Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

Robert Joan Castendijk: verschil tussen versies

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 35: Regel 35:
Ary Ceelen<br />
Ary Ceelen<br />
in: ’t Gruun Buukske 1995, 102 <br />
in: ’t Gruun Buukske 1995, 102 <br />
[[Categorie:Zakelijk]]
[[Categorie:Verkeer en vervoer]]

Versie van 1 nov 2015 10:44

Het oude vlieghavengebouw Welschap in de vroegere jaren (afb. archief Hüsken)

Robert Joan Castendijk

Castendijk, Robert Joan,

  • 1-1-1891 Nijmegen

† 20-2-1968 Zeist

Zoon van Robert Joan Castendijk en Johanna Cornelia Clazina Rasch. In de geboorteakte van Robert Joan noemde zijn vader zich "ingenieur van den Waterstaat".

Castendijk ('Cas' voor zijn vrienden) zou zijn leven, behalve aan zijn gezin, aan de luchtvaart wijden.
Als jongeling van 15 jaar begon hij zijn activiteiten als modelvliegtuigbouwer. In 1907 publiceerde hij zijn eerste luchtvaartartikel en in 1908 hield hij een lezing over de "Aeronautische Wetenschap". Hij zou er nadien nog ruim 400 houden! De luchtvaart was in die jaren nog een groot avontuur en de vliegeniers waren vooral bij de jongere generatie 'de helden der lucht'. De algemene belangstelling in Nederland voor de 'aviatiek' werd vooral opgewekt toen op 27 juni 1909 boven de Brabantse hei bij het dorp Leur de eerste vlucht boven Nederland met een motorvliegtuig plaats vond. Ook de jonge Castendijk bleek met deze 'luchtvaartbacil' besmet te zijn en in de zomer van 1909 gebruikte hij zijn vakantie om de ILA te bezoeken, de eerste internationale luchtvaarttentoonstelling te Frankfurt. Op 18 augustus 1909 kreeg hij zijn luchtdoop met een "Voisin"toestel, bestuurd door de Belgische Baron de Caters en nadien zal zijn levenslijn geheel gericht lopen door het luchtvaartgebeuren waarin hij een belangrijke rol heeft gespeeld.

Toen op 16 maart 1910 de 'Proef-Vliegtuigen-Sport-Commissie' door de Nederlandsche Vereeniging voor Luchtvaart (NVvL) werd opgericht, was de toen 19-jarige Castendijk daarbij aanwezig. Medio 1910 werd hij door de NVvL aangesteld als sport-commissaris voor de komende Europese rondvlucht, die in 1911 de Nederlandse vliegvelden GilzeRijen en Soesterberg zou aandoen. Bij de eerste vliegdemonstraties op Soesterberg door Koolhoven, Wijnmalen en Kuiler in november 1910 had Castendijk de grondleiding en een jaar later is hij als 20-jarige student constructeur Frits Koolhoven behulpzaam met de bouw van de "Heidevogel". Op de vliegvelden Soesterberg, Ede en Molenheide was hij een bekend figuur.
In 1912 studeert hij te Delft voor waterbouwkundig ingenieur en vervolgt hij na zijn propadeutisch examen zijn studie te Aken bij prof. Van Karman, waar hij in 1914 zijn ingenieursdiploma behaalt. In 1913 heeft hij intussen nog enkele vlieglessen genomen bij de Franse vliegschool van Farman, maar vanwege de hoge kosten duurde dat niet lang. Dan krijgt hij op 23-jarige leeftijd in april 1914 een baan als bedrijfsingenieur bij A. Fokker’s vliegbedrijf te Schwerin (D). Daar krijgt hij ook vlieglessen op de 'Spin', maar door een klap van de propeller bij zijn laatste lesvlucht met Bernard de Waal op 2 mei 1914 breekt hij zijn rechterarm, waardoor hij zijn vliegeropleiding kan vergeten. Ook aan zijn baan komt plotseling een eind als in augustus 1914 WO I uitbreekt en Fokker van de Duitse overheid geen buitenlanders in dienst mag hebben.

We zien Castendijk dan terug in Nederland bij de N.V. Automobiel- en Vliegtuigfabriek Trompenburg te Hilversum. In maart 1916 wordt hij door Genie-kapitein H. Walaardt Sacré, commandant van de op 1 juli 1913 opgerichte Luchtvaartafdeling te Soesterberg, uitgenodigd om hier een constructieafdeling op te zetten voor het weer vliegklaar maken van de geïnterneerde vliegtuigen. In 1917 / 1918 geeft hij aan de MTS te Amsterdam een cursus vliegtuigbouw en in november 1918 is hij in Rotterdam actief bij Vliegtuigbouw Van Berkei's Patent.

