Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
Hunkemöller Lexis: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 79: | Regel 79: | ||
[[categorie:Zakelijk]] | [[categorie:Zakelijk]] | ||
[[categorie:(Detail)handel]] | [[categorie:(Detail)handel]] | ||
[[categorie: | [[categorie:Filiaalbedrijven]] |
Huidige versie van 16 aug 2015 om 14:52
Hunkemöller Lexis
Het begin.
Wilhelm Anton Casper Hunkemöller werd op 12 februari 1858 in het Duitse Warendorf geboren als zoon van de koopman Johann Gaspar Anton Hunkemöller en Anna Maria Dorothea Holler. Hij leerde het vak bij Textilhaus Beumer in Ahlen, waar hij van 1873 tot 1876 als leerling werkzaam was en daarna nog tot 1 maart 1877 als "Commis". Het vervolg is aanvankelijk duister, want toen hij op 17 oktober 1879 in het Utrechtse bevolkingsregister werd ingeschreven, noteerde de ambtenaar dat hij zich (pas) op 24 december 1878 vanuit Duitsland in Utrecht had gevestigd. Gezien zijn leeftijd mogen we wel aannemen, dat hij een van die vele rooms katholieke jongens uit Rheinland-Westfalen is geweest die in die tijd naar ons land trokken om aan hun dienstplicht in het door protestantse officieren gedomineerde Pruisische leger te ontkomen.
Zijn inschrijving in 1879 stond in verband met de betrekking die hij had gevonden bij W.F.A.H. Selckmann. Selckmann, die ook uit Duitsland afkomstig was, was een eigen winkel begonnen en had Wilhelm aangenomen als bediende. Zoals vaak het geval was met ongehuwd personeel, trok Wilhelm bij zijn werkgever in. Hij zou er echter niet lang blijven wonen; op 31 juli 1880 verhuisde hij naar Amsterdam, waar hij een andere betrekking als winkelbediende had gevonden.
Op 6 juli 1882 trouwde hij in de hoofdstad met Maria Hubertina Josephina Lexis. Zij was op 23 december 1855 in Roermond geboren als dochter van deurwaarder Hubertus Theodorus Lexis en zijn vrouw Maria Elisabeth Hubertina Meuren. Zij was een zakenvrouw in hart en nieren. In april 1876 was zij van Roermond naar Utrecht verhuisd, waar zij een betrekking had gekregen in de beroemde winkel van Sinkel. Het is niet onmogelijk, dat zij haar latere man al in de Domstad heeft leren kennen. Misschien heeft Selckmann daarbij zelfs nog een rol gespeeld, want voordat die voor zichzelf begon, had hij ook bij Sinkel gewerkt. Begin 1880 was Maria Lexis naar Amsterdam verhuisd.
In zijn huwelijksakte noemde Wilhelm zich handelsreiziger, terwijl Maria zich winkelierster noemde. Dat laatste duidt erop, dat zij een eigen winkel had, want anders had zij zich wel winkeldochter of winkeljuffrouw genoemd. Die winkel is ongetwijfeld de manufacturenzaak geweest die het echtpaar volgens het adresboek van 1882/1883 onder de naam W.Hunkemöller aan de Reestraat 22 dreef. Ongeveer een jaar later verhuisden zij naar de Prinsegracht 341. Enige tijd daarna besloot Wilhelm Hunkemöller te gaan samenwerken met J.H. Meijer en werd de onderneming omgedoopt in Hunkemöller & Meijer. Omstreeks 1885 openden de compagnons een tweede winkel aan de Vijzelgracht 3, die door Meijer werd gedreven. Overigens is het niet duidelijk of het assortiment in de twee zaken helemaal gelijk is geweest, want de nieuwe winkel staat in het Amsterdamse adresboek omschreven als een handel in manufacturen, terwijl de oude in het adresboek over 1885/1886 uitdrukkelijk een handel in manufacturen en korsetten wordt genoemd. In 1886 verhuisde het echtpaar Hunkemöller naar de Leidsestraat 103 waar het onder de naam Hunkemöller Lexis een nieuwe winkel opende. Stond de oude nog in het adresboek vermeld als een handel in "manufacturen en corsetten", de nieuwe werd een "magazijn van corsetten en tournures" genoemd, wat heel anders klonk. En dat was nog niet eens alles wat het bedrijf kon leveren, want Wilhelm fabriceerde in het pand aanvankelijk ook nog tulen mutsen, maar daarmee zou hij volgens nog bewaarde, oude kasboekjes al in 1887 zijn gestopt. In de volgende periode raakten ook de manufacturen snel in de vergetelheid. Alle aandacht ging naar de nieuwe winkel. Blijkens de prijscourant van 1889 was aan het korsettenmagazijn een atelier verbonden waar korsetten naar maat werden gemaakt (elegante coupe gegarandeerd), reparaties werden uitgevoerd en ook korsetten konden worden gewassen.
