Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
1616: De Toestand van wegen en bruggen
De toestand van wegen en bruggen te Eindhoven in 1616
De Verbandregisters in het archief van de Leen- Tolkamer te s’-Hertogenbosch bevatten een aantal akten betreffende het weggeld te Eindhoven 1).
In 1616 wordt o.a. verklaard, dat de stad Eindhoven het weggeld van oudsher in bezit heeft en dat het weggeld van jaar tot jaar verpacht wordt. Door het vele gebruik van de wegen en bruggen, door ouderdom alsmede door oorlogen, belegeringen en innamen van de stad sedert 1577 zijn de wegen en bruggen zozeer “bedurven, uuytgegraven, ingesoncken ende vernielt”, dat de kosten van onderhoud en herstel niet meer gedekt kunnen worden door het weggeld. Eindhovens lage ligging en haar weke en drijvende ondergrond zal wel het inzinken tot gevolg hebben gehad. Halverwege het Twaalfjarig Bestabd, voor Eindhoven een welkome onderbreking van de oorlog om tot herstel van het vernielde over te gaan, wordt de stad dan ook getypeerd als “eene schamele gemeynte”.
Naar aanleiding van een request van schepen, burgemeesters en raad der stad Eindhoven en een missive van de Raad en Hunne Hoogheden in Brabant d.d. 18 april 1616 aan Merten Fierlants, raad en rentmeester-generaal der Domeinen in het kwartier van ’s-Hertogenbosch hebben de leenmannen op bevel van genoemde rentmeester en op verzoek van de regering van Eindhoven geïnformeerd naar de toestand in Eindhoven en daarvoor de timmerlieden Mr. Henrick van den Bosch en Mr. Jan van Sevenhoven. alsmede de metser Boudewijn Aryensz. verhoord. Als getuigen worden de 73-jarige Marten Jansz. van Poppel uit Woensel, de 54-jarige Jan Diricxs. uit Stratum en de 63-jarige Jan Jansz. van den Bergh uit Gestel gehoord. Deze getuigen verklaren, volgens hen ook namens vele anderen, liever het vierdubbele weggeld te betalen dan iedere dag opnieuw over de onbegaanbare wegen, bruggen en markt van Eindhoven te gaan.
Van stadswege verklaren voorschepen Jan Henricx, burgemeester Gerart Brants en Jan Leyten, dat van het oktrooi, in het request genoemd, geen origineel of kopie gevonden is, omdat dit samen met hun andere archieven door de brand en de innamen van de stad, “als tot negen reysen toe gebeurt”, verloren is gegaan.
De Eindhovense magistraat is nu in het bezit van een kopie, voor vele jaren gevonden in de archieven van de Prins te Brussel. Extracten van verpachtcelen van het weggeld zijn, in 1616, vanaf Bamis 1591 voorhanden.
Op het request van de stedelijke regering verlenen de aartshertogen een oktrooi van verhoogd weggeld, geldig voor de duur van twintig jaren. De omliggende dorpen worden opgeroepen om materialen en straatkeien te helpen aanvoeren. Stratum, Gestel en Strijp voldoen direct, en Woensel na enige moeilijkheden (tegen betaling?), aan deze omroep 2).
Hierna volgt de tekst van de informatie door de leenmannen:
1 | Stratumse Poort | 11 | Genderbrug |
2 | Steenwech | 12 | Casteel |
3 | Stadhuys | 13 | Clooster ten Hage |
4 | 't Vercxken | 14 | Achterstraat |
5 | Genderbrug over de Volderstraat | 15 | Rozemarijnstraat |
6 | Woenselse Poort | 16 | Straat tegenover het stadhuis |
7 | Volderstraat | 17 | Markt |
8 | Vrijckstraat | 18 | Genderbrug op de Markt |
9 | Gestelse Poort | 19 | Cruijsputstraat |
10 | Hoochvonder | 20 | Stratumse Molen |
Aengaende de bruggen, ende ierst degene liggende op oft over der stadtsgracht van de Stratemsche Poorte, lanck vijff gebonten ende gewerckt van eyckenhout, is bij Mr. Henrick Janss. van den Bos ende Mr. Jan van Sevenhoven, timmerluyden, beide wonende binnen der stadt Eyndthoven, ende Boudewijn Aryenss., metser, allen gedaegt bij Oth Janss. van Lieshout, executeur van den comptoire des heeren rentmeesters voers., ende g(e)eedt bij den heeren schouthet der voers. stadt, hebben bevonden, dat de zelve brugge zoe is bedorven, vergaen ende mette ijsgangen vernielt, dat de zelve geheelijcken zal moeten wordden vernyeuwt ende dat de oncosten van dyen, als dezelve gelijck voren was, optreckende soude wordden gemaeckt, wel zullen commen te bedragen op d'minsten de somme van dryehondert ende XX carolusgulden.
