Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
Sociëteiten in Stratum
Sociëteiten in Stratum
De oudst bekende sociëteit in Stratum is De Eendragt, die van 1858 dateerde en gevestigd was bij de Weduwe M. Savelsberg. Behalve de inwoners van Stratum konden ook Eindhovenaren lid worden; de overigen werden als vreemdelingen beschouwd.
In 1889 werd Sociëteit Tivoli opgericht, die haar thuis kreeg in een gebouw schuin tegenover de Stratumse barrier. Bij Sociëteit Tivoli in Stratum lag een beugelbaan. De vereniging heeft haar naam waarschijnlijk aan haar tehuis ontleend, want al in 1880 is in Stratum sprake van een tuin die Tivoli werd genoemd en waarin vermoedelijk een gelegenheid is geweest om een consumptie te gebruiken. Toen de Sociëteit er zich vestigde, stond er in elk geval een gebouw dat in het begin van de 20e eeuw nog steeds herberg Tivoli heette. Het lijkt erop, dat de vereniging niet lang heeft bestaan. Toen het gebouw in 1903 werd verkocht, werd het een gewezen sociëteitsgebouw genoemd.
In 1898 is sprake van een Sociëteit De Unie, die een optreden organiseerde van onder meer de bekende karakterkomiek Abraham de Winter. Ook niet-leden waren welkom, de overige belangstellenden betaalden 49 cent entree.
In 1905 werd bij Rozenstein aan de Aalsterweg De Gele Sociëteit opgericht. Aanleiding hiervoor was de goede herinnering aan een festival van het Stratums Muziekkorps dat jaar. De vereniging was thuis bij Rozenstein; dit pand was in die jaren eigendom van dat muziekkorps. Mede gezien de aanleiding tot de oprichting, mogen we aannemen dat er banden hebben bestaan tussen de sociëteit en de muziekvereniging. De sociëteit (die haar naam dankte aan de gouden kleur in het Stratumse gemeentewapen) telde al direct 33 leden. De burgemeester van Stratum was er voorzitter van.
Tenslotte kennen we uit Stratum nog De Vereeniging Burgersociëteit, die van 1919 dateerde en haar thuis had in het achterzaaltje van De Roskam aan de Stratumsedijk. Dit koffiehuis stond op de plaats waar nu City-Foto is gevestigd.
J. Spoorenberg
in: ’t Gruun Buukske 1990, 48