De baleinfabriek.
Wilhelm was een inventief man. Zoals bekend mag worden verondersteld, werden in korsetten vrij kostbare walvis- baleinen verwerkt. Toen Wilhelm Hunkemöller er dan ook in slaagde uit runderbeenderen kunstbaleinen te maken, was er alle reden om op die uitvinding patent aan te vragen. In 1896 kreeg hij van de gemeente een Hinderwetvergunning voor een bedrijf dat de baleinen in productie moest gaan nemen. Aan die vergunning was wel de voorwaarde verbonden, dat zijn fabriek binnen een bepaalde periode geopend moest zijn en dat lukte niet. Blijkbaar kostte de oprichting meer tijd en misschien ook meer geld dan de jonge ondernemer had gedacht. Een jaar later vroeg en kreeg Hunckemöller daarom een nieuwe vergunning, die dit keer werd afgegeven aan de firmanten W. Hunkemöller & F. Anderheggen. Blijkbaar was uitvinder opnieuw een samenwerking aangegaan. Dit keer kwam de productie wel van de grond, maar de samenwerking bleek opnieuw van korte duur. In 1898 richtte Hunkemöller samen met aantal geldverschaffers een naamloze vennootschap op, de Baleinfabriek "patent Hunkemöller". Het kapitaal van de onderneming was verdeeld over 60 preferente en 180 gewone aandelen van ƒ 1.000,-, maar werd niet helemaal geplaatst. Hunkemöller bracht zijn bestaande baleinfabriek Hunkemöller & Co in en verder alle reeds verkregen en nog te verkrijgen patenten op zijn vinding in binnen- en buitenland. De uitvinder kreeg voor zijn inbreng 180 gewone aandelen in de nieuwe onderneming. Aan de medeoprichters werden in totaal 61 preferente aandelen uitgegeven. Toen het modebeeld in het tweede decennium van deze eeuw veranderde en langere baleinen nodig waren, raakte de onderneming in de problemen, omdat de koeienbotten daar niet lang genoeg voor waren. Tenslotte moest de productie worden gestaakt.
De eerste uitbreidingen.
In 1913 bood W. Hunkemöller zijn goede klanten als relatiegeschenk een portefeuille aan die getiteld was: "Oud Amsterdam Feestalbum 1813-1913" en die enkele prenten van de hoofdstad bevatte. Binnenin had hij een kaartje aangebracht met de bescheiden reclametekst: "Corsets sur mesure Hunkemöller Soeurs corsetières diplomées Paris 1912" met daaronder "Hunkemöller Lexis Amsterdam Rotterdam". Het wellicht wat cryptische eerste deel van de tekst duidde op de twee dochters Phien en Cis, die inmiddels in Parijs een cursus korsetterie hadden gevolgd. Het tweede deel maakte duidelijk, dat de onderneming inmiddels ook een vestiging had geopend in Rotterdam. Dat moet in 1909/1910 zijn gebeurd. Uit een prijscourant uit het voorjaar van 1915 blijkt, dat er toen al vier winkels in de hoofdstad waren en twee in de Maasstad.
De Kemo Corsetfabriek, fabricage en detailhandel.
Tijdens de eerste wereldoorlog beleefde het bedrijf een bloeiperiode. Door het wegvallen van buitenlandse importen kon het atelier uitgroeien tot een complete korsetfabriek, die gevestigd was op de Laurierstraat 20-26. Om nieuwe uitbreidingen te financieren besloot W. Hunkemöller opnieuw om vreemd kapitaal aan te trekken. In 1917 richtte hij samen met zijn zoon Th.W.A.H. (Theo) Hunkemöller en zijn dochter J. (Phien) Snijders-Hunkemöller die beiden onderdirecteur in het bedrijf waren, en met de nieuwe kapitaalverschaffers J.N. Kattenburg, T.H. Meijer en D.F. Wilhelmi de naamloze vennootschap "Kemo Corsetfabriek" op, waarvan de drie laatste heren commissaris werden. Kattenburg was directeur van de Hollandia Fabrieken Kattenburg in Amsterdam, die beroemd zou worden door haar regenkleding, en Meijer en Wilhelmi waren de oprichters, eigenaars en directieleden van de bekende N.V. Vereenigde Nederlandsche Rubberfabrieken Hevea in Doorwerth. W. Hunkemöller bracht in de nieuwe onderneming zowel zijn winkels als zijn korsetfabriek in. Van het aandelenkapitaal van ƒ 500.000- werd direct ƒ 200.000,- geplaatst en volgestort. De naam van de onderneming zou in 1928 worden gewijzigd in N.V. Kemo Corsetfabriek en in 1965 nog eens in N.V. Kemo.
