Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
De (Zwarte) Ploeg
Huis de Ploeg of De Zwarte Ploeg.
Stratumseind 91-93
In het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven is een akte uit 1555/56 bewaard gebleven die melding maakt van een huis dat toen op deze plaats stond en De Ploech genoemd werd. Maar op de kaart van Van Deventer, een stadsplattegrond uit ongeveer 1560, die algemeen als erg nauwkeurig bekend staat, is tussen de oude stadsgracht en de Dommel slechts één enkel gebouw ingetekend dat ongeveer ter hoogte van de huidige Vestdijk stond. Verder is bekend dat de stad Eindhoven tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd verkleind door de oude wallen en de grachten in de richting van het centrum van de stad te verleggen. Zo kon de stad eenvoudiger worden verdedigd. Het oude pand De Ploech is dus al vóór 1560 afgebroken. Vermoedelijk werden op deze plaats pas halverwege de 17de eeuw opnieuw huizen gebouwd. Op de kaart van Krayenhoff uit 1803 is in elk geval weer bebouwing te onderscheiden.
Drie pandjes, verbouwd tot één pand
Oorspronkelijk bestond het pand Stratumseind 91-93 uit drie afzonderlijke pandjes, die dwars op het Stratumseind stonden en vermoedelijk in de 18de eeuw zijn gebouwd.
De voorzijde van de drie panden aan de zijde van het Stratumseind is vermoedelijk circa 1808 verbouwd tot een pand met een gemeenschappelijke gevel.
De puntgeveltjes van de drie panden aan de kant van de Plekhoek bleven nog vele jaren afzonderlijk bestaan. Het kadaster deelde in 1832 alle panden in categorieën in. Op basis van de categorie die voor dit pand gold, kan worden geconcludeerd dat de samengevoegde panden aan de straatzijde toen inmiddels van een extra verdieping waren voorzien. Het pand werd namelijk gerekend tot de 'dubbele particuliere woonhuizen met een verdieping'.
Tot huisnummer 93 behoort tegenwoordig een van de drie oude woningen, die in het verleden mogelijk ook aan de voorzijde een topgeveltje had, zoals nu alleen nog aan de achterzijde te zien is. Er is een foto bekend waarop onder andere een herplaatst 18de-eeuws schuifvenster in de top van de achtergevel te zien is. De bouwhistorische verkenning die hier is uitgevoerd, bevestigt een bouw van dit pandje in de 18de eeuw.
De kap aan de achterzijde van Stratumseind 93 heeft nog een opvallend A-spant, dat uit twee afzonderlijke delen is opgebouwd. Het spant heeft vrij forse afmetingen en schoren die recht gezaagd zijn. De opbouw van deze eiken kap met nokstijl vertoont nog duidelijke kenmerken van de traditionele bouwstijl, maar de bewerking van het hout en de maatvoering ervan wijken duidelijk af van de 16de-eeuwse kappen. In de spanten werden ook nog de traditionele gehakte telmerken aangetroffen, die alle een opeenvolgende nummering hadden. Die traditie is nog lange tijd voortgezet, want telmerken werden in Eindhoven ook nog aangetroffen in kappen uit het eind van de 19de eeuw. De bouwdatum van dit spant is ongeveer 1700-1750.
Het middelste van de drie oorspronkelijke pandjes is in twee delen gesplitst omdat het voor een deel eigendom van nummer 91 is en voor het andere deel van nummer 93. Ofschoon de geveltjes aan de achterzijde in vorm sterk op elkaar lijken, valt uit onder andere het verschil in metselverband en de kaphelling op te maken dat we hier te maken hebben met verschillende bouwfasen. De kap van het middelste pand is waarschijnlijk ouder dan de kap van het linkerpand, maar kon tijdens de bouwhistorische verkenning helaas niet worden bekeken omdat die geheel was afgetimmerd.
Het uiterlijk van de derde woning, gelegen achter nummer 91, is veel moeilijker te reconstrueren, omdat daar erg veel aan is verbouwd. Maar op een tekening bij een bouwvergunning uit 1927 is nog te zien dat ook daar een puntdakje aanwezig was. Ook op een tekening die in 1926 door Constant Nefkens is gemaakt, kan het topgeveltje nog net aan de linkerzijde van de tekening worden ontwaard. Het lijkt identiek aan het middelste van de drie geveltjes en is vermoedelijk ook even oud.
Een opvallend hoog en luxe pand
Volgens de gemeentelijke monumentenlijst stamt dit pand uit de vroege 19de eeuw, maar uit het bouwhistorisch onderzoek blijkt dus dat aan de achterzijde nog grote delen van de panden bewaard zijn gebleven die al tussen 1700 en 1750 moeten zijn gebouwd. Momenteel is de dubbelwoning in handen van twee verschillende eigenaren, maar veel stijlkenmerken, zoals de kroonlijst onder het dak, laten duidelijk zien dat het in het verleden lange tijd in bezit is geweest van eenzelfde eigenaar. Het dubbelhuis aan de straatzijde bestaat uit zes traveeën en heeft nu drie verdiepingen, waarvan de derde verdieping het midden houdt tussen een gewone verdieping en een mezzanino (een halfhoge verdieping). Verder valt de zware kroonlijst met voluten op die tussen de gevel en het dak is aangebracht. Zoals wel vaker gebeurde, zijn die voluten alleen versierd aan de - zichtbare - voorzijde.
De vermogende familie Van Oorschot
Catharina Jacobs, weduwe van Hendrik Verberne, verkocht haar huis, de linkerhelft van het dubbelpand, in 1758 aan Peter van Oorschot, een winkelier in snuif en tabak. De zaken gingen voorspoedig en wellicht vanwege de behoefte aan meer ruimte voor zijn winkel kocht hij in 1790 van buurman Gerrit van Bree een stukje grond dat aan de achterzijde van buurmans pand lag. Op 6 oktober 1797 liet hij het huis De Ploeg (het huidige nummer 91), met 'werkhuis, stal en hof, inclusief meubilair, linnen en wollen goed, beddengoed, gereedschappen, waaronder winkelgereedschappen' na aan zