Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

Omvang van het vervoer over het Eindhovensch kanaal: verschil tussen versies

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
 
(2 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 35: Regel 35:
In 1871, toen het kanaal 25 jaar bestond, voeren er 382 schepen met een gezamenlijke inhoudsmaat van 20.254 ton het kanaal op. Pas omstreeks 1880 zou de totale tonnage groeien tot boven de 30.000 ton, om daarna opnieuw lange tijd vrij constant te blijven. In het eerste decennium van de nieuwe eeuw volgde een nieuwe sprong, toen de tonnage in enkele jaren verdubbelde tot 60.000 ton in 1910.<br />
In 1871, toen het kanaal 25 jaar bestond, voeren er 382 schepen met een gezamenlijke inhoudsmaat van 20.254 ton het kanaal op. Pas omstreeks 1880 zou de totale tonnage groeien tot boven de 30.000 ton, om daarna opnieuw lange tijd vrij constant te blijven. In het eerste decennium van de nieuwe eeuw volgde een nieuwe sprong, toen de tonnage in enkele jaren verdubbelde tot 60.000 ton in 1910.<br />


Inmiddels was de scheepvaart na 1918 sterk toegenomen. In 1920 voeren 1.196 schepen met een totale inhoudsmaat van 136.000 ton het kanaal op en in 1930 waren dat al 3.553 schepen met een inhoud van 321.190 ton. Ofschoon de aantallen in de jaren dertig wat daalden, bleven de cijfers toch steeds boven die van voor 1918. De Tweede Wereldoorlog maakte aan de bloeiperiode een einde. In mei 1940 bliezen de terugtrekkende Nederlandse troepen negen bruggen op. In de volgende jaren werden voor zover mogelijk over de jukken en landhoofden noodbruggen gelegd en kwam de scheepvaart weer op gang. Toch bleef die tijdens de bezetting beneden het oude niveau. In september 1944 kwam de scheepvaart opnieuw stil te liggen, nadat de Duitsers op hun beurt de spoorbrug in Geldrop en enkele dagen later nog twee andere bruggen hadden opgeblazen. Pas op 25 mei 1945 zou het eerste schip, de Helena, geladen met groente uit Papendrecht, weer de haven kunnen binnenvaren.
Inmiddels was de scheepvaart na 1918 sterk toegenomen. In 1920 voeren 1.196 schepen met een totale inhoudsmaat van 136.000 ton het kanaal op en in 1930 waren dat al 3.553 schepen met een inhoud van 321.190 ton. Ofschoon de aantallen in de jaren dertig wat daalden, bleven de cijfers toch steeds boven die van voor 1918. De Tweede Wereldoorlog maakte aan de bloeiperiode een einde. In mei 1940 bliezen de terugtrekkende Nederlandse troepen negen bruggen op. In de volgende jaren werden voor zover mogelijk over de jukken en landhoofden noodbruggen gelegd en kwam de scheepvaart weer op gang. Toch bleef die tijdens de bezetting beneden het oude niveau. In september 1944 kwam de scheepvaart opnieuw stil te liggen, nadat de Duitsers op hun beurt de spoorbrug in Geldrop en enkele dagen later nog twee andere bruggen hadden opgeblazen. Pas op 25 mei 1945 zou het eerste schip, de Helena, geladen met groente uit Papendrecht, weer de haven kunnen binnenvaren.<br />
<br /><br />


Jan Spoorenberg in 't Gruun Buukske 1986
Het kanaal bleef in de na-oorlogse periode aanvankelijk uitstekend functioneren en verwerkte ook nog steeds meer schepen dan het Beatrixkanaal, dat in 1940 was geopend. Maar de schippers konden op den duur de concurrentie met het spoor- en wegvervoer steeds minder aan. Vanaf het begin van de jaren zestig liep het goederentransport met de helft terug van bijna 560.000 ton tot bijna 280.000 ton. De belangrijkste Eindhovense gebruikers waren in die jaren de N.V. Zand- en Grindhandel Maatschappij "De Kempen", betonmortelcentrale Transportbeton N.V., Picus Houtindustrie N.V., Bouwstoffen v/h Braat N.V. en N.V. Metaalcompagnie Brabant. Daarnaast werd voor twee Geldropse bedrijven nog veel zand en grind aangevoerd op de losplaats in Hulst.<br />
 
Mede door het teruglopend vervoer zou het kanaal tenslotte met bijna ƒ300.000 en het Beatrixkanaal met bijna ƒ270.000 per jaar op de Eindhovense begroting drukken. Wethouder G. van der Kruijs wilde daarom beide waterwegen voor de scheepvaart sluiten. Het Eindhovensch Kanaal kon daarna geheel of gedeeltelijk worden gedempt en het Beatrixkanaal, dat als afwateringskanaal moest blijven voortbestaan, kon dan tevens worden gebruikt voor de watersport.<br />
Maar met name de Kamer van Koophandel maakte duidelijk, dat het voor het economisch leven van groot belang was, dat Eindhoven over ten minste één scheepvaartkanaal beschikte. Dat zou dan eigenlijk ook nog geschikt moeten worden gemaakt voor schepen met een tonnage van 1.000 tot 1.350 ton.<br />
Op 1 mei 1971 besloot de raad tenslotte tot sluiting van het Eindhovensch kanaal met ingang van 1 juli 1974.
 
