Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
Standbeeld Anton Philips: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 1: | Regel 1: | ||
[[Bestand:Wenckebach Anton Philips.JPG|thumb|400px|right|Het kunstwerk van Oswald Wenckebach uit 1950.]]Standbeeld Anton Philips | [[Bestand:Wenckebach Anton Philips.JPG|thumb|400px|right|Het kunstwerk van Oswald Wenckebach uit 1950.]]Standbeeld Anton Philips | ||
Met de vijfenzeventigste verjaardag van Anton Philips (1874-1951) op 14 maart 1949 in zicht ontstond het idee om voor deze medegrondlegger van het Philipsconcern een standbeeld in Eindhoven te stichten. Burgemeester Kolfschoten polste hierover Anton Philips, maar die wees het plan aanvankelijk resoluut af. Dankzij zijn echtgenote werd met het voornemen toch ingestemd, omdat als het er toch van moet komen het ‘een beeld naar het leven en uit het leven’ moet worden, omdat dit ‘het artistiek altijd wint van beeltenissen na de dood vervaardigd’.<br /> | Met de vijfenzeventigste verjaardag van [[Anton Philips]] (1874-1951) op 14 maart 1949 in zicht ontstond het idee om voor deze medegrondlegger van het Philipsconcern een standbeeld in Eindhoven te stichten. Burgemeester Kolfschoten polste hierover Anton Philips, maar die wees het plan aanvankelijk resoluut af. Dankzij zijn echtgenote werd met het voornemen toch ingestemd, omdat als het er toch van moet komen het ‘een beeld naar het leven en uit het leven’ moet worden, omdat dit ‘het artistiek altijd wint van beeltenissen na de dood vervaardigd’.<br /> | ||
Met voortvarendheid wist de burgemeester ook de gemeenteraad voor het plan te winnen. Er werd een ‘Stedelijk Comité Standbeeld dr. A.F. Philips’ in het leven geroepen met een actief werkcomité onder zijn voorzitterschap. De geldinzameling onder fabrikantenkring, burgers en Philipspersoneel liep buitengewoon voorspoedig. In maart 1949 werd beeldhouwer Oswald Wenckebach (1895-1962) voor de opdracht benaderd, waarschijnlijk omdat hij al in 1939 een portretbuste van Anton Philips had gemodelleerd.<br /> | Met voortvarendheid wist de burgemeester ook de gemeenteraad voor het plan te winnen. Er werd een ‘Stedelijk Comité Standbeeld dr. A.F. Philips’ in het leven geroepen met een actief werkcomité onder zijn voorzitterschap. De geldinzameling onder fabrikantenkring, burgers en Philipspersoneel liep buitengewoon voorspoedig. In maart 1949 werd beeldhouwer Oswald Wenckebach (1895-1962) voor de opdracht benaderd, waarschijnlijk omdat hij al in 1939 een portretbuste van Anton Philips had gemodelleerd.<br /> | ||
Overeengekomen werd dat eind 1949 een verkleind gipsmodel gereed moet zijn en het standbeeld zelf in het najaar van 1950.<br /> | Overeengekomen werd dat eind 1949 een verkleind gipsmodel gereed moet zijn en het standbeeld zelf in het najaar van 1950.<br /> | ||
Regel 10: | Regel 10: | ||
Tijdens de Philipsfeesten ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan werd het beeld, in afwezigheid van de geportretteerde, door diens kleinkinderen onthuld. Toen Anton Philips later per auto ging kijken, was hij weliswaar ‘een beetje van zijn eigen gezicht geschrokken, maar hij vond het ook heel goed.’ | Tijdens de Philipsfeesten ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan werd het beeld, in afwezigheid van de geportretteerde, door diens kleinkinderen onthuld. Toen Anton Philips later per auto ging kijken, was hij weliswaar ‘een beetje van zijn eigen gezicht geschrokken, maar hij vond het ook heel goed.’ | ||
Peter Thoben | Peter Thoben 2013 | ||
[[Categorie:Artistiek en Artiesten]] | [[Categorie:Artistiek en Artiesten]] | ||
[[Categorie:Beeldende kunst]] | [[Categorie:Beeldende kunst]] | ||
[[Categorie:Standbeelden]] | [[Categorie:Standbeelden]] |
Huidige versie van 2 okt 2013 om 19:17
Standbeeld Anton Philips
Met de vijfenzeventigste verjaardag van Anton Philips (1874-1951) op 14 maart 1949 in zicht ontstond het idee om voor deze medegrondlegger van het Philipsconcern een standbeeld in Eindhoven te stichten. Burgemeester Kolfschoten polste hierover Anton Philips, maar die wees het plan aanvankelijk resoluut af. Dankzij zijn echtgenote werd met het voornemen toch ingestemd, omdat als het er toch van moet komen het ‘een beeld naar het leven en uit het leven’ moet worden, omdat dit ‘het artistiek altijd wint van beeltenissen na de dood vervaardigd’.
Met voortvarendheid wist de burgemeester ook de gemeenteraad voor het plan te winnen. Er werd een ‘Stedelijk Comité Standbeeld dr. A.F. Philips’ in het leven geroepen met een actief werkcomité onder zijn voorzitterschap. De geldinzameling onder fabrikantenkring, burgers en Philipspersoneel liep buitengewoon voorspoedig. In maart 1949 werd beeldhouwer Oswald Wenckebach (1895-1962) voor de opdracht benaderd, waarschijnlijk omdat hij al in 1939 een portretbuste van Anton Philips had gemodelleerd.
Overeengekomen werd dat eind 1949 een verkleind gipsmodel gereed moet zijn en het standbeeld zelf in het najaar van 1950.
Qua opvatting grijpt de beeldhouwer terug op zijn standbeeld voor Nobelprijswinnaar H.A. Lorenz voor Park Sonsbeek uit 1932. Bij de figuur van Philips, in jas, broek en schoenen gestoken, met een hoed in de rechterhand, is alles strak gehouden en zijn details achterwege gebleven. Door de geabstraheerde en heldere opbouw qua vormen en door de grote nadruk op het volumineuze karakter wordt een grote monumentaliteit bereikt. Ook de gelaatstrekken zijn tot de essentie teruggebracht en aangegeven, waardoor de zeggingskracht, ook op afstand, gewaarborgd blijft. Alles versterkt de individualiteit.
Over de plaatsing van het standbeeld waren de meningen verdeeld. Aanvankelijk kreeg het een plek op de hoek van de Volderstraat en Vestdijk. In 1956 verhuisde het naar de noordzijde van het 18 Septemberplein om uiteindelijk op het Stationsplein terecht te komen. Hier staat het nog altijd.
Tijdens de Philipsfeesten ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan werd het beeld, in afwezigheid van de geportretteerde, door diens kleinkinderen onthuld. Toen Anton Philips later per auto ging kijken, was hij weliswaar ‘een beetje van zijn eigen gezicht geschrokken, maar hij vond het ook heel goed.’
Peter Thoben 2013