Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
Collse watermolen
De Collse watermolen
Watermolen, gelegen in het buurtschap Coll in het stadsdeel Tongelre.
Historicus A.M. Frenken gaat er van uit, dat Rudolph Rover de Hoescoet de Collse watermolen in leen heeft gehad van de hertog van Brabant.
Deze Rudolph verkoopt het leen in 1337 aan Otto van Cuyk. Daarna wordt Jan van Cuyk, die ook heer van Mierlo was, de nieuwe eigenaar.
Op 7 januari 1357 verkoopt Jan naast zijn heerlijkheid Mierlo ook de Collse watermolen aan de Bosschenaar Jan Dickbier Janssen. Deze verkrijgt dan ook de rechten op de hofstede Molenstat op het Coll, waar de molen lag.
Deze goederen komen in 1374 in bezit van Hendrick Jan Dickbier, vermoedelijk de zoon van Jan. Hendrik Jan Dickbier wordt in 1429 met de heerlijkheid Mierlo en met de molen beleend.
Jan van Megen, ook heer van Mierlo, en dan Erasmus (Raes) van Grevenbroeck, worden de volgende eigenaren. Een neef van deze Raes, Jan van Grevenbroeck, erft de molen in 1532.
Wie de pachters tot die tijd waren, is niet bekend, behalve in 1450, als een zekere Thomas Swane op de molen woont.
In 1601 is Willem van Cemenay pachter. Deze had schulden aan de heer van Mierlo, die daarop Aert Aertse Verbeckt in de boeien liet slaan. Aert had zich namelijk garant gesteld voor de schulden die Willem van Cemenay zou maken. Een zekere Joost Philipssen leende daarop een koe aan Van Cemenay, die daardoor weer kredietwaardig was geworden. Aert kwam weer op vrije voeten.
Jacob Leyten is in 1649 de pachter.
Van 1736 tot 1741 wordt Gerard Norbert van Grevenbroeck eigenaar, vervolgens de “Hoog Ed. Welgeb. Vrouwe Barbara Catharina geboorne baronesse van Bouseele, douarière
van ...Gerard Norbert van Scherpenseel.”
De eigendommen van de baronesse worden in 1741 als volgt omschreven: eene coorn ende slaghmoolen gelegen alhier genaamt Col, met het molenhuijsje en hof, het eeuwsel (de weide) en den meulenbeemt, alle aan malcanderen gelegen, groot samen omtrent vijf lopense, rontomme tuschen de Dommel gelegen, los ende vrij, door Heeren Officier, Schepenen en Seretaris getauxeert voor de helfte op eenen somme van twee dijsent vijfhondert gulden, dico ƒ 2.500,-.
In 1765 wordt Hendrik Jan Francis baron van Scherpenseel als eigenaar van de molen te Col genoemd.
In 1779 wordt het geheel verkocht aan Ida Francisca Maria Catharina Hyacinthe baronesse van Scherpenseel, weduwe van Baron van Heusch.
Pachter is dan Wouter Verheyen, die de molen pacht voor ƒ 314,- per jaar. In 1831 wordt door het kadaster vastgelegd dat Anthony Sevens de molen huurt. Anthony bezit ook twee molens in Geldrop.
In 1870 gaat de molen over naar molenaar Smulders. In 1956 is de molen verkocht aan Verhagen, die hem in 1957 overgedaan heeft aan molenaar Wilh. Rooyakkers.
Sinds 1960 is de molen eigendom van de gemeente Eindhoven. Molenaar Rooyakkers blijft de pachter.
Op de website van de "Stichting Werkgroep Vrienden van de Collse Watermolen" zijn nog enkele recente geschiedenisfeiten toegevoegd:
In 1975 werd het complex door de gemeente gerestaureerd en aan de Stichting De Eindhovense Molens verhuurd. Vrijwillige molenaars houden er sindsdien het ambacht in ere voor toeristische en educatieve doeleinden. Zij worden daarbij gesteund de "Werkgroep Vrienden van de Collse Watermolen".
Bovenstaande opsomming van feiten is overgenomen uit het boek van S.H.A.M. Zoetmulder e.a. Ook P.W.E.A. van Bussel heeft een studie gedaan naar de Collse molen.
Literatuur:
Zoetmulder S.H.A.M., De Brabantse molens,Helmond 1974
(Molens in Noord-Brabant, 1978 Eindhoven)
http://collsemolen.dse.nl/
Jos Hüsken 2015