Op de bekende ELTA (Eerste Luchtvaart Tentoonstelling Amsterdam) in 1919 is Castendijk vliegtechnisch leider. Vervolgens treedt hij in 1920 korte tijd in dienst bij de KLM als organisator van het Technisch Bedrijf, krijgt dan een baan bij de Ingenieurs Mij. 'Holima' waarvoor hij veel reizen door Europa maakt en gaat dan naar Vliegtuigfabriek Fokker te Amsterdam. Hij wordt door Fokker in 1924 naar Nedelands Oost-Indië gestuurd om er de aflevering van twee series Fokkervliegtuigen voor de (militaire) Nederlandsch Oostindische Luchtvaartafdeling voor te bereiden en tegelijkertijd (in het geheim) voor Plesman en het Comité Vliegtocht Holland-Indië de weg te effenen voor invoering van de burgerluchtvaart. In die tussentijd houdt hij in Nederlands Oost-Indië 73 lezingen en is hij actief als Gouvernements-luchtvaartadviseur. Nergens bleef hij lang in dienst en in 1926 is Castendijk weer terug in Nederland.

Intussen was Castendijk op 4 juni 1918 getrouwd met Anna Gerardina Wilhelmina Laurillard, maar het huwelijk bleek geen succes en in november 1924 werd de echtscheiding ingeschreven.
Op 12 oktober 1927 trouwde Castendijk in Den Haag voor de tweede keer, dit maal met Carolina Margaretha Johanna Rebel. Het echtpaar vestigde zich in Eindhoven, omdat Castendijk in september 1927 in dienst was getreden bij de N.V. Philips Gloeilampenfabrieken als secretaris van de technische directie. Zij gingen wonen op het adres Poirterslaan 9, maar verhuisden in november 1930 naar Pauwlaan 1a, naar een woning die zij zelf hadden laten bouwen en die de naam "'t Witte Huis" kreeg.
Eindhoven werd voor Castendijk een zeer belangrijk arbeidsterrein. Hij vestigde bij de N.V. Philips de aandacht op de rol die luchtvaartverlichting, vliegtuigradio en -instrumenten zouden gaan spelen en op de kansen die er voor Philips lagen op het terrein van de productie van deze apparatuur. Rond 1929 nam hij het initiatief voor het houden van de eerste internationale bespreking op het gebied van luchtvaartverlichting in Londen. Toen in 1932 wegens bezuinigingen bij de N.V. Philips de afdeling 'luchtvaartzaken' werd opgeheven, werd Castendijk op aanwijzing van de KLM aangesteld als adviseur bij de gemeente Eindhoven bij de aanleg van het nieuwe vliegveld Welschap. Daarnaast was hij als raadgevend ingenieur ook werkzaam voor verschillende firma's zoals o.a. Carl Zeiss te Jena.

De poster die verspreid werd in 1932 ter gelegenheid van de opening van het vliegveld. (afb. Eindhoven in Beeld nr. 19986)

Als propagandist voor de luchtvaart in Eindhoven zag Castendijk een kans om de groots aangekondigde "1e Nederlandsche Rondvlucht" op 29 en 30 april 1932 op de laatste dag ook over Eindhoven te laten vliegen, ofschoon het Gemeentelijk Luchtvaartterrein Eindhoven, het 'Vliegveld Welschap', nog niet gereed was. Hij was aangezocht door de KNVvL, de A.N.V.V. en KLM-directeur Plesman om voor Eindhoven deel te nemen aan de organisatie. De rondvlucht werd door Plesman gezien als "een voorlooper van een uitgebreid Nederlandsch Luchttourisme". Castendijk zorgde voor uitvoerige berichten in de plaatselijke media over de rondvlucht en hij betrok de inwoners van Eindhoven erbij door via een voorbereidingscomité een "Waarnemings Wedstrijd" en een Foto-Wedstrijd" uit te schrijven.
De lokale luchtvaartactiviteiten in april 1932 en het feit dat Welschap binnenkort zou worden geopend, waren voor Castendijk een reden om propaganda te maken voor de vliegsporten als voorbereiding voor de grote luchtvaart. Op 6 juni 1932 werd op zijn initiatief de Eindhovensche Zweefvlieg Club (E.Z.C.) opgericht met Castendijk als voorzitter en op 28 september 1932 de Noord-Brabantsche Aero Club (N.B.A.C.) met Ir. F. J. Philips als voorzitter en Castendijk als secretaris/penningmeester. Tijdens de opening van het "Gemeentelijk Luchtvaartterrein Eindhoven" op 10 september 1932 en de aansluitende vliegweek was Castendijk belast met de technische leiding. Toen medio 1933 de gemeente Eindhoven zich ging beraden over de kosten van een stationsgebouw op Welschap, stuurde Castendijk op 17 november 1933 zijn eigen ontwerp in. Maar de directeur van Gemeentewerken deelde hem mede "... dat er toch geen sprake van kan zijn een dergelijk gebouw momenteel te stichten".

