Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
De Olifant
Pand De Olifant
Markt 38
Middels een openbare verkoping wordt het huis genaamd de Grudtmeulen op de hoek van het Marktveld, voorheen eigendom van Johannes van den Berk en Martina van der Linden (beiden overleden) in 1730 door de erven verkocht aan Antonij van Baar.
Het pand staat in de hoek van de Markt, tegenwoordig aan de linkerzijde van de Hermanus Boexstraat. Het stroompje de Gender loopt dan nog (deels) onder de rechterzijde van het pand en het achterhuis. Een ideale situatie voor textielnijverheid! Links van het huis woont Johanna van den Dorenbos en achter grenst het aan het erf van de weduwe van Martinus Raessens.
De erfgenamen leggen vast, dat de ketel , de blauwkuip en de pomp in de ververij door de verkopers mogen worden weggehaald. De oude eigenaar bezat dus een blauwververij.
In 1750 verkopen de erven van Antonij van Baar en Catharina van der Waerden hun gerechte deel van het huis, achterhuis en hof “van ouds genaamd De Grutmolen aan de Markt” aan hun broer, koopman Rudolph van Baar (1716-). Opnieuw wordt gemeld dat de Gender rechts stroomt en dat Johanna van den Doornbos aan de andere zijde woont.
Tussen Johanna en Rudolph wordt een afspraak gemaakt: de (regen)goot tussen het huis van Johanna Doornbos en die van Van Baar moet door elk van beiden voor zijn eigen deel worden onderhouden. Maar het water uit de goot van De Grutmolen moet worden geloosd via het erf van de buurvrouw. Op zijn beurt moet Van Baar de goot van het achterhuis van Doornbos onderhouden en het water daaruit op zijn erf lozen.
Bartel Smits heeft het genoemde huis naast de Grutmolen in 1770 gekocht van de bejaarde en impotente (hulpbehoevende) Johanna van den Doorenbosch. Tegelijk wordt er bedongen, dat Johanna in de woning mag blijven wonen zolang zij leeft.
Geertruij Turken, de weduwe van Bartel Smits verkoopt in 1819 haar huis met nummer 310, gestaan aan de Markt naast de Olijphant, aan Johan Petrus van Baer (1759-1830, een fabrikant in katoenen en wollen goederen. Dit betreft dus het huis tussen De Olijphant en buurman Peter Reese. In die akte wordt gemeld, dat Van de Baar op dat moment ook al eigenaar is van huis De Olijfant.
Johan Petrus van Baer, weduwnaar van Helena Maria van Vlokhoven, sluit eind 1820 een lening van 6.000 gulden tegen 5% rente af bij Heiliger Adriaen van Iersel uit Udenhout. Als zekerheid geeft hij zijn huis nummer 311, met achterhuis en spinnerij genaamd de "Olijphant" aan de Markt.
Johan Peter van Baer is in 1825 van plan om zijn huizen aan de Markt openbaar te verkopen. Maar uiteindelijk is die verkoop niet doorgegaan.
Die verkoop betreft zijn huis genaamd de Olijphant met annex achterhuis en fabriekswerkhuis, gestaan aan de Markt en het kleine huis, achterhuis en hof links daarnaast. In die akte wordt een beding gemaakt : De verkopers zullen alle banken, kasten, bedsteden en ketels, de fabrieksgereedschappen en de bijenhal, welke zich in de twee huisjes in de tuin en in de andere tuin in het straatje bevinden na de verkoop meenemen.
Verder wordt bepaald dat het pad dat langs het fabriekswerkhuis loopt tot aan het erf van (achter)buurvrouw Reese,
behoort bij pand De Olijphant.
De koper van het kleine huis moet het water van de goten, achter zijn huis in een “sterfkuil” opvangen.
In de loop van 1825 is het huis toch verkocht. De nieuwe eigenaar wordt Amandus Stephanus van Moorsel, stadssecretaris van Eindhoven. Amandus leent aan het eind van 1825 een bedrag van 3.000 gulden tegen 4,5% van rentenier Antonius Franciscus van Baar. Als onderpand geeft hij het huis en erf De Olijphant aan de Markt met annex achterhuis en fabriekswerkhuis en het kleine huis en erf naast huis de Olijphant. Een jaar later, eind oktober 1826 overlijdt Amandus, vijf en dertig jaar oud.
Het kadaster legt in 1832 in de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel de eigenaar vast van de eigendommen A067 (huis en erf), A068 (tuin) en A069 (huis, achterhuis en erf), alle gestaan en gelegen op de hoek van de Markt. Als eigenaar wordt Sophia Johanna van de Ven, de weduwe van Amandus Stephanus van Moorsel geregistreerd.
In 1897 wordt het pand verbouwd; vanaf die tijd is de spietoren, het hoektorentje met de windwijzer te bewonderen. Een klein deel van de Gender aan de zijkant van het pand wordt daarbij overkluisd.
Vanaf 1906 worden de ramen op de begane grond aan de rechterzijde gewijzigd in een etalageruit en tussen 1906 en 1909 wordt een etalageraam aangebracht in de pui aan de Markt. In 1911 wordt de Gender vóór pand 'De Olifant' gedempt.
Vanaf 1906 is het pand op de begane grond als winkel gebruikt. Vanaf 1913 door de winkel in galanterieën en speelgoed van de firma J. H. Willems-Smulders (tot 1921) daarna door Rebel & Zonen, een bloemisterij, kwekerij en zaadhandel (tot 1926), Lindbergh’s magazijn van rijwielen, radio, elektrische artikelen, gereedschappen en ijzerwaren (tot 1934). Tegelijk is er dan de rijwielhandel van “De Concurrent” gevestigd, Gijs van Liempd had er een sigarenzaak. En tenslotte was hier tot 1956 café “De Kroon” te vinden.
In 1956: wordt het pand gesloopt. De windwijzer met de olifant is behouden gebleven en bevindt zich momenteel in het Eindhoven Museum.
Ter herinnering aan het pand De Olifant met zijn opvallende windwijzer heeft de Henri van Abbe Stichting in april 2009 een windwijzer in de vorm van een modern vormgegeven vergulde olifant laten plaatsen op het dakje van de hoektoren van de Heuvel-Galerie. Dit torentje staat recht tegenover de plaats waar ooit het pand De Olifant stond.
Bronnen:
RHCe inventaris 0354, 0355, 0412, 0413, 1604, 1607,1726
Kadastrale leggers 1886 en 1897
RHCe Eindhovens Dagblad in Wederopbouwjournaal, delen I, II en III, 1946-1963
RHCe huizenkaarten bewerkt door Marjo Spierings
www.watwas waar inventaris OAT 1832
Jos en Bauke Hüsken 2014