Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

St. Catharinakerk: verschil tussen versies

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(Nieuwe pagina aangemaakt met 'R.K. SCHUURKERK in de tuin van het pand “DE HOPBEL” DE HOPBEL Het pand genaamd “De HOPBEL” (de naam wordt reeds vermeld in de 16e eeuw) was gelegen in de A...')
 
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
R.K. SCHUURKERK in de tuin van het pand “DE HOPBEL”
De ramen van de St. Catharinakerk<br />
<br />
Na de inwijding of consecratie in 1867 van de door Pierre Cuypers gebouwde Sint-Catharinakerk in neogotische stijl krijgt het gebouw gefaseerd zijn aankleding in stijl met ramen, beelden, meubilair etc. Bij het bombardement op 6 december 1942 gaan vrijwel de gehele inboedel en alle neogotische glas-in-loodramen verloren. Nadat eerst de restauratie van het gebouw zelf ter hand is genomen, komen in de jaren daarna in fasen nieuwe glas-in-loodramen tot stand.
De eerste groep figuratieve ramen worden tussen 1947 en 1954 naar ontwerp van [[Charles Eyck]] (1897-1983) in de Limburgse picturale stijl met de toepassing van grisaille uitgevoerd. Het betreft de ramen in de kapellen van de kooromgang met voorstellingen van Kruisiging, Verrijzenis, Hemelvaart (in het midden), Johannes de Doper, Mozes, de evangelisten Johannes, Lucas, Marcus en Mattheus, Petrus en Paulus. Ook van Eyck zijn het roosraam en de lancetramen van het zuidtransept met de profeten Jesaia, Jeremias, Daniël en Zacharias en die van het noordtransept met de Perzische, Lybische, Cumaanse en Europese sibillen (dit zijn profetische vrouwen). Na decoratieve c.q. abstracte roosramen in de oostelijke lichtbeuk van zuid- en noordtransept komt als laatste het Mariaraam van zijn hand tot stand.
Inmiddels heeft Toon Ninaber van Eyben (1896-1977) als tweede groep de glas-in-loodramen en rozetten met decoratieve kleurstellingen in de lichtbeuk van het middenschip aan zuid- en noordzijde ontworpen.
In 1953 krijgt [[Hugo Brouwer]] (1913-1986) opdracht voor het raam met het doopsel (eerste raam in de zuidelijke zijbeuk) gevolgd door het Jozefraam (noordelijk transept), dat qua picturale opvatting en indeling nog aansluiting zoekt bij de ramen van Charles Eyck. Dit laatste in Dantziger glas uitgevoerde raam is de start van de derde groep ramen die in het kader van het jubileum van deken en pastoor mgr H.F. Heezemans tot stand komen, geschonken door parochianen, instellingen en bedrijven. Qua beeld- en vormentaal ogen die veel moderner, zijn helderder van kleur met stevige lijnvoering en minder grisaille. Zes ramen met de Apocalyps, de Apostolische successie, de Sacramenten, de Viering van dood en verrijzenis, de Prediking en de Parousia in de noordelijke zijbeuk en de oostwand van het noordtransept, evenals het raam met de Boom van Jesse in de zuidwand van het zuidtransept dateren uit 1957, terwijl de ramen met de Schepping, de Zondeval, het Verbond met ark van Noach en offer van Abraham, de Wetgeving op de berg Sinaï in zuidelijke zijbeuk en de oostwand van het zuidtransept uit 1958 dateren. In opdracht van deken Heezemans zelf ontwerpt Brouwer in 1961 nog zeven abstracte ramen in de lichtbeuk van priesterkoor en de lichtbeuk van het westelijk transept, bedoeld als tegenhanger van de tegenoverliggende, abstracte ramen van Eyck. Door de kunstenaar worden ze ‘een gedicht in kleuren’ genoemd ‘met als bindend thema: een Te Deum’.
De vierde groep ramen in de oostgevel in een warm kleurengamma wordt direct na de oorlog boven de ingangen van de hand van [[Pieter Wiegersma]] (1920-2009) geplaatst die in 1961 ook het grote roosraam achter het orgel, het zogeheten Catharinaraam, ontwerpt.
Min of meer apart van deze groepen ramen staan de twee glas-in-loodramen in de voormalige Sacramentskapel die naar ontwerp van [[Reimond Kimpe]] (1885-1970) in 1948 zijn uitgevoerd.
De glas-in-loodramen in de Sint-Catharinakerk reflecteren niet alleen de veranderingen in de glas-in-loodkunst van na de tweede wereldoorlog, maar leveren een indrukwekkende bijdrage aan de aankleding, sfeer en beleving van het monumentale kerkgebouw.


