Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
Duivensport Groot-Eindhoven algemeen: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 26: | Regel 26: | ||
[[categorie:Mensen]] | [[categorie:Mensen]] | ||
[[categorie: Verenigingen, sport]] | [[categorie: Verenigingen, sport]] | ||
[[categorie:Duivensportverenigingen]] |
Versie van 12 jun 2016 12:13
Duivensportverenigingen in Groot-Eindhoven tot 1920
De aanleg van spoorlijnen (na 1860) zou een belangrijke factor blijken bij de popularisering van de sport, want vóórdat de duiven per trein naar hun vertrekpunt konden worden gebracht moesten ze met paard en wagen of door een man te voet worden vervoerd.
Ofschoon de oprichting van de eerste Eindhovense duivensportvereniging in 1884 bepaald niet vroeg genoemd mag worden, was ze toch de eerste in de omgeving. Was de duivensport aanvankelijk hoofdzakelijk een vrijetijdsbesteding voor middenstanders tussen 40 en 50 jaar, in deze eeuw zou ze ook meer en meer worden beoefend door minder goed gesitueerden. In hoeverre de vaderlandsliefde bij de keus en de beoefening van de sport een rol heeft gespeeld is niet bekend, maar het lijkt erop, dat die geen doorslaggevende factor is geweest.
De rol van de duivensport voor de recreatie was tot 1920 beperkt. In 1918 telde Eindhoven in totaal ongeveer 70 georganiseerde liefhebbers en dit aantal zal voordien nauwelijks groter zijn geweest.
Opmerkelijk is nog dat er géén sprake is geweest van een R.K.-duivensportvereniging. Blijkbaar bestond bij kerkelijke leiders geen angst dat de duivenliefhebbers terwille van hun sport hun zondagsplichten zouden verzuimen.
De eerste leden
Ofschoon het wat moeilijker is door het gebrek aan berichten uit 1885, krijgen we tot en met 1886 toch nog een aardig lijstje (prijzenwinnende) Eindhovense postduivenliefhebbers bijeen. Als we dat lijstje overzien, is de eerste indruk, dat de leden niet zoals bij de gymnastiekbeoefening, het fietsen en het voetbal tot de top van de Eindhovense elite behoorden, maar dat zij over het algemeen een trapje lager op de maatschappelijke ladder stonden. Daardoor wordt het moeilijker, om de achtergrond van de postduivenhouders te traceren.
Wie A. Bogaerts uit Woensel is geweest, is nog onduidelijk. H.G. Smeets was in Eindhoven geboren en wel in 1842 en was sigarenfabrikant van beroep. U kunt meer over hem lezen in het bekende boek van dr. F. van Puijenbroek. J.R. Luneman was de pachter van de stationsrestauratie. Hij was in 1853 in 's-Gravenhage ter wereld gekomen. A.A. van der Marck was in 1855 in Grave geboren en was commies bij de posterijen. J. van der Somme was ongetwijfeld de deurwaarder, die in 1848 in Woensel ter wereld was gekomen. J. Spoorenberg is vermoedelijk vrachtrijder Jacobus geweest, die in 1845 in Eindhoven was geboren.
Tot de eerste leden van De Zwaluw behoorden M. Derpen, die kapper was en in 1844 in Eindhoven was geboren en verder D. van Eupen, vermoedelijk een zoon van de bakker op het Stratumseind, en G. Jansen, de zwager van de genoemde J. Spoorenberg, die eveneens vervoerder was. Ed. Vosters was eigenaar van de bekende Woenselse leerlooierij. Hij was in 1855 in Reusel geboren (zijn zoon was actief in de nog jonge voetbalsport).
Het valt op, dat de leeftijd van de eerste postduivenliefhebbers over het algemeen een twintig jaar hoger was dan die van de eerstelingen van de eerder genoemde hobbies. Op zich is dat eigenlijk niet zo vreemd: terwijl de gymnasten, de voetballers en de wielrenners het zware werk zelf moesten doen, konden de duivenhouders dat aan hun dieren overlaten (waarmee overigens het verzorgen van de duiven zeker niet mag worden onderschat).