In de volgende jaren werden nieuwe winkels geopend en oude verplaatst of gesloten. Daarnaast werden nog "depots" ingericht, dat waren vestigingen met een soort franchisekarakter. In 1921 telde de onderneming 20 eigen vestigingen, waaronder zes in Amsterdam en drie in Rotterdam. In Eindhoven was dat jaar de eerste winkel beneden de grote rivieren geopend. Intussen was in het begin van de jaren '20 de concurrentie uit het buitenland weer toegenomen, terwijl de totale afzet daalde door de gewijzigde mode. De aanhangers van de z.g. "boys-look" hadden geen behoefte aan korsetten of beha's. Dit leidde ertoe, dat de directie in 1924 zelfs moest besluiten de fabriek te sluiten en het aantal verkooppunten in te krimpen. Vermoedelijk zijn ook de depots in deze tijd opgeheven. Van de productie-eenheid bleven alleen het reparatie- en maatatelier gehandhaafd.
De verdere uitbouw van het winkelbedrijf.
Wilhelm Hunkemöller overleed in 1927, waarna zijn zoon Th.W.A.H. (Theo) Hunkemöller en schoonzoon L.W. (Wout) Snijders, de echtgenoot van Phien, de directie overnamen. Phien Hunkemöller legde haar functie toen neer. Inmiddels was ook het commissarissencollege vrijwel vernieuwd. Na het vertrek van J.Kattenburg en D.Wilhelmi was dat in 1922 onder meer uitgebreid met H.F. Kahmann en de Geldropse burgemeester A.N. Fleskens, die beiden waren afgevaardigd door de Nederlandsche Landbouwbank (een dochter van de Coop. Boerenleenbank), de nieuwe bankrelatie.
Oud-directeur J.Th. Snijders schrijft, dat de onderneming onder de nieuwe leiding een goede tijd tegemoet ging. In januari 1933 telde het bedrijf 24 vestigingen, veelal op eerste klas stand. Het succes was gebaseerd op een grote, gespecialiseerde collectie goede artikelen, die tegen scherpe prijzen - waaronder veel sterk geadverteerde aanbiedingen - werden verkocht. In de jaren '30 konden dertien nieuwe filialen worden geopend, maar helaas gingen in de volgende jaren door het oorlogsgeweld vijf vestigingen verloren.
Na de oorlog trad een nieuwe generatie aan in de directie, te weten W.M. (Wilhelm) Hunkemöller (een zoon van Theo) in 1949 en J.Th. (Joop) Snijders (een zoon van Wout) in 1955. De kracht van het bedrijf lag nog steeds in de collectie - die inmiddels nog was uitgebreid met lingerie en badgoed - en verder in de goede bediening met de befaamde uitgebreide passervice. In mei 1949 telde de onderneming 28 winkels. Intussen was een nieuwe groeiperiode aangebroken, waarin het filiaalnet verder werd uitgebouwd. De financiering werd mede mogelijk gemaakt door winstinhoudingen en de uitgifte van nieuwe aandelen. In 1951 was van het aandelenkapitaal inmiddels ƒ 576.000,- geplaatst en volgestort en dat bedrag zou stijgen tot ƒ 3.000.000,- in 1964. Sinds het einde jaren vijftig waren de aandelen ook op de beurs genoteerd. In 1973 telde de vennootschap in totaal 47 Hunkemöller-Lexis- en bovendien (na een overname in 1971) 18 Lindorwinkels.
De Eindhovense vestigingen.