DE HOPBEL
Peter Thoben
Het pand genaamd “De HOPBEL” (de naam wordt reeds vermeld in de 16e eeuw) was gelegen in de Achterstraat, later Rozemarijnstraat en sinds 1920 Jan van Lieshoutstraat nummer 10. Het links ernaast gelegen pand droeg de naam “COCKEROLLEN”. Beide panden waren omstreeks 1630 in eigendom van MATHIAS GERARDS, de laatste kapitteldeken van het Collegiaal Kapittel van St. Catharina Eindhoven, opgericht in 1399. Het “Placaat van Retorsie” uit 1636 bepaalde dat alle geestelijken de Meierij van Den Bosch moesten verlaten. Hierop verkocht kapitteldeken MATHIAS GERARDS in 1640 zijn eigendommen. Hij overleed in 1644.
Het pand “COCKEROLLEN” werd verkocht voor fl.3700,- aan zijn broer, de kunstschilder NICOLAAS GERARDS en het pand “DE HOPBEL” voor fl.1330,- aan DERCK WILLEMS van den BROECK.
De Vrede van Münster in 1648 betekende het einde van het Kapittel, maar ook het begin van de schuilkerkperiode voor de katholieken, die de Catharinakerk aan de protestanten moesten afstaan.
DERCK WILLEMS van den BROECK was burgemeester in 1643-1644 en overleed in 1667. De volgende eigenaar in 1679 was WILLEM POOLEN, burgemeester in 1671-1672, die het pand had aangekocht t.b.v. de R.K. Parochie Eindhoven en in 1698 had ROGIER WIJNANTS, burgemeester in 1684-1685, het pand in eigendom. Vervolgens had ANNA MARIA WIJNANTS, de weduwe van MATHIJS ROEFS, burgemeester in 1711-1712, het pand in 1750 op haar naam staan. In 1760 wordt “DE HOPBEL” getransporteerd aan het R.K. Kerkbestuur. Zij gaat dienst doen als pastorie in 1810, nadat de Catharinakerk weer in bezit van de katholieke gemeenschap was gekomen.
Na ingebruikname van de nieuwgebouwde pastorie bij de kerk in 1906, wordt het pand verkocht aan JAN VAN LIESHOUT (1836-1919), wethouder en president van het R.K. Armbestuur. Na zijn dood komt “DE HOPBEL” weer in handen van het R.K. Armbestuur en wordt ingelijfd bij het R.K. Binnenziekenhuis. In 1933 valt het pand “DE HOPBEL” onder de slopershamer.
 
De SCHUURKERK
1672
De eerste SCHUURKERK wordt gebouwd in de tuin van het pand “DE HOPBEL” in de Achterstraat, waarvan een gedeelte van deze waarschijnlijk houten schuurkerk in 1691 instort.
De schuurkerk was toegankelijk via het poortje naast het pand.
1696
Een grotere SCHUURKERK wordt gebouwd.
Op 16 februari 1699 wordt beslag gelegd op de schuurkerk, terwijl de eigenaar ROGIER WIJNANTS een boete van fl. 200,- krijgt opgelegd. De Diensten konden op 13 juli 1700 weer hervat worden totdat op 12 april 1711 de schuurkerk wederom gesloten en verzegeld werd. Deze sluiting duurde onder hevige protesten van de katholieken slechts enkele weken.
1787
De SCHUURKERK wordt nogmaals vergroot en verbeterd
1810
De SCHUURKERK wordt buiten gebruik gesteld en het pand “DE HOPBEL” gaat dienst doen als pastorie. In opdracht van de in 1811 ingestelde “Rechtbank van eerste Aanleg (Tribunal de premier Instance), is ten behoeve van een eventuele verbouwing van de schuurkerk tot
rechtbank en gevangenis, bovenstaande tekening van de schuurkerk met een plattegrond van de kerk en het pand “De Hopbel” gemaakt. De verbouwing ging niet door.
1812
De SCHUURKERK wordt afgebroken
Het pand “DE HOPBEL” wordt dan bewoond door de pastoor GUILIELMUS VAN GASTEL (Pastoor van de Cathrien van 1789-1816). Hij overleed op 31 jan. 1816
Het pand “COCKEROLLEN” wordt dan bewoond door JOHANNES JACOBUS JANSSEN (Burgemeester van 8 aug. 1810 tot 4 juni 1812). Hij overleed op 3 mei 1818.
Toegevoegd door: Theo Verschueren op 14 maart 2013 op Eindhoven in Beeld.com
[http://www.eindhoveninbeeld.com/foto.php?foto=33307#sthash.ZXSSNpTi.dpuf]


