Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
Kegelen: De Eindhovense Kegelbond: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met '<big>'''De Eindhovense Kegelbond'''</big><br /> Blijkbaar bestonden er goede contacten tussen de toen bestaande kegelverenigingen, want in 1904 nam een delegatie v...') |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 31: | Regel 31: | ||
in: ’t Gruun Buukske 1990,86<br /> | in: ’t Gruun Buukske 1990,86<br /> | ||
[[categorie:Mensen]] | [[categorie:Mensen]] | ||
[[categorie: Verenigingen, sport]] | [[categorie:Verenigingen, sport]] | ||
[[categorie:Sport]] |
Versie van 26 jun 2016 17:26
De Eindhovense Kegelbond
Blijkbaar bestonden er goede contacten tussen de toen bestaande kegelverenigingen, want in 1904 nam een delegatie van verschillende Eindhovense clubs onder de clubnaam 'Eindhoven Vooruit' deel aan een concours in Amersfoort. In totaal namen daar 150 verenigingen aan de wedstrijden deel. De Eindhovenaren wisten de 20e prijs te behalen bij de korpswedstrijden.
De eerste Eindhovense bond
Toen Zeeland in 1906 werd getroffen door een watersnood, besloten de gezamenlijke Eindhovense kegelverenigingen vrijebaan-wedstrijden te organiseren en de opbrengst daarvan ten goede te laten komen aan de slachtoffers. De samenwerking beviel zo goed, dat de verenigingen na afloop van de wedstrijden besloten tot de oprichting van een Eindhovense Kegelbond. Vijf van de zes verenigingen sloten er zich bij aan. Dokter C. Schröder werd tot president gekozen, Alb. de Haas werd vice-president, J. Vos secretaris, E. Nijssen penningmeester en Th. von der Nahmer en C. van der Harten commissaris. Hoe lang deze eerste Eindhovense bond heeft bestaan, is niet duidelijk.
In februari 1908 is er sprake van dat Weg dien Bal een nieuwe Eindhovense kegelbond had opricht, die M.K.W. werd genoemd. Maar over deze organisatie is verder niets bekend. Alsof er niets aan de hand was organiseerde de oude bond enkele maanden later wedstrijden voor de leden van de aangesloten verenigingen: korpswedstrijden voor het gouden wisselkruis, kampioenswedstrijden om de wisselbeker en de titel 'kampioen van Eindhoven' en vrijebaanwedstrijden. Toch had de bond toen haar langste tijd gehad, want ik heb er na dat jaar niets meer over teruggevonden.
Het bestuur van de eerste Eindhovense bond bestond uit de heren dokter C. Schröder, die in 1871 was geboren, Alb. de Haas, een kantoorklerk die in 1876 ter wereld was gekomen en E. Nijssen, die vijf jaar ouder was en een zoon was van een commies. Met uitzondering van Wijers, die uit Dordrecht kwam, Crasborn, die uit Thorn afkomstig was, Van Lierde, die in Grevenbicht was geboren en De Haas, wiens wieg in Groningen had gestaan, waren al de genoemde personen (Groot-)Eindhovenaar van geboorte. Over het algemeen waren de leden dus autochtoon en betrekkelijk jong. De meesten waren rooms katholiek.
Een nieuwe Eindhovense bond
De kegelsport in Eindhoven bleef wat achter bij de rest van de provincie. Dat lijkt ook te gelden voor de eerste decennia van deze eeuw. In 1919 waren er bij de landelijke bond 361 clubs aangesloten, waaronder 13 van de Bredase Bond, 11 van de Tilburgse en 9 van de Bossche. In Eindhoven bestond toen nog geen bond en voor zover bekend was er geen enkele Eindhovense club rechtstreeks lid van de landelijke Bond.
Naar aanleiding van het succesvolle jubileumconcours bij het 12½ jarig bestaan van de vereniging Holland, werd in 1921 op initiatief van voorzitter M. Stumpers van Onder Ons een nieuwe Eindhovense bond opgericht, die direct lid werd van de Nederlandsche Kegelbond. Zowel de oprichting van de lokale bond als de aansluiting bij de landelijke organisatie, zou een stimulans blijken voor de kegelsport in onze regio. Vanaf 1922 nam voortaan een afvaardiging van de Eindhovense Kegelbond deel aan landelijk bondenwedstrijden.
Daarnaast speelden de aangesloten verenigingen de volgende jaren met grote inzet wedstrijden om een Eindhovense wisselbeker en zouden in een wat latere fase ook met de Helmondse Kegelbond wedstrijden om een wisselbeker worden georganiseerd. In 1929 namen de Eindhovense en de Helmondse bond het initiatief om naast de wedstrijd om de wisselbeker nog een speciale wedstrijd te laten spelen door de Eindhovense en Helmondse damesteams en daarvoor een wisselmedaille beschikbaar te stellen. Tenslotte bleven Eindhovense verenigingen natuurlijk ook deelnemen aan concoursen elders en organiseerde de Eindhovense bond bij voorkomende gelegenheden, zoals jubilea van aangesloten verenigingen, ook zelf concoursen.