Intussen gaat dit verhaal nog steeds over Eindhovense winkels en is deze inleiding dus enigszins uit de hand gelopen. Op naar Eindhoven daarom. Uit de Meierijsche Courant van 4 maart 1921 blijkt dat Hunkemöller Lexis op Rechtestraat 64 haar 20e filiaal had geopend (Tegenwoordig nummer 63). Dat was op de plaats waar in 1995 Förster gevestigd was. Uit de aankondiging wordt niet duidelijk of dat dezelfde dag was gebeurd of daags ervoor.
De komst van het bedrijf betekende voor de Eindhovense vrouw alleen, dat zij een grotere keuze had gekregen, want natuurlijk kon zij ook voordien voor haar korsetten enz. in Eindhoven terecht. Bij het doorbladeren van oude kranten vond ik op 7 december 1888 een advertentie van manufacturenmagazijn Meijer van Leeuwen op het Stratumseind, dat ook korsetten aanbood. En in 1894 maakte de meer gespecialiseerde G.C. van der Waerden-van Duijnhoven in de krant reclame voor Franse korsetten, die geen druk uitoefenden op heupen of maag. Een patent horlogeveercorcorset kostte toen ƒ 1,75, een Mercedescorset ƒ 2,90, een Gloria ceintuurcorset ƒ 3,25, een Solidité met de beste kwaliteit baleinen ƒ 5,- en als topper was er de Prima Donna van ƒ 6,-.
Nadat het bedrijf later was overgenomen door de gezusters Kanters lijkt het assortiment wat gewijzigd te zijn, maar intussen konden de dames ook uitstekend terecht bij de gezusters Peeters in de Rechtestraat, die toen ook korsetten verkochten. Verder was er natuurlijk "Het Corsettenhuis" van de gezusters Bornbergen op de Demer, dat in 1921 adverteerde met kinderkorsetten, korsetten met elastieke buikband, elastieke korsetten, en verder met bustehouders, bustevormers en buikbanden. Dit bedrijf voerde de merken P.D., Royal Worcester, Bon Ton en Adjusto. Zoals u natuurlijk al had begrepen, doe ik slechts een greep uit de bedrijven die op het einde van de vorige of het begin van deze eeuw in Eindhoven actief waren. Daarnaast waren er dan nog de niet-Eindhovense ondernemingen die op gezette tijden in de stad zitting hielden. Zo maakte het Amsterdamse bedrijf van G.A. Hoefftcke in 1907 bekend, dat het op 30 oktober van 12 uur 's morgens tot 6 uur 's avonds te consulteren was in hotel Het Hof van Holland in de Rechtestraat; de onderneming bracht een collectie breukbanden, buikgordels, elastieken kousen en allerlei soorten korsetten. In 1921 bood Van Duren's Corsetten-Magazijnen de Eindhovense dames een dergelijk alternatief. Dit bedrijf dat filialen had in Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Haarlem. Nijmegen, Breda en Tilburg, hield hier regelmatig met zijn collectie zitting in hetzelfde hotel Hof van Holland of in de Wildeman op de Markt. Maar desgewenst kwam juffrouw Van Duren ook graag met de collectie aan huis.
De winkel van Hunkemöller Lexis zou niet lang op dezelfde plaats gevestigd blijven. Omdat de eigenaar van het winkelpand in 1930 zijn bezit wilde verkopen en Hunkemöller Lexis niet van plan was de hoge vraagprijs te betalen, moest het filiaal na de verkoop verhuizen. Op 13 december 1930 betrok het bedrijf daarom de winkel Nieuwstraat 30, waar tot kort daarvoor de dameskledingzaak van Brackel gevestigd was geweest. Als speciale openingsreclame kreeg iedereen die voor ƒ 1,50 of meer besteedde, een grote reep chocolade of een doos flikken van het merk Droste cadeau. De krant wist te melden, dat zowel het interieur van de winkel met de twee paskamers, als het exterieur een voortreffelijke indruk maakten, een zaak als Hunkemöller Lexis waardig. Intussen was de onderneming toch niet erg gelukkig met de gedwongen verhuizing. Het hoeft ons dan ook niet te verbazen, dat de directie in 1939 met beide handen de kans greep om naar de Rechtestraat terug te keren. Op 25 maart 1939 werd een nieuwe winkel geopend op nummer 40. Ruim 30 jaar later, op 15 september 1971, kreeg het bedrijf een tweede verkooppunt in het nieuwe winkelcentrum Woensel, waarvan die dag de eerste bouwfase werd afgesloten. Alsof er afgezien van de geldontwaarding niets veranderd was, kregen de klanten die voor ƒ5,- besteedden ter gelegenheid van het feest een dikke reep chocolade cadeau, bij besteding van ƒ 10,- een tablet chocolade en vanaf ƒ 20,- een doos flikken van een "bekend merk"!