Voor een uitgebreide literatuuropgave verwijzen wij naar het artikel betreffende de geschiedenis van het [[Geschiedenis van het Eindhovensch kanaal tot 1846|Eindhovensch kanaal]]<br />
 
Jan Spoorenberg<br />
in: 't Gruun Buukske 1986<br />


[[categorie:Zakelijk]]
[[categorie:Zakelijk]]
[[categorie:Geografie]]
[[categorie:Geografie]]
[[categorie:Kanalen]]
[[categorie:Kanalen]]

Huidige versie van 1 nov 2015 om 15:03

Het Eindhovensch Kanaal

De eerste scheepvaart

Het aantal schepen dat in de eerste tien jaar het kanaal opvoer steeg bepaald niet spectaculair, van 622 in 1847 tot 655 in 1856. De totale jaarlijkse inhoudsmaat steeg in die periode van 19.814 tot 24.393 ton.
In het onderstaande overzicht is bij de totalen in de jaren vanaf 1854 nog een aantal schepen extra geteld, die kiezels en klinkers aanvoerden voor de aan te leggen provinciale wegen in onze omgeving.


Jaar Aantal schepen Totale tonnage
1847 622 19.814
1848 740 20.992
1849 758 22.378
1850 694 21.145
1851 667 20.464
1852 592 21.217
1853 506 18.990
1854 610 + 310 22.089 + 14.278
1855 521 + 332 20.119 + 20.860
1856 655 + 200 24.393 + 14.124

In de volgende tien jaar daalde het aantal schepen weliswaar tot 431, maar de totale inhoudsmaat bleef met 22.573 ton vrijwel gelijk. Inmiddels had Eindhoven in 1866 aansluiting gekregen op het spoorwegnet, waarmee het kanaal een belangrijke concurrent had gekregen.
In 1871, toen het kanaal 25 jaar bestond, voeren er 382 schepen met een gezamenlijke inhoudsmaat van 20.254 ton het kanaal op. Pas omstreeks 1880 zou de totale tonnage groeien tot boven de 30.000 ton, om daarna opnieuw lange tijd vrij constant te blijven. In het eerste decennium van de nieuwe eeuw volgde een nieuwe sprong, toen de tonnage in enkele jaren verdubbelde tot 60.000 ton in 1910.

Inmiddels was de scheepvaart na 1918 sterk toegenomen. In 1920 voeren 1.196 schepen met een totale inhoudsmaat van 136.000 ton het kanaal op en in 1930 waren dat al 3.553 schepen met een inhoud van 321.190 ton. Ofschoon de aantallen in de jaren dertig wat daalden, bleven de cijfers toch steeds boven die van voor 1918. De Tweede Wereldoorlog maakte aan de bloeiperiode een einde. In mei 1940 bliezen de terugtrekkende Nederlandse troepen negen bruggen op. In de volgende jaren werden voor zover mogelijk over de jukken en landhoofden noodbruggen gelegd en kwam de scheepvaart weer op gang. Toch bleef die tijdens de bezetting beneden het oude niveau. In september 1944 kwam de scheepvaart opnieuw stil te liggen, nadat de Duitsers op hun beurt de spoorbrug in Geldrop en enkele dagen later nog twee andere bruggen hadden opgeblazen. Pas op 25 mei 1945 zou het eerste schip, de Helena, geladen met groente uit Papendrecht, weer de haven kunnen binnenvaren.

Het kanaal bleef in de na-oorlogse periode aanvankelijk uitstekend functioneren en verwerkte ook nog steeds meer schepen dan het Beatrixkanaal, dat in 1940 was geopend. Maar de schippers konden op den duur de concurrentie met het spoor- en wegvervoer steeds minder aan. Vanaf het begin van de jaren zestig liep het goederentransport met de helft terug van bijna 560.000 ton tot bijna 280.000 ton. De belangrijkste Eindhovense gebruikers waren in die jaren de N.V. Zand- en Grindhandel Maatschappij "De Kempen", betonmortelcentrale Transportbeton N.V., Picus Houtindustrie N.V., Bouwstoffen v/h Braat N.V. en N.V. Metaalcompagnie Brabant. Daarnaast werd voor twee Geldropse bedrijven nog veel zand en grind aangevoerd op de losplaats in Hulst.

Mede door het teruglopend vervoer zou het kanaal tenslotte met bijna ƒ300.000 en het Beatrixkanaal met bijna ƒ270.000 per jaar op de Eindhovense begroting drukken. Wethouder G. van der Kruijs wilde daarom beide waterwegen voor de scheepvaart sluiten. Het Eindhovensch Kanaal kon daarna geheel of gedeeltelijk worden gedempt en het Beatrixkanaal, dat als afwateringskanaal moest blijven voortbestaan, kon dan tevens worden gebruikt voor de watersport.
Maar met name de Kamer van Koophandel maakte duidelijk, dat het voor het economisch leven van groot belang was, dat Eindhoven over ten minste één scheepvaartkanaal beschikte. Dat zou dan eigenlijk ook nog geschikt moeten worden gemaakt voor schepen met een tonnage van 1.000 tot 1.350 ton.
Op 1 mei 1971 besloot de raad tenslotte tot sluiting van het Eindhovensch kanaal met ingang van 1 juli 1974.

Voor een uitgebreide literatuuropgave verwijzen wij naar het artikel betreffende de geschiedenis van het Eindhovensch kanaal

Jan Spoorenberg
in: 't Gruun Buukske 1986