Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
De rechtbank aan het Stratumseind
De rechtbank aan het Stratumseind
Eindhoven was in de napoleontische tijd ingelijfd in het oostelijke deel van Brabant en heette destijds “Departement van de Monden van de Rijn”. Eindhoven werd tot arrondissementshoofdplaats verheven en vormde een “Sous-préfecture”. Behalve de rechtbank van eerste aanleg was er ook een vrederechter (juge de paix). Vanaf de wetswijziging in 1838 zou dat “kantonrechter” worden.
Vanaf 1812, nog steeds onder de Franse overheersing, was de rechtbank gevestigd in het kapitale huis van Henri François Dominique L’Heureux aan de Rechtestraat (tegenwoordig huisnummer 53). L’Heureux had zijn woning in die dagen verkocht aan handelaar Johannes van Oorschot, die in het huidige pand Stratumseind 91-93 woonde. Maar van de verkoop was geen eigendomsoverdracht te vinden, zodat de gemeentelijke overheid formeel oordeelde dat het pand nog steeds eigendom was van Henri L’Heureux.
Het jonge Verenigd Koninkrijk der Nederlanden was sinds 1815 op zoek naar een meer geschikte ruimte voor de Arrondissementsrechtbank. De stad Eindhoven had toen aan het Rijk voorgesteld om het voormalige klooster Ten Hage te verbouwen tot Rechtbank, marechausseekazerne en strafgevangenis. Daarmee nam het Rijk echter geen genoegen.
Inmiddels had Johan van Oorschot per 30 mei 1817 de herberg de Groote Sterre aan het Stratumseind van de toenmalige eigenaars, de erfgenamen Van Boeckel, gekocht.
In juni 1818 werd er een overeenkomst opgesteld tussen het Rijk in de persoon van de minister van Justitie en Johan van Oorschot, de eigenaar van de herberg. In die akte werd geregeld, dat Van Oorschot eigenaar werd van het huis waar tot die tijd de Rechtbank zetelde (Rechtestraat 53) en dat het Rijk eigenaar werd van het logement De Star. Van Oorschot kreeg zijn eerder betaalde registratierechten voor de aankoop van de herberg terug (ƒ820,48) en moest daarnaast het verschil in waarde tussen het huis aan de Rechtestraat (ƒ5.100,=) en het Stratumseind (ƒ4.750,=) aan het Rijk betalen. Van Oorschot was daarna officieel eigenaar van het huis aan de Rechtestraat, het Rijk was eigenaar geworden van het Logement De Star.
Eind jaren ’30 gingen de provincie en de gemeenten van het Arrondissement meteen aan de slag met ontwerp- sloop-, en bouwactiviteiten van het Logement. Zij meenden de eigenaren te zijn van het gebouw van de rechtbank. Dat was immers elders ook gebruikelijk. Die nieuwbouwactiviteiten waren door de landelijke reorganisatie van de rechtspraak per 1 oktober 1838 ingegeven.
Maar het Rijk was als eigenaar van het gebouw de enige instantie, die over sloop en nieuwbouw kon beslissen. Toen ‘Den Haag’ er achter kwam dat er in Eindhoven van alles ging gebeuren met het gebouw, leverde dat dus meteen al in 1838 grote consternatie op.
Het conflict is uiteindelijk gesust. Aanbesteding voor de nieuwbouw volgde in 1841.
De begeleiding, de voorbereidingen, de coördinatie en de toetsing van de bouw lagen direct al bij Waterstaat als verantwoordelijke voor alle Rijksgebouwen buiten Den Haag. Waterstaat was in die tijd als ministerie heel verwarrend, want zij was feitelijk zowel een Rijksdienst als een provinciale instantie. Men zag de provincie toen namelijk als verlengstuk van het Rijk of het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Eindverantwoordelijke voor het ontwerp van het nieuwe gerechtsgebouw was de Brabantse hoofdingenieur Etienne de Kruijff (Leiden, 1790 - Brummen, 1860). Hij was hoofdingenieur in Noord-Brabant in de jaren 1829-1842. De Kruijff was zelf als ontwerper actief, zowel in Rijksdienst als ook als particulier.
Het is mogelijk dat De Kruijff de enige ontwerper van het gerechtsgebouw is geweest, maar in de praktijk werd vaak ook een arrondissementsingenieur ingeschakeld.
De invulling van die post van ingenieur voor het oostelijke arrondissement van Brabant was in de periode dat de Eindhovense rechtbank werd ontworpen en gebouwd (eind jaren 1830-1841) voortdurend aan veranderingen onderhevig. Corjan van der Peet vermoedt dat Leendert Rijsterborgh (Terheijden, 1803 - 's-Hertogenbosch, 1864) met of naast De Kruijff voor het auteurschap van het oude gerechtsgebouw in aanmerking komt.
Rijsterborgh was ook betrokken bij de aanleg van Zuid-Willemsvaart en ook elders in Brabant trad hij op als architect, bijvoorbeeld van de kerk in Nistelrode (1842). Later was hij onder andere ook nog lid van de Eerste Kamer.
In december 1842 was de bouw van het nieuwe gerechtsgebouw voltooid en op 2 januari 1843 kon het gebouw feestelijk in gebruik genomen worden.
JH 2019
(met dank aan het onderzoek dat Corjan van der Peet hiervoor heeft gedaan)
Literatuur:
Oude huizen en hun namen, J. van Poppel in: Oud-Eindhoven, voorstudies tot de geschiedenis van Eindhoven, red. H. Mandos en A.D. Kakebeeke, Eindhoven 1976. 105-108
Corjan van der Peet en Guido Steenmeijer, De Rijksbouwmeesters. Twee eeuwen architectuur van de Rijksgebouwendienst en zijn voorlopers. Rotterdam [010] 1995. 87-104, 317 en 326 (noot 42)
Archiefdossiers: Den Haag, Nationaal Archief, archief Ministerie van Justitie, archief Gebouwen, inv. 58 (en afgedwaald: inv. 8, dossier Gerechtshof ’s-Hertogenbosch).
Zie voor tekeningen e.d. ook: Nationaal Archief, archief 4.RGD (archief Rijksgebouwendienst en rechtsvoorgangers 1825-1945, inv. 313.
In het BHIC in Den Bosch kopieën van deze microfiches (idem archief Waterstaat in Brabant uit die periode).