Groei in kwantiteit en kwaliteit
De activiteiten leidden tot een groei van het aantal kegelaars en daarmee van het aantal verenigingen. Aanvankelijk waren Alle Negen, Holland, Houd de Plank, Onder Ons, Poedelvrees en 't Valt Niet Mee bij de Eindhovense Bond aangesloten. Korte tijd later volgde nog een zevende club. In april 1922 werd een Geldropse club lid van de Bond. De aangesloten verenigingen telden toen samen een honderdtal leden. In 1924 trad ook de Helmondse vereniging Wilhelmina tot de Bond toe; de nieuweling wist al meteen beslag te leggen op de wisselbeker. Maar toen in 1925 ook in Helmond een kegelbond werd opgericht, nam Wilhelmina weer afscheid. Intussen waren in 1924 al 521 clubs bij de landelijke bond aangesloten, waarvan uit Noord-Brabant 16 van de Bredase bond, 16 van de Tilburgse, 11 van de Bossche, 7 van de Bergen op Zoomse en ook 7 van de Eindhovense en tenslotte 6 van de Waalwijkse. In 1926 bestonden er in Eindhoven 7 verenigingen en nog 4 in Geldrop, alle verenigingen waren toen aangesloten bij de lokale bond. In 1931 waren er 12 verenigingen aangesloten en drie jaar later nog een meer. Overigens waren toen niet alle verenigingen meer georganiseerd, want alleen Eindhoven telde in 1934 al 14 clubs.
Niet alleen kwantitatief, ook kwalitatief ging het goed. Tijdens een groot bondenconcours in Amsterdam in 1925 behaalde het team van de Eindhovense Bond de eerste prijs in Klasse B, wat een promotie naar Klasse A betekende. Blijkbaar ging het in de daaropvolgende periode wat minder, want in 1929 was er na het behalen van een derde prijs in de bondenwedstrijd in Haarlem opnieuw sprake van een promotie naar Klasse A.
In 1938 slaagde het Eindhovense team erin kampioen te worden van district 3, dat heel Noord-Brabant omvatte. Een jaar later slaagde het daarin opnieuw. Bij de landelijke wedstrijden tussen de districtskampioenen, die dat jaar in Eindhoven werden gespeeld, zette het de kroon op zijn werk door overige teams te verslaan en zo het landskampioenschap te behalen.
Toch was het niet alles kommer en kwel, want in 1948 slaagden de afvaardiging van de Eindhovense Kegelbond er in om voor de derde maal kampioen van het district III te worden. In de volgende jaren daalde het enthousiasme echter verder en sliep de Eindhovense Kegelbond zelfs in. Pas in 1958 zou ze worden heropgericht.
Tegenwoordig zijn er 9 verenigingen bij de bond aangesloten waarvan er nog steeds één van voor de oorlog dateert, nl. de damesclub Vol Moed. Daarnaast bestaat er nog een aantal verenigingen die niet zijn aangesloten, waaronder de oude, maar nog steeds bloeiende Alles Um.
Bronnen:
-Kranten waren een belangrijke bron voor het schrijven van dit stukje lokale geschiedenis. Helaas laat de pers het echter in de naoorlogse periode wat afweten als het gaat om minder beoefende sporten zoals kegelen; als de Bond haar archief niet goed bijhoudt, zal het in de toekomst wel eens erg moeilijk kunnen worden om terug te blikken.
-Behalve in de kranten vond ik interessante informatie in het archief van Onder Ons. Toen deze club in de jaren dertig insliep, was P. Vermeeren er jarenlang secretaris van geweest. Zijn zoon K. Vermeeren heeft het secretariaatsarchief in 1981 aan het gemeentelijk archief geschonken.
-Voor de algemene informatie maakte ik gebruik van het Handboek voor de Kegelsport door J. Laarman (Brummen z.j.).
-Het artikel Volksgebruiken en Gewoonten door P.N. Panken in het tijdschrift Volksleven.
-De bijdrage van L. de Wolf in de Sport-Encyclopedie.
-Informatie van kegelaarsters en kegelaars uit Eindhoven e.o. Allereerst de leden van Vol Moed, die een kegelavond opofferden om over het verleden te kunnen praten, en verder aan de heer en mevrouw J.A. Derkx en de heren F.L.J. Gosen, H.A. Janssen, P.J. Kusters, en W.M.J. Kuijpers.
J. Spoorenberg
in: ’t Gruun Buukske 1990,86