Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
Jagersverenigingen
De jagersvereniging St. Hubertus
De oprichting van jagersvereniging St. Hubertus
In 1899 werd naast Jagerslust nog de jagersvereniging St. Hubertus opgericht, die zich ten doel stelde het vervoer van wild tegen te gaan in de tijd dat de jacht gesloten was. Zij wilde dit bereiken door premies uit te loven voor ambtenaren die bevoegd waren bekeuringen te geven voor het verboden vervoer van wild, sleepnetten om vogels te vangen en fazanten-, patrijzen-, en korhoendereieren.
Na een aanloopperiode werden A. Smits (-Gompertz), Alex de Block en Aug Raupp uit Eindhoven, jhr. E. Wesselman uit Helmond en dokter J. Raupp in Nuenen tot bestuursleden gekozen. Tijdens dezelfde vergadering werden ook de statuten vastgesteld en een huishoudelijk reglement. Bij die gelegenheid werd besloten om de premies met ƒ 2,50 te verhogen als de bekeuringen 's morgens waren gemaakt eerder dan een half voor zonsopgang of 's avonds later dan een half uur na zonsondergang. Werd de bekeuring gemaakt op aanwijzing van derde, dan kreeg de aanbrenger ƒ 2,50 van de premie, die normaal ƒ 5,- bedroeg. Betrof de bekeuring de inbeslagname van een vogelnet, dan kreeg de aanbrenger ƒ5,- van de uit te keren som van ƒ 15,-.
Veel jagers zagen het nut van de vereniging blijkbaar in, want de vereniging telde in augustus al 80 leden, die gezamenlijk ƒ 450,- aan contributie hadden betaald.
Niet iedereen was het met de doelstellingen eens. In januari 1900 verscheen een ingezonden stuk in de Meierijsche Courant, waarin de boeren werden opgeroepen om aan de leden van de vereniging geen toestemming te geven op hun landerijen te jagen en proces-verbaal te laten opmaken tegen elk lid dat zonder toestemming toch hun land betrad. Dit was nodig, zo stelde de schrijver, want jagers zijn soms grotere stropers dan de stropers van professie. Het stuk eindigde met de oproep: 'Landbouwers, de tijd is voorbij dat wij ons door stadsche en dorpsche heeren laten regeeren. Wij hebben op alle plaatschen boerenbonden; men brenge deze zaak ter sprake op de eerste vergadering de beste'. Het stuk was ondertekend door 'Iemand, die noch jager noch strooper is’.
Het was te verwachten dat het stuk niet onbeantwoord zou blijven. Enkele dagen later diende 'Thibert' de inzender van repliek. Hij maakte duidelijk, dat de premies alleen werden gegeven in de tijd dat de jacht gesloten was. Dit was niet nadelig, maar zelfs gunstig voor de boeren, want dikwijls gebeurde het dat stropers in die tijd de veldgewasen plattrapten. Ja, het premiestelsel was zelfs gunstig voor fatsoenlijke stropers. Hieronder verstond de schrijver mensen die alleen stroopten in de tijd dat de jacht open was, want ook zij zouden zo meer kans hebben in die tijd een behoorlijke haas te verschalken.
Het laatst bekende bericht van St. Hubertus dateert van 1908. Het is een aankondiging van de jaarvergadering, die gehouden zou worden bij Stoot op het Stationsplein. Smits was aan de beurt om af te treden als bestuurslid en diende natuurlijk herkozen te worden. Daarnaast zouden er 'nog tal van zaken van betekenis worden besproken', meldde de krant; een mededeling die sterk de indruk wekt dat er verder niets te bespreken viel.
Jagerslust heeft St. Hubertus vermoedelijk overleefd. Het laatste bericht dat ik over deze vereniging vond dateert van 1912. Het is een verslag van het jaarlijkse concours. De vereniging schoot toen nog steeds op het oude terrein achter de barrier. Oude bekenden namen aan de wedstrijden deel, t.w. J. Brüning, P.H. van Mens, A. Raupp en A. Smits, maar er waren ook nieuwelingen nl. de Eindhovense wapenhandelaar H.P. Bergstein en F. Jurgens uit Oss.
Conclusie:
Jagerslust en St. Hubertus zijn niet erg belangrijk geweest voor de recreatie, daarvoor was bij Jagerslust het aantal leden te gering, terwijl bij St. Hubertus de ontspanning van de leden geen doel was. In feite probeerde St. Hubertus alleen maar de wildstand te beschermen tegen stroperijen. Dat daaraan behoefte bestond blijkt uit de snelle groei van het ledenaantal. .
In hoeverre haar activiteiten ook succes hebben gehad, kon ik niet achterhalen. Het lijkt erop, dat het animo omstreeks 1908 op een dieptepunt was beland. Het is dan ook niet onwaarschijnlijk dat de vereniging na 1908 is ingeslapen. Opmerkelijk is wel, dat uitgerekend St. Hubertus als enige Eindhovense vereniging met ere genoemd wordt in Het Boek der Sporten, dat in 1900 verscheen. De vereniging telde toen meer dan 100 leden..
Vermoedelijk is de vermelding te danken geweest aan een goede relatie tussen de auteur en voorzitter A. Smits, want deze laatste krijgt in het artikel alle lof toegezwaaid.
J. Spoorenberg
in: ’t Gruun Buukske 1990,126