[[categorie:Zakelijk]]
[[categorie:Zakelijk]]

Versie van 19 sep 2013 16:20

De ramen van de St. Catharinakerk

Na de inwijding of consecratie in 1867 van de door Pierre Cuypers gebouwde Sint-Catharinakerk in neogotische stijl krijgt het gebouw gefaseerd zijn aankleding in stijl met ramen, beelden, meubilair etc. Bij het bombardement op 6 december 1942 gaan vrijwel de gehele inboedel en alle neogotische glas-in-loodramen verloren. Nadat eerst de restauratie van het gebouw zelf ter hand is genomen, komen in de jaren daarna in fasen nieuwe glas-in-loodramen tot stand. De eerste groep figuratieve ramen worden tussen 1947 en 1954 naar ontwerp van Charles Eyck (1897-1983) in de Limburgse picturale stijl met de toepassing van grisaille uitgevoerd. Het betreft de ramen in de kapellen van de kooromgang met voorstellingen van Kruisiging, Verrijzenis, Hemelvaart (in het midden), Johannes de Doper, Mozes, de evangelisten Johannes, Lucas, Marcus en Mattheus, Petrus en Paulus. Ook van Eyck zijn het roosraam en de lancetramen van het zuidtransept met de profeten Jesaia, Jeremias, Daniël en Zacharias en die van het noordtransept met de Perzische, Lybische, Cumaanse en Europese sibillen (dit zijn profetische vrouwen). Na decoratieve c.q. abstracte roosramen in de oostelijke lichtbeuk van zuid- en noordtransept komt als laatste het Mariaraam van zijn hand tot stand. Inmiddels heeft Toon Ninaber van Eyben (1896-1977) als tweede groep de glas-in-loodramen en rozetten met decoratieve kleurstellingen in de lichtbeuk van het middenschip aan zuid- en noordzijde ontworpen. In 1953 krijgt Hugo Brouwer (1913-1986) opdracht voor het raam met het doopsel (eerste raam in de zuidelijke zijbeuk) gevolgd door het Jozefraam (noordelijk transept), dat qua picturale opvatting en indeling nog aansluiting zoekt bij de ramen van Charles Eyck. Dit laatste in Dantziger glas uitgevoerde raam is de start van de derde groep ramen die in het kader van het jubileum van deken en pastoor mgr H.F. Heezemans tot stand komen, geschonken door parochianen, instellingen en bedrijven. Qua beeld- en vormentaal ogen die veel moderner, zijn helderder van kleur met stevige lijnvoering en minder grisaille. Zes ramen met de Apocalyps, de Apostolische successie, de Sacramenten, de Viering van dood en verrijzenis, de Prediking en de Parousia in de noordelijke zijbeuk en de oostwand van het noordtransept, evenals het raam met de Boom van Jesse in de zuidwand van het zuidtransept dateren uit 1957, terwijl de ramen met de Schepping, de Zondeval, het Verbond met ark van Noach en offer van Abraham, de Wetgeving op de berg Sinaï in zuidelijke zijbeuk en de oostwand van het zuidtransept uit 1958 dateren. In opdracht van deken Heezemans zelf ontwerpt Brouwer in 1961 nog zeven abstracte ramen in de lichtbeuk van priesterkoor en de lichtbeuk van het westelijk transept, bedoeld als tegenhanger van de tegenoverliggende, abstracte ramen van Eyck. Door de kunstenaar worden ze ‘een gedicht in kleuren’ genoemd ‘met als bindend thema: een Te Deum’. De vierde groep ramen in de oostgevel in een warm kleurengamma wordt direct na de oorlog boven de ingangen van de hand van Pieter Wiegersma (1920-2009) geplaatst die in 1961 ook het grote roosraam achter het orgel, het zogeheten Catharinaraam, ontwerpt. Min of meer apart van deze groepen ramen staan de twee glas-in-loodramen in de voormalige Sacramentskapel die naar ontwerp van Reimond Kimpe (1885-1970) in 1948 zijn uitgevoerd. De glas-in-loodramen in de Sint-Catharinakerk reflecteren niet alleen de veranderingen in de glas-in-loodkunst van na de tweede wereldoorlog, maar leveren een indrukwekkende bijdrage aan de aankleding, sfeer en beleving van het monumentale kerkgebouw.

Peter Thoben