Ende wordt oyck bevonden, dat den Dijck van de voers. Poorte tot de eygen Stratumsche brugge behoorende, denwelcken ligt tot laste van den voerg. stadt, jaerlijcx tot grooten coste moet onderhouden wordden, overmits d'water van den Do(m)mel des swinters daerover loopt ende dickwils groote inbruecken maeckt, gelijck d'oncosten ter cause van dyen in 't voerleden jaer daeraen gehangen wel IIIc gulden hebben belopen.
Ende is den Steenwech aldaer oyck bevonden, van den Stratemsche brugge aff ter stadt waert in, vernielt ende uutgevuert te zijn met veele verscheyde plecken, d'welck t'eenmael zal moeten wordden vernyeuwt, ende ierst een plecke van LXXVI voeten in den lengde ende ter breyde van XX voeten, daeraff de keyen in ‘t belech meestendeel zijn verloren ende te nyeuwte gegaen.
Item tegen d’erve van Huybert Gerit Rutten ende Frans Otten van Flodrop eenen plecke van XXVI voeten in de lengde ende V voeten in de breyde, waervan de keyen insgelijcx zijn vernielt.
Item tegen den erve der weduwe Peeter Strijbosch een plecke van XII voeten in't viercant.
Item tegen den erve genoempt de Fontein drye quade stucken, lanck t'samen XXII voeten ende eenige van den breide des Steenwechs als geheel doorgaende.
Item tegen den Vijsel over twee gaten sonder keyen, in lengde ende breyde t'samen XLII voeten.
Item tegen den erve Willem Franss. ende Mathijs van Taterbeeck twee gelijcke gaten van XLIl voeten lanck ende XXIII voeten breet.
Tegen de huysinge van Jan Lamberts ende Den Helm de lengde van LVI voeten ende XX voeten breet, bevonden zeer gebroken ende vernielt.
Tegenover de Drye Coningen ad idem van XXIII voeten lanck.
Tegen den huyse van Jan Leyten ende Luycas Bierens LXIIII voeten in de lengde, meestendeel opgebroken ende vernielt.
Tegenover den Arent, d'Eyck, den Hort ende Bertrum Gerits verscheyde gaten tot IcXXXVIII voeten lengden ende XXIIII voeten breet.
Item van den Sterre aff totten Stadthuyse toe verscheyde gaten ter lengde van IcII voeten, wesende den Steenwech aldaer breet XXIIII voeten.
Van den huyse genoempt 't Vercxken tot tegen den erve Frans Damen een parcheel van LXXX voeten lanck ende waervan de kayen voor d'meestendeel ewech sijn.
Tegen den erve Jans van Doren is den Steenwech vernielt ende de keyen oyck veel sijn ewech ter lengde van IcXXII voeten.
Ende van daer voorts totte Genderbrugge daer egeene keyen en sijn LXVIII voeten lanck ende XX voeten breet.
Item van den Genderbrugge aff totten erve Hermen Denis toe oyck een parcheel Steenwechs, daer egeene kayen en zijn, een hondert ende twee voeten lanck ende breide als voor.
Item van daeraff totten Ram toe een parcheel van LXXXVI voeten lanck ende vier voeten breet sonder kayen.
Tegen erve Martijn Janss. een gat van XII voeten lengden ende XX voeten breiden. Van Dielis Broeren totte Woenselschen Poort off brugge toe een gat sonder kayen van LXVIII voeten lanck ende XX voeten breet.
Item de voers. Woenselsche brugge is lanck drye gebonten ende soude wel coste om te vernyeuwen, gelijck nootsaeckelijcken sal moeten geschieden, de somme van dryehondert gulden van houtwerck ende aerbeyt, sonder ijserwerck.
De brugge liggende inde Volderstraete over d'water genoempt den Gender nu maer lanck een gebont ende placht te wesen eenen gemetste steenen brugge, diewelcke bij de wederpartije is affgebroken ende omgraven geweest, soude wel costen om nyeuwt op te maeeken, gelijck die is geweest als met twee gemetste leenen, tweehondert carolusgulden.
Aengaende de Vrijckstrate is bevonden in 't beginsel derselver seer vernielt te zijne ende alzoe een parcheel van XCIItich voeten lanck ende XX voeten breet. Item van daeraff wesende eenen gemeynen waterlaet ofte Soye totte GesteIsche Poorte toe, daer egeenen Steenweech oft kayen meer en sijn ende gecassijt is geweest, is lanck IIIIcLXX voeten.