Het einde van de zelfstandigheid.
Door de veranderde kledinggewoonten nam de belangstelling voor beha's, korsetten en ondergoed in de loop van de jaren zestig af. Daarnaast kreeg ook Hunkemöller Lexis te maken met de nieuwe verkoopmethoden en een veranderende kostenstructuur waar veel sectoren in de detailhandel mee werden geconfronteerd. De oude succesformule dreigde ouderwets en te kostbaar te worden. In 1971 nam de onderneming voorzichtig wat bovenkleding in de collectie op, om zo de omzet weer te verhogen. Tegelijk werd dat jaar voor 1 ½ miljoen gulden de winkelketen N.V. Lindor overgenomen, die 20 filialen telde. Een daarvan was aan de Rechtestraat 19a gevestigd; in 1995 is daar de schoenwinkel van Invito te vinden, in 2014 Cinderella en Hi. De zaak was op 14 oktober 1954 geopend en verkocht toen blijkens de openingsadvertentie lingerie, kousen, tricotages, peignoirs, blouses, jumpers en vesten. In de volgende jaren hadden de Lindorzaken zich steeds meer ontwikkeld tot winkels met een belangrijk confectieassortiment en daarom leken zij in 1971 een belangrijke versterking voor de te ontwikkelen confectiepoot van Hunkemöller Lexis.
De omzetstijging die in de volgende jaren door Hunkemöller Lexis werd gerealiseerd was inderdaad hoofdzakelijk aan de damesbovenkleding te danken, want de vraag naar foundation en onderkleding toonde geen enkel teken van een opleving. Maar ondanks de gemaakte reclame viel de omzetstijging in de bovenkleding toch tegen. Om de rentabiliteit te herstellen was een vernieuwing van het winkelapparaat en de collectie nodig, terwijl de verkooptechniek diende te worden aangepast. Om deze veranderingen financieel mogelijk te maken en de noodzakelijke ondersteuning te krijgen voor de economisch-technische uitvoering, was aansluiting bij een grotere onderneming noodzakelijk. Toen Vroom & Dreesmann B.V. in 1973 interesse voor de Hunkemöller Lexis bleek te hebben, adviseerden de directie en de commissarissen de aandeelhouders daarom op het overnamebod in te gaan. Op 12 augustus 1974 nam Confendex B.V., een dochtermaatschappij van Vroom & Dreesmann B.V., de directie over. N.V. Kemo telde toen 47 Hunkemöller-Lexiswinkels en 18 Lindorzaken. De oude, vertrouwde handelsnaam Hunkemöller Lexis veranderde nog datzelfde jaar in Hunkemöller. De Lindorwinkels werden in 1974/1975 omgezet in een nieuwe keten: de vrijetijdskledingwinkels van Frank and Jean. Maar toen dit experiment geen succes bleek, werd de keten in 1978 opgeheven.
Latere ontwikkelingen in Eindhoven.
Intussen was de Hunkemöllerwinkel aan de Rechtestraat in 1978 (een exacte datum is (nog) niet bekend) verplaatst naar het grotere pand op nummer 33, dat tot dan in gebruik was geweest bij de modezaak Nieuw Engeland. In het oude pand kwam een filiaal van drogist ’t Kruidvat, in 1995 is in dit eens zo gedistingeerde pand een verkoophal van Clothing Company Bo’s gevestigd, terwijl hier in 2014 een filiaal van Telfort zit. Toen op 3 september 1992 de Heuvel Galerie werd geopend, kreeg Hunkemöller daar nog een derde Eindhovense vestiging. Daarmee zijn de bouwactiviteiten nog niet allemaal opgesomd. In 1995 werd in ongeveer een maand tijd zowel het interieur als de inrichting van de winkel aan de Rechtestraat vernieuwd, terwijl ook het exterieur een facelift kreeg. Op 1 oktober 1995 is de zaak heropend.
Tot de overname door Vroom & Dreesmann waren de winkels, afgezien van de "depots" uit de jaren 1915-1925, allemaal eigen zaken geweest. Ofschoon dat beleid onder de Confendexdirectie veranderde en er vanaf 1976 ook franchise zaken werden geopend, zijn de vestigingen in Eindhoven alle drie eigen Confendexwinkels.
Confendex.
