Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
Wed. A.A. Notten
De Wed. A.A. Notten
Op de oude puntzakken met paarse opdruk van de Wed. A.A. Notten - die velen nog gekend zullen hebben - stond met grote stelligheid gedrukt, dat het kruideniersbedrijf uit 1877 dateerde. In het handelsregister wordt in 1921 zelfs oktober 1877 genoemd en deze nadere precisering is ook te vinden in de feestkrant die in 1932 werd uitgegeven bij het 75-jarig bestaan van de Eindhovensche en Meierijsche Courant. Ben Notten meent echter, dat het jaar van oprichting al lang vergeten was, toen de firmanten besloten om reclame te gaan maken met de ouderdom van het bedrijf. Het jaar 1877 zou daarom niet meer zijn dan de uitkomst van een verantwoorde schatting. Vast staat wel, dat de firma aanvankelijk zeker niet Wed. A.A. Notten kan hebben geheten, want Adrianus Andreas Notten overleed pas in 1885.
Adrianus Andreas Notten werd in 1844 in Woensel geboren als zoon van Johannes Notten, de uit Leende afkomstige molenaar van de Woenselse watermolen, en Maria Gertruda Deelen, die van Heeze geboortig was. Hij trouwde in Woensel in 1872 met de brouwersdochter Catharina Petronella van den Heuvel. In zijn huwelijksakte noemde hij zich molenaar. Volgens Ben Notten was hij echter ook vertegenwoordiger van het ouderlijk bedrijf. Reizen kon in die tijd nog een heel avontuur zijn. Zo is nog het verhaal bekend, dat de jonge Notten eens naar Amsterdam moest. De koetsier van de postkoets liet hem echter weten: "Het spijt me Notten, maar de koets zit vol!". Adrianus bedacht zich geen ogenblik. Hij ging naar huis terug om gemakkelijke schoenen aan te trekken en wandelde daarna naar Den Bosch. Daar kwam hij nog ruim op tijd aan om de trekschuit naar de hoofdstad te halen.
Een jaar na zijn huwelijk werd A.A. Notten gemeente-ontvanger. Sindsdien gaf hij dat ambt in voorkomende gevallen op als zijn beroep, zoals in 1882 toen hij op de Fellenoord het huis met schuur, erf en tuin aankocht dat hij als magazijn zou inrichten. Het zal intussen duidelijk zijn, dat Adrianus door zijn vele verplichtingen nauwelijks tijd kan hebben gehad om achter de toonbank te staan en dat zijn vrouw onmisbaar zal zijn geweest om de winkel te drijven.
In 1878 overleed schoonvader Van den Heuvel. Op 1 januari 1885 werd de nalatenschap verdeeld tussen zijn weduwe en zijn twee kinderen. De kinderen hadden recht op kavels van ƒ 4450,-. Notten erfde het pand aan de Fellenoord waar hij woonde en ook zijn winkel had en de helft van het grootste deel van het nagelaten onroerend goed, waarvan de andere helft aan zijn zwager toeviel. Daarmee was hij echter overbedeeld; hij moest daarom een bedrag van ƒ 6.050,- aan zijn schoonmoeder betalen.
(N.B. De nalatenschap van schoonvader Peter van den Heuvel werd getaxeerd op ƒ 26.700,- en bestond behalve uit twee kleine schuldvorderingen uit zijn brouwerij c.a., huizen, bouw- en weilanden, dennenbossen en hakhoutpercelen. Zijn weduwe had recht op de helft plus een kindsdeel. De waarde hiervan werd haar door haar zoon en schoonzoon uitgekeerd.)
A.A. Notten zou maar korte tijd plezier van zijn erfenis hebben. Hij overleed enkele maanden later. Op 3 juli maakte notaris J. Fens een beschrijving op van de nagelaten boedel. Als we het onroerend goed waarderen op de waarde die het op 1 januari van dat jaar had, respectievelijk op de aankoopprijs in 1882, dan had het actief een waarde van ƒ 22000,-. De schuld aan zijn schoonmoeder schijnt hij nog voor zijn dood te hebben afgelost, want daarvan blijkt niets in de beschrijving. Wel waren er andere schulden, hoofdzakelijk geldleningen, waaronder een bedrag van ƒ 8350,- dat hij van zijn vader had geleend. Na aftrek van de schulden bleef een kapitaal over van ruim ƒ 7900,-.
