Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

De gasthuizen tot 1554

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Versie door Jfmhusken (overleg | bijdragen) op 6 jan 2019 om 08:54
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Het gasthuis tot 1486
Eindhoven kreeg in 1232 stadsrechten.
De heren van Eindhoven bezaten twee huizen, die als een soort belastingkantoor konden worden gebruikt.
Allereerst was dat het huis dat voor het eerst genoemd werd in 1349. Woltherus genaamd Wellen, zoon van IJsbout van Asten, vestigde in dat jaar een erfcijns van jaarlijks zes ponden op de gruit van Woenssel. Gruit (een kruidig mengsel) en hop waren nodig om het middeleeuwse bier te kunnen produceren. De te innen cijns daarvoor moest worden voldaan in een mansio (een verblijfplaats, ook kasteel) met de naam “In die Haghe” in Woensel. Daarmee werd het kasteel aan de Dommel, net buiten de stadswallen, bedoeld.

Gasthuis van de Tafels van de Heilige Geest tot 1486 met de zichtbare achtergevel: afbeelding volgens ets Baudartius uit 1615
Gasthuis van de Tafels van de Heilige Geest tot 1486 met de zichtbare achtergevel: afbeelding volgens de interpretatie door H. Smulders (2008)

Bijna honderd jaar later werd ook het goed Ten Gruythuze vermeld. In 1438 werd onder de term “steen”, een stenen huis dus, het eigendom van Jan van Sevenborn (1368-1385) genoemd, dat daarna altijd het bezit geweest van de heren van Cranendonck.
Deze beide huizen werden konden worden gebruikt om de te innen cijnzen voor de heer te verzamelen.
Een van de rechten van de stad bestond in het mogen voeren van een rechtspraak. De heer van Eindhoven benoemde het plaatselijke gezag van de stad. Dat waren naast de drossaard, de stadhouder/schout, de rentmeester, de vorster en de (zeven) schepenen. De schepenen vormen namens de heer de plaatselijke rechtbank. Zij zorgen voor de politietaken en de uitvoering van de justitie.

De armenzorg in de stad was van oorsprong een kerkelijke aangelegenheid onder de naam van Tafel van de Heilige Geest en Sint-Catharina. Het gasthuis van de Tafel van de Heilige Geest was openbaar en toegankelijk voor de inwoners van de stad, die nog geen eigen woning gevonden hadden. Ook zieken konden er verzorgd worden. Het gasthuis werd tevens als vergaderruimte voor de schepenen, de vorster, de secretaris en de schepenklerk gebruikt.
De stad Eindhoven werd in 1486 op Palmzondag door de Arenbergers ingenomen, geplunderd en in brand gestoken. Ook het gasthuis van de Tafel van de Heilige Geest viel ten prooi aan de vlammen.
Op een oude ets (Baudartius) is het gasthuis duidelijk afgebeeld. Het betreft een dwarshuis aan de Rechtestraat met een hoge toren met uurwerk. Aan de achterzijde twee kleine gebouwtjes.

Het gasthuis in de periode van 1486 tot 1554

Gasthuis van de Tafels van de Heilige Geest tussen 1486 en 1554 met de helft van de zichtbare voorgevel en de rechterzijgevel: afbeelding volgens de interpretatie door H. Smulders (2008)

Na de brand van 1486 werd het nieuwe gasthuis van de Heilige Geest gebouwd. Stenen werden vermoedelijk gekocht in Someren, waar de plaatselijke kerk net was afgebroken. Het dak werd belegd met leien, die in ’s-Hertogenbosch werden gekocht.

Het gebouw had een toren, waarin een raam was aangebracht, en ook een zolder, een kelder, een kapel, een brouwerij een turfhuis, een vleeshuis, een afsluitbare kamer en een ruimte waarin bedsteden voor de gasten stonden. Maar honderd jaar later werd vermeld, dat het dak belegd was met stro. Achter het gasthuis van de Heilige Geest lagen een gasthuisvijver, een put en een sloot in de hof. De zolderruimte werd ook gebruikt om gerst, rogge en andere geïnde goederen op te slaan, die afkomstig waren van de cijnsheffingen.

Gasthuis van de Tafels van de Heilige Geest tussen 1486 en 1554 met de helft van de zichtbare voorgevel en de rechterzijgevel: afbeelding volgens ets Hoogenberg uit 1609

Het stadsarchief werd niet in het gasthuis bewaard. Het oudste archief stamt uit 1628 en is opgemaakt na de dood van Mr. P.W. van Rythoven, die secretaris van Eindhoven en Woensel geweest was. Het archief werd bij hem thuis (op kantoor) bewaard en beheerd. Een deel, de belangrijkste stukken, werden in de stadscomme bewaard, die in de kerk stond. De oudste inventaris van de comme dateert van 1635.
Het gasthuis was geen lang leven beschoren; in januari 1554 werd de stad door een enorme stadsbrand getroffen. Grote delen van de stad gingen in vlammen op en ook het gasthuis werd verwoest.

Bronnen:
Jan Melssen: In: Sporen onder de Kempische stad, Nico Arts e.a.,Eindhoven 1992, pg 53-119
Jan Spoorenberg: ’t Gruun Buukske 1978 en 1979. Heemkundekring Kempenland Eindhoven. (zie daarvoor: www.zichtopeindhoven.nl/Eindhoven-encyclopedie)
Henk Smulders: De vestingwerken van Eindhoven en wat laten ons de oude vestingkaarten zien, Eindhoven, eigen uitgave, 2008