Een van de leden die in de prijzen was gevallen was Jos van Dijck. Hij was in 1868 in Eindhoven geboren als zoon van de eigenaar van de Stoom-Timmerfabriek Van Dijck-Stumpers (De Rietvink) en dreef een modezaak. In juli 1884 had de redacteur van de Meierijsche Courant zijn "keurige collectie hoogvliegers" mogen bezichtigen. Die was toen niet alleen onder de indruk gekomen van de dieren, maar ook van de duiventil. Bij wedvluchten behoefde Van Dijck niet op de uitkijk te gaan zitten. Want zodra een van de duiven op de til kwam, bracht het dier enkele elektrische bellen in werking, die de eigenaar van de aankomst verwittigde, waar hij zich ook in zijn huis bevond. Overigens maakte Van Dijck ook voor andere zaken van elektriciteit gebruik. Voor ons is dat niets bijzonders, maar in 1884 was Eindhoven nog niet op een elektriciteitsnet aangesloten en Van Dijck zal zijn installaties dus hebben moeten voeden met grote natte batterijen.
Plaatselijke samenwerking
Op plaatselijk niveau ontstonden banden tussen de verschillende duivensportverenigingen, want in 1911 werd door Neerlands Hulp uit Eindhoven, De Spion uit Gestel en De Luchtrenners uit Geldrop een Eindhovensch Verzendings-Comité opgericht met het doel om gezamenlijk concoursen te organiseren. President van het comité was de Eindhovenaar H. Toirkens, ongetwijfeld dezelfde die in 1912 op de Grote Berg café de Postduif exploiteerde, waar Neerlands Hulp toen thuis was; secretaris was kastelein F. van Keulen uit Gestel. Blijkbaar heeft het Comité maar kort bestaan, want in 1914 werd op initiatief van de hier gelegerde militair H. Keerwolf de Eindhovense Concours- en Verzendingsbond opgericht, waarbij zich behalve Neerlands Hulp uit Eindhoven en De Spion uit Gestel ook De Luchtbode uit Woensel en de Philips Postduivenvereniging aansloten.
De Bond lijkt de oorlogsjaren niet te hebben overleefd, want op 26 november 1918 werd in het koffiehuis van F. Eliens op de Grote Berg door De Oorlogsbode, Neerlands Hulp en De Spion de Concours-Commissie Eindhoven opgericht, die nog steeds bestaat. Een jaar later sloot De Luchtbode, de vierde Eindhovense vereniging zich ook bij deze concourscommissie aan.
Over de bronnen
De gegevens voor dit artikel over de vrijetijdsbesteding zijn voor een groot deel afkomstig uit de Eindhovense kranten, die door mevrouw P.C. de Haas-van den Boer werden geficheerd. Daarnaast kreeg ik medewerking van de heer A. van Gils uit Breda, die met een aanstekelijk enthousiasme over de geschiedenis van zijn hobby kan vertellen. De heer J. de Zeeuw van het Neerlands Postduiven-Orgaan gaf me inzage in oude jaargangen van het tijdschrift dat hij uitgeeft en in nog oudere jaargangen van De Postduif en was zo vriendelijk mijn tekst te becommentariëren; het bladerwerk viel niet steeds mee, maar de medewerkers van de heer De Zeeuw hielden met veel koppen koffie en thee mijn krachten op peil. Tenslotte gaat mijn dank uit naar de heer M. van de Ven, zonder wie het volgende artikel nooit zou zijn geschreven.
Het oorspronkelijke artikel van onderstaande auteur bevat meer informatie maar is omwille de leesbaarheid door de redactie van de Eindhoven-encyclopedie bewerkt.
J. Spoorenberg
in: ’t Gruun Buukske 1988, 19, 31