De boedelbeschrijving is niet alleen interessant omdat ze ons een globale indruk geeft van het vermogen van de jonge ondernemer, maar ook omdat er uit blijkt welke artikelen hij in zijn winkel verkocht. Behalve de winkelopstand, toonbanken, bakken, flessen, maten, trechters, scheppen,een koffiemolen, een bascule met gewichten en twee paar koperen schalen met gewichten werd in de winkel nog aan handelswaar genoteerd rogge-, gerste- en havermeel, bloem, boekweit, grint (meelafval dat als veevoer kon worden gebruikt), aardappelmeel, hennepzaad, sago, kippen- en duivenvoer, zemelen, koffie, havergort, vermicelli, rijst, groene erwten, witte en bruine bonen, wit en zwart zaad, mais, suiker, stijfsel, tabak en pijpen. In de magazijnen lagen behalve een deel van de reeds genoemde producten nog voorraden paarden- en duivenbonen, pruimen, cichorei, turkse tarwe, blauwsel en lijnmeel opgeslagen. Het assortiment was dus sterk bepaald door wat het ouderlijk bedrijf kon leveren en in feite kon in die periode dan ook nog niet worden gesproken van een echte kruidenierswinkel.
De jonge weduwe, die met vijf kinderen was achtergebleven, zal hard hebben moeten werken om de zaak draaiend te houden. Uit de gemeenteverslagen van Woensel blijkt, dat de winkelnering in de jaren tachtig over het algemeen niet ongunstig was, ofschoon de winkelbedrijven dikwijls maar een kleine omzet hadden. De Woenselse bevolking gunde een weduwe echter graag "de penning". Was het immers niet de taak van elke christen om weduwen en wezen te steunen?
Toch was het voor velen niet zonder gevaar om bij de weduwe Notten te gaan kopen. Door de gedwongen winkelnering waren veel inwoners verplicht hun werkgever of huisbaas de klandizie te gunnen. De weduwe A. A. Notten deed dan ook dikwijls de gordijnen van de winkel omlaag, zodat de klanten niet konden worden gezien.
De kinderen moesten al vroeg meewerken. De oudste zoon Johannes Josephus was in 1873 geboren. Toen hij oud genoeg was ging hij voor zijn moeder op reis om bij bakkers en kruideniers in de buurt de producten uit het ouderlijk bedrijf te verkopen. Ook bezocht hij de graanbeurzen in Amsterdam en Rotterdam. Hij was een ondernemende jongeman, die de firma graag verder wilde uitbouwen. Toen in 1916 de Bossche koffiebranderij Van de Vijver failliet ging, kocht Notten de koffiebrander. Sindsdien zou de firma zelf haar koffie branden. In het pakhuis tegenover de winkel werd wijn gebotteld. Daarnaast werd de firma deelgenoot in de kaashandel van August Philippe & Co, die ook aan de Fellenoord was gevestigd. Ten behoeve van het transport werd na de Eerste Wereldoorlog een Duitse legerauto aangekocht (merk: Daag). Aanvankelijk schijnt alleen de oudste zoon in het bedrijf te zijn opgenomen. Later traden ook zijn twee broers toe.
Toen de firma in 1921 in het handelsregister werd ingeschreven werd J.J.M. Notten als eigenaar vermeld en werden zijn broers F.J.A. en C.J.A. Notten mede-eigenaars genoemd.
