijgt in plaats van een tamelijk zielloos, clichématig serieproduct in neogotische stijl, is de glorietijd van de kerkelijke ateliers tanende, hetgeen door de crisis van eind jaren 1930 nog versterkt wordt. Daarnaast zal bij Custers het overlijden van broer en compagnon Fons Custers in 1930 die de meer commerciële taken altijd heeft behartigd, ook een rol gespeeld hebben. Omstreeks 1932 houdt het atelier Custers op te bestaan. Werknemers Frans Franssen (1870-1951) en Adrianus M. van Rooij (1881-1951) zetten het atelier nog wel voort. Oud-werknemers zoals de gebroeders François (1882-1964) en Marcel van Eck (1888-1951), Hubert van Melick (1879-1960) en Harrie Siegers (1871-1951) zien zich gedwongen zelfstandig de beeldhouwtraditie in Eindhoven door te zetten, maar de glorietijd van de religieuze beeldhouwateliers is dan echt voorbij.

In juni 1933 verhuist Jan Custers met zijn gezin naar Venlo, waar dochter Zus of Christina lerares aan huishoudschool St. Anna is, Mies pianolerares en Jettie of Henriëtte bibliothecaresse. Hij woont in Huize De Meerle aan de Hamburgersingel, waar hij op tweede pinksterdag 25 mei 1942 overlijdt.

Na het overlijden van de jongste en langstlevende dochter Jettie Kortenbroek-Custers heeft Museum Kempenland in 2005 nog enige voorwerpen o.a. een geschilderd portret van Jan Custers door de Venlose kunstschilder Sef Moonen in de museumcollectie kunnen opnemen, die aan het voor Eindhoven zo belangrijke kerkelijke beeldhouwatelier herinneren. Maar in Eindhoven is op tal van plaatsen nog altijd beeldhouwwerk uit het Custers-atelier te bewonderen, waarvan een opgave in het Beeldenboek Eindhoven terug te vinden is.
Belangrijk zijn het beeld van beelden van Augustinus, Monica en Nicolaas (1897-1898) in de topgevel van het exterieur van de Paterskerk, evenals de altaren, kruiswegstaties en beelden in het interieur van deze kerk, Sint-Joris met de draak op Eikenburg (1909), sculptuur aan exterieur en interieur van de Sint-Joriskerk, de vier evangelisten aan het portaal onder de toren van Sint-Petruskerk (1915), beelden van Sint-Petrus en Abt Wilhelmus in de gevelnissen van de Steentjeskerk (1918-1919), de beelden van Sint-Vincentius en Sint-Jozef naast de ingang van het voormalig klooster aan het Hemelrijken (1922), als ook verscheidene grafmonumenten.

Het atelier Custers is een goed voorbeeld, waar kunst en ambacht hand in hand gaan. Waar (stads)architect Louis Kooken (1867-1940) bouwt, levert Jan Custers vrijwel steevast de sculpturale accentueringen.

Peter Thoben 2015

Literatuur:
-Vrins, Gerrit, Jan en Alphons Custers, beeldhouwers uit Eindhoven-Stratum, in: Info bulletin Museum voor Religieuze Kunst Uden no 3 april 1978, 19-21
-Thoben, Peter, Ter aankleding van kerk en stad. Negentiende-eeuwse beeldhouwkunst in Noord-Brabant, in: tentoonstellingscatalogus Naar gothieken kunstzin. Kerkelijke kunst en cultuur in Noord-Brabant in de negentiende eeuw, Noordbrabants Museum ’s-Hertogenbosch 1979, 49-70 (met een lijst van beeldhouwers werkzaam voor kerken in Noord-Brabant tussen 1795 en 1914 op 115-120)
-Thoben, Peter, Kerkelijke sculptuur uit haar confectiejas. En de schoorvoetende zoektocht naar een eigentijds karakter, in: Liebergen, Leon van (red.), Ars domini. Een gebed zonder end, Museum voor Religieuze Kunst Uden 1995, 53-70
-Lambert, Jenneke en Thoben, Peter, Beeldenboek Eindhoven, Gemeente Eindhoven/Museum Kempenland Eindhoven 2001 en 2003
-Rummens, Carola, August Rummens figurist. Atelier Custers en de neogotiek in Eindhoven, in: Brabant Cultureel 52 (2003), nr 4, 9-11
-Aalbers, B. Jan, De kas van het orgel en zijn maker Jan Custers, in: Het Vollebregt-Smitsorgel in de Heilige Brigidakerk te Geldrop, Geldrop juli 2004, 47-56
-Thoben, Peter, Atelier Custers: tussen kunst en ambacht, in: Brochure Architectuur, kunst & ambacht Open Monumentendag Eindhoven 2015, 8-11