In 1977 kreeg Confendex bij een reorganisatie binnen het Vendexconcern een nieuwe functie. Voor het publiek veranderde er in feite niets. Op papier had Confendex tot dan de directie gevoerd over een aantal afzonderlijke vennootschappen, waaronder dus ook de N.V. Kemo. Op 1 februari 1977 nam zij de filialen van die vennootschappen formeel over. Tot Confendex B.V. behoorden toen ook de confectiezaken van Kreymborg, Nieuw Engeland, en Frank en Jean. Zoals we zagen werd de keten van Frank en Jean korte tijd later opgeheven en dat gold in 1988 ook voor de Nieuw-Engelandzaken, maar daar stond tegenover dat de vennootschap haar activiteiten in 1982 kon uitbreiden met de kledingszaken van Kien en in 1992 met de winkels van Perry Sport (die overigens al sinds 1983 tot de grote Vendex-familie behoorde). In 1995 was Confendex in Eindhoven vertegenwoordigd door de drie vestigingen van Hunkemöller, de Kreymborgwinkel aan de Rechtestraat, het filiaal van Kien aan de Kruisstraat en Perry Sport aan de Piazza.
Tot besluit.
Om met Hunkemöller te eindigen: deze winkelketen telt tegenwoordig 100 vestigingen in Nederland (waarvan 35 in franchise), ruim 65 in België en Luxemburg en 37 in Duitsland; zij heeft 1.200 medewerkers en een omzet van 250 miljoen gulden. Van zulke getallen zal het echtpaar Hunckemöller-Lexis in 1886 niet hebben durven dromen.
Dat dit artikel zo uitvoerig Is geworden, Is vooral te danken aan de heer drs. J.Th. Snijders, een kleinzoon van de oprichter en zelf oud-directielid van de N. V. Kemo, die in 1983 een aantal belangrijke feiten uit de geschiedenis van het bedrijf op papier zette en die tot mijn beschikking stelde, die daarnaast voor dit artikel nog eens zowel uit zijn privé-archief als uit zijn geheugen wilde putten, de foto op bladzijde 142 beschikbaar stelde en die tenslotte het concept van dit verhaal doorlas en van commentaar voorzag. Daarnaast kreeg ik hulp van mevrouw L. van Mierlo van Confendex, die met name voor de meer recente cijfers zorgde en die ook het concept nog eens doorlas.
Bronnen:
- Archief van de Kamer van Koophandel Amsterdam handelsregister dossier (N.V.) Kemo nr. 12116;
- Kamer van Koophandel Hilversum, handelsregister dossier Confendex B.V. nr. 31078;
- Kamer van Koophandel Eindhoven, handelsregister dossier Confendex B.V. nr. 40336;
- Koninklijke Bibliotheek Den Haag, Bijlage Staatscourant 1898 nr. 696 (statuten Baleinfabriek patent HunkemölIer);
- Gemeentearchief Amsterdam, registers burgerlijke stand en bevolkingsregister, adresboeken, Gemeenteblad jaargangen 1896 en 1897, archiefbibliotheek nummers N 63.01.004, Handel en Nijverheid "HU" (met o.m. prijscourant 1889, brochure voorjaar 1915 en een latere brochure), N 753, jaarverslag N.V. Kemo over 1971 en 1972/1973;
- Gemeentearchief Utrecht, bevolkingsregisters;
- Gemeentearchief Roermond, registers burgerlijke stand en bevolkingsregister;
- Gemeentearchief Renkum, informatie van de heer G.H.Maassen;
- RHCE, Streekarchief Regio Eindhoven, Index kranten mevrouw P.C. de Haas-van den Boer, Meierijsche Courant 7.12.1888 (advertentie Meijer van Leeuwen), 6.3.1894 (adv. Van der Waerden-van Duijnhoven), 22.3.1919 (adv. Van Duren) 15.3.1919 (adv. Gez. Peeters), 4.3.1921 (adv. Hunckemöller Lexis), 26.9.1921 ("etalages kijken") 19.9.1921 (adv. Van Duren), 20.9.1921 (adv. Bornbergen), 15.12.1930 (opening Nieuwstraat) 25.3.1939 (heropening), Eindhovensch Dagblad 19.9.1919 (advertentie Van Duren), 12.12.1930 (opening zaak Nieuwstraat), 14.9.1971 (opening winkelcentrum Woensel), Bijvoegsels Staatscourant 1928 nr. 191 en 1930 nr. 124;
Jan Spoorenberg Gruun Buukske 1995