Het is niet meer bekend, wanneer de Wed. A.A. Notten haar eerste filiaal heeft geopend. Toen de weduwe Notten-Van den Heuvel in 1920 70 jaar werd, werden alle zestien winkels op de foto vastgelegd. In 1926 waren er al twintig zaken. Behalve de hoofdzaak aan de Fellenoord waren in Woensel nog winkels aan de Hemelrijken, het Celciusplein en de Woenselsestraat. In het centrum had de Wed. A.A.Notten een winkel in de Vrijstraat. In Gestel waren twee zaken gevestigd aan de Hoogstraat, in Stratum op het Bloemenplein en aan de Geldropseweg, in Strijp was een winkel aan de Trudostraat en in Tongelre aan de Tongelresestraat en de Urkhovenseweg. Buiten Eindhoven waren nog vestigingen in Asten, Beek en Donk, Geldrop, Gemert, Helmond, Oirschot, Valkenswaard en Veldhoven. Er waren sinds 1920 meer verkooppunten geopend dan op het eerste oog lijkt, want het filiaal aan de Stratumsedijk en die in Zeelst en Leende waren intussen opgeheven. Ook in de volgende jaren werden slecht renderende winkels geliquideerd, zoals die in Veldhoven, Gemert en Beek en Donk, maar daartegenover werden nieuwe zaken geopend, waaronder een tweede in Valkenswaard en een in Horst. In 1931 waren er 22 winkels.
Het maximum werd bereikt in 1936, toen op 24 plaatsen artikelen van de Wed. A.A. Notten konden worden gekocht. Buiten de stad waren toen nog alleen winkels in Aalst, Helmond, Heeze, Valkenswaard (twee) en Waalre. Blijkbaar was de afstand toch dikwijls een te grote handicap gebleken voor een goede bedrijfsvoering.
Over de filiaalhouders is weinig bekend. Zij schijnen vrije inwoning te hebben genoten en kregen daarnaast een basissalaris en een percentage van de omzet. Op boter en suiker werd echter geen provisie betaald, omdat de marge daarop te klein was. Eens in de week werd bij de filialen
het geld opgehaald. In de crisistijd gebeurde dat echter soms meermalen per week.
In 1932 bestond de Eindhovensche en Meierijsche Courant 75 jaar. In het feestnummer werd een korte beschrijving van de firma Wed. A.A. Notten opgenomen.
Hare waren hebben een goeden naam, de prijzen zijn
concurreerend en de bediening laat niets te wenschen over.
De bezorgers met den bekende "Geel-Zwarte" man- den op
de fiets en hare bestelwagens doorkruisen onafgebroken
van ' s morgens tot 's avonds de stad om de uitgebreide
klantenschaar op 't eerste verlangen te bedienen.
...Aan dit bedrijf zijn verbonden: een electrische Koffie-
en Pindabranderij en een automatische pakkerij harer artikelen
....goed geïnformeerd op de wereldmarkt importeert zij zelf hare
Zuidvruchten, Sardines, Zalm, Pilchards en meerdere buitenlandsche Comnestibles..."
De redactie besloot met de opmerking, dat het haar verheugde, dat het regelmatig adverteren in haar krant aan de groei van het bedrijf had bijgedragen. "Daardoor werd dan ook mede van algemeene bekendheid: Voor Goede Waar moet men bij Notten zijn".
De goede geïnformeerdheid waar de krant over schreef, zou mede te danken kunnen zijn geweest aan het lidmaatschap van de vereniging voor het grootwinkelbedrijf. Wellicht was het opmerkelijk actieve reclamebeleid hieraan evenmin vreemd. Al in de jaren twintig werden bij artikelen onder eigen merk waardebonnen gegeven waarmee de huis- vrouw kon sparen voor cadeau-artikelen als serviesgoed, lampetkannen, paraplubakken en zelfs porceleinen olifanten.
In de jaren dertig kregen de vaste klanten met nieuwjaar een peperkoek en konden zij sparen voor gezellige trips naar Brussel, Antwerpen, de Ardennen en de Eifel; zodra er voldoende gegadigden waren, organiseerde de firma een busreis. In de tweede helft van de jaren dertig gaf de Wed. A.A. Notten zelfs een eigen weekblad uit, waarin niet alleen de producten werden aangeprezen, maar ook
allerlei wetenswaardigheden stonden, van huishoudelijke tips tot over het maken van kleding.