Item de brugge van den voers. Gestelsche Poorte bevonden van drye gebonten, daeraff de twee buytenste sijn gemetst geweest ende het IIIde van hout, sijnde geweest een optreckende brugge, ende dat men die azoe wederomme soude.maecken,. soude wel coste, zoeveele aengaet 't .houtwerck, hondert ende vijfftich gulden, ende de metselerije met twee bogen, twee hondert ende L gulden.
Item de brugge achter de kerck genaempt de Hoochvonder, die geweest is van vier gebonten, als nu ter tijt eensdeels gevult sijnde, :soude wel moeten costen om nyeuwt op te maecken, gelijck zal behooren, de somme van drye hondert carolusgulden.
Item den Steenwech van den voers. brugge aff totten huyse Jacops Janss. toe, daer egeenen Steenwech meer en is, noch oyck bijnaer egeenen keyen, is lanck IIcXL voeten ende XXXVI voeten in de breyde.
Item van daeraff totten rechten Steenwech toe zijn de kayen wederom ewech ter lengde van IIcLVIII voeten ende XIII voeten breet.
Ende daerover van den rechten Steenwech totte Genderbrugge toe, na den gesichte van den Casteele toe, is den Steenwech ende keyen van dyen oyek ewech ter lengde van IIcXVI voeten, ter b(r)eyden van XXIIII voeten, welcke Genderbrugge desen voerleden somer van steen wederom opgemaeckt geweest zijnde, wel gecost heeft een hondert ende vijfftich carolusgulden.
Item de brugge achter het Casteel tegenover het Clooster liggende over de stadtsgrachte, lanck drye gebonten, souden costen om nyeuwt op te maecken, gelijck sal behooren te geschieden, de somme van dryehondert carolusgulden.
Item d'Achterstrate is bevonden hoochnoodich te wordden gesteenwecht, overmits de grootte passagie daerover vallende ende de grootte oncosten daermede die jaerlijcx moet onderhouden wordden ende dat den waterlaet, die daerdoor ende ter sijden leydende, sijnen cours nyet volcomelijcken en can gehebben.
Item bevonden oyck de Rosemarijnstrate, lanck VcX voeten, ende breet XXXI voeten, seer uuytgevaren ende noodich om gesteenwecht te wordden, overmits de grootte passagie naer het Merck(t)velt loopende ende jaerlijcx veel reparatie vereyschende.
Aengaende de strate tegenover ’t stadthuys, lanck IcXIIII voeten ende XXV voeten wijt ad idem ende dewelcke oyck is gesteenwecht geweest.
Ad idem oyck de merckt wesende zeer leech, sulcx dat de goede lieden opte mercktdagen henne corensacken ende andere coopmanschappen nyet en connen gestapelen, noch drooch houden, ende is lanck ende breet ontrent Ic20 royen in 't viercant tot XX voeten elcke roy.
Ende de houten Genderbrugge op het mercktvelt, lanck twee gebonten, soude wel costen om te vernieuwen naer behooren tachtentich carolusgulden.
Item de Cruysputstraet, streckende na de merckt, die gesteenwecht is geweest, maer bijnaer alle vernielt ende deselve steenen ewech, is lanck LXXXVIII voeten ende XL voeten breet.
Ende voorts den geheelen Steenwech door boven de particuliere plaetssen hiervoren verhaelt is bevonden zoe ingevaren, vernielt ende ongerepareert, dat om daeraff een goet werck te maken, zal van noode wesen de geheele strate van voren tot achteren op te breken, gehoocht ende hermaeckt te wordden, daertoe ontallijcke kassijen oyck mede van doen sullen wesen, nademael de huysen van beyde zijden meer als den Steenwech sijn hooger staande, ende dat den grondt de geheele stadt door is zeer weeck ende drijvende, daerop alzoe nyet dan met gewelt ende grooten cost vast werck en can wordden gemaeckt. Actum binnen Eyndthoven den IXden juny anno XV Ic ende sesthien, in 't bijwesen ende overstane van de heeren leenmannen dese onderteeckent hebbende.
Dit merck Henrick |
is gestelt bij Janss. van den Bosch |
||||||
Dit Aryenss |
is d’merck van Boudewijn
|
Hans vaen Sevenhoven |
Noot 1: R.A. ’s-Hertogenbosch, Archief Leen- en Tolkamer nr. 129: Register der Verbanden 1613-1622. Voor de hier behandelde gegevens, alsmede de tekst van de informatie, zie genoemd register folio 110 tot en met 114.
Noot 2: F.N. Smits, Beknopte geschiedenis van Eindhoven, deel I, blz. 57-58.
Jan Melssen 1974: 28-18, 30-11 en 1975: 12