Het vlieghavengebouw Welschap werd gedurende de ontwikkeling aanleg van de wijk Zandrijk gerenoveerd (afb. Eindhoven in Beeld)

Op 1 maart 1934 werd Castendijk door de gemeente aangesteld als havenmeester. Steeds nam hij initiatieven; zo diende hij bij B & W van Eindhoven een voorstel in over de vliegveld-nachtverlichting. De directeur van Gemeentewerken G. C. Kools (chef van Castendijk) die zich daardoor gepasseerd voelde, schreef hem dat hij zeer ontstemd was over de wijze waarop Castendijk meende zijn taak te vervullen en verbood hem rechtstreeks aan B & W te schrijven. Castendijk antwoordde op 27 augustus 1934, dat hij als stationchef van KLM-Eindhoven opdrachten kreeg uit Den Haag en daarom op deze wijze mocht corresponderen. Hij had dus 'twee petten' op, maar dat betekende wel een dagtaak van ‘s morgens 7 uur tot ‘s avonds 22 uur.

Nadat het vliegveld in 1940 in Duitse handen was gekomen, besteedde Castendijk meer tijd aan zijn functie van plaatsvervangend hoofd van de luchtbescherming, waarmee hij in april door het gemeentebestuur was belast. Met ingang van 1 mei 1942 werd hij tenslotte ontslagen als luchthavenmeester, omdat de functie inmiddels was vervallen; tegelijk legde hij ook zijn functie bij de lucht bescherming neer. In oktober vond hij een nieuwe taak bij het Rijksbureau voor IJzer en Staal; hij zou daar tot augustus 1945 in dienst blijven. Intussen was hem direct na de bevrijding gevraagd, zich met de leiding van de Eindhovense luchtbescherming te belasten. Hij vervulde die taak tot hij in september 1945 weer luchthavenmeester kon worden.

Op 1 januari 1947 nam hij ontslag, omdat hij door het Ministerie van Overzeese Rijksdelen was uitgekozen om Hoofd van de Afdeling Luchtvaartzaken te worden op de Nederlandse Antillen met als vestigingsplaats Willemstad. Tot 1951 was hij daar zeer actief in de luchtvaartwereld, maar na afloop van zijn contract in mei 1951 ging hij naar Nederland terug. In 1952 werd hij benoemd tot 'Ingenieur der 1e klasse in Algemene Dienst' bij de Rijksluchtvaartdienst. In deze functie stelde hij ook het boek "25 jaar RLD" samen. Hij ging op 65-jarige leeftijd met pensioen en werd daarbij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Castendijk kon het werken echter niet laten en werd per 1 februari 1956 bij de KNVvL organisator van het Bureau voor Jeugdluchtvaartscholing en -Voorlichting. Dit was zijn laatste functie die hij in september 1958 beëindigde en waarvoor de KNVvL hem de Zilveren Medaille toekende.

Inmiddels was hij met zijn gezin in Zeist gaan wonen waar hij kon uitrusten van zijn zeer drukke werkzaamheden in de luchtvaartwereld. Pas in 1967 is hij op uitnodiging van de KLu-Eindhoven weer eens wezen kijken op zijn oude werkplek op de oude Verkeerstoren van Welschap. Sinds 1947 was hij daar niet meer geweest.
Ir. R. J. Castendijk, luchtvaartpionier en alom bekend luchtvaartpropagandist, wiens naam onverbrekelijk met Welschap verbonden is, overleed op 77-jarige leeftijd te Zeist op 20 februari 1968.

Ary Ceelen
in: ’t Gruun Buukske 1995, 102