Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
Waaggebouw
Het waagrecht was het recht om te mogen wegen. In 1340 was dit recht voor een deel in handen van de hertog van Brabant en voor een ander deel in bezit van de heren van Granendonk en Eindhoven. Nadien schijnt ook het hertogelijke deel in handen van de heer te zijn gekomen. De heer exploiteerde zijn bezit niet zelf, maar had het tegen betaling van een jaarlijkse erfcijns uitgegeven, d.w.z. had tegen betaling van een vast bedrag per jaar afstand gedaan van zijn recht. Toen de waag tijdens de Tachtigjarige Oorlog gesloten was, bestond er vermoedelijk geen officiële gelegenheid meer om te wegen. Waarschijnlijk heeft het stadsbestuur toen besloten om in dit gemis te voorzien door middel van een stadswaag. Die stadswaag bestond uit twee kleine balansen, die op de Markt in de buurt van de grote lindeboom boven een tafeltje hingen. Toen na de Vrede van Munster de handel en nijverheid weer begonnen te ontluiken, kocht Joost van Berenbroeck mét het waagrecht het huis en achterhuis "de Waege, daer uit is hangende de Swaen". Hij besloot echter om niet in het waaghuis te gaan wegen en hing zijn waag aanvankelijk op aan de schutsboom van het St.Catharinagilde op de Markt, in de buurt van de stadswaag. Enkele maanden later, in november 1653, was zijn waag opgehangen "achter ofte omtrent de stallinge van Joost Bartels van Berenbroeck". De pachter van de stadswaag zag het gebruik van de waag van Van Berenbroeck als een inbreuk op zijn rechten en eiste ook weegloon van de boter die door Van Berenbroeck werd gewogen. Van Be- renbroeck protesteerde hiertegen, maar de zaak lag niet zo eenvoudig als hij wellicht had gedacht, want een meer dan dertig jaar lang gebruik van de stadswaag had de stad een titel van bezit van het waagrecht opgeleverd. Toen Van Berenbroeck dat besefte, besloot hij zijn waagrecht aan de Prins van Oranje te verkopen en het daarna weer van hem te pachten. Het gevolg waren jarenlange procedures tussen de Prins en de stad. In 1667 bepaalde de Raad van Brabant tenslotte, dat de stad partijen boter tot 60 pond mocht wegen en de pachter van de Prins partijen die zwaarder wogen dan 25 pond. Ook na dit vonnis bleven er echter onenigheden rijzen tussen de twee pachters. Hieraan kwam pas een" einde toen de stad in 1729 met de Prins overeenkwam, dat de stad het heerlijk waagrecht voortaan zou pachten voor een som van ƒ 90,- per jaar.
In 1829 werd de bestaande Stadswaag aan de Markt vergroot en verhoogd. De Latijnse School (tot 1878) en de Tekenschool werden toen ook in dit gebouw ondergebracht. Het gepleisterde pand met drie bouwlagen en een tentdak is gebouwd in neo-classicistische stijl en is op oude ansichtkaarten met zijn vele boogvensters duidelijk herkenbaar op de hoek van de Markt en de Marktstraat.
Het pand heeft tot 1912 als waag gefunctioneerd. In dat jaar werd het afgebroken. De Amsterdamsche Bank liet hier toen een nieuw bankgebouw zetten, geheel in de stijl van de neo-renaissance. De hoekoplossing, met zijden aan zowel de Markt als aan de Marktstraat bestaat uit drie bouwlagen. Aan de Marktstraat is het gebouw drie verdiepingen hoog, de gevel aan de Marktzijde heeft slechts twee verdiepingen. Het dak van het pand is gebouwd in T-vorm en werd belegd met leien.
Ter vervanging van het waaggebouw aan de Markt werd een bestaand pand aan de Paradijslaan in 1907 door architect Kooken vergroot en voorzien van een neorenaissancegevel met trapgevel. Sierankers geven het bouwjaar weer. In de periode van 1948 tot 1954 was de administratie van de gemeentelijke brandweer in dit pand was gevestigd, waarna hier van 1954 tot het voorjaar 1971 museum Kempenland werd gehuisvest.
bron: Heemkundige Studiekring Kempenland, Gruun Buukske 1976-22 en 1979-22, 42, 62.
--Jfmhusken 17 mrt 2013 11:30 (CET)