In 1938 werd de firma omgezet in een naamloze vennootschap. Het maatschappelijk kapitaal bedroeg ƒ 30.000,-. De directie werd gevoerd door de drie broers. De N.V.-vorm beantwoordde echter niet aan het doel. In 1942 ging de vennootschap weer in liquidatie, waarna het bedrijf
als firma Wed. A.A. Notten werd voortgezet. Het bedrijfskapitaal werd verdeeld over 55 obligaties van ƒ 500,- a 4%.
Tijdens het bombardement op 6 december 1942 werd het bedrijf aan de Fellenoord zwaar getroffen. Tijdelijk werd bij de meubelwinkel van Lodewijks aan de Geldropseweg een nieuw onderkomen gevonden. De zakken soda, zout en suiker en de andere voorraden werden op de parketvloeren gestapeld en de etalage werd omgetoverd in een kantoor. Intussen werd aan de Fellenoord puin geruimd. Daarna werden rondom de muren die nog overeind waren gebleven een nieuw
magazijn en een kantoor opgetrokken. Na de oorlog werden deze gebouwen weer gesloopt in verband met de aanleg van het hoogspoor. Het bedrijf verhuisde toen naar de Brouwerstraat.
In 1951 overleed de nestor van de firma, J.J.M. Notten. Het bedrijf telde toen nog 17 winkels, nauwelijks minder dan einde 1942, toen er nog 18 verkooppunten waren. De twee overgebleven broers zetten de firma voort, maar in 1953 werden wel twee filialen afgesplitst en voortgezet
onder de naam Bernard Notten. Hetzelfde jaar besloot F.J.A. Notten zich terug te trekken. Enkele maanden later werd de firma omgezet in een commanditaire vennootschap met de laatste van de drie broers als commanditair en zijn zoon J.Th. Notten als beherend vennoot. De vennoten
brachten ƒ 29000,- aan kapitaal in, daarnaast stonden nog 13 obligaties van ƒ 500,- uit en tenslotte werd om in het benodigde bedrijfskapitaal te voorzien een lening afgesloten van ƒ 75000,-.
In deze jaren veranderde er heel wat in de Nederlandse kruidenierswereld. De zelfbedieningszaak deed haar intrede en korte tijd later ook de supermarkt. In Eindhoven werd in 1956 door ETOS aan de Hendrik Staetslaan de eerste supermarkt geopend. De oude kruidenierszaak met haar eigen typische sfeer en geur had afgedaan. Niet alle winkels van de Wed. A.A. Notten waren geschikt om te worden omgebouwd. En afgezien daarvan zou de aanpassing van de overige filialen een grote kapitaalsinvestering betekenen. In 1957 werd de vennootschap daarom geliquideerd. Drie zaken werden opgeheven, een werd verkocht aan Bernard Notten en de overige tien werden overgedaan aan de filiaalchefs. Het magazijn aan de Brouwerstraat werd gesloten en de leningen afgelost. Twee jaar later werd ook het bedrijf van Bernard Notten opgeheven. Na bijna 80 jaar was daarmee een einde gekomen aan een Eindhovens grootwinkelbedrijf, dat als een kleine Woenselse grutterswinkel was begonnen.
Jan Spoorenberg
in: 't Gruun Buukske,1985-44
Verantwoording:
-Van de Wed. A.A. Notten is geen bedrijfsarchief bewaard. Hier is gebruik gemaakt van secretarie-archieven en notariële archieven.
-Oude kranten bevatten veel materiaal. Verder blijkt ook het belang van oude brieven en rekeningen.
-Mevrouw P.C. de Haas- van den Boer heeft de Meierijsche Courant op advertenties en berichten doorgelopen. De heer J. van Hoof heeft het geselecteerde materiaal
geordend en voor onderzoek toegankelijk gemaakt.
-zie ook advertenties Meierijsche Courant 23-6-1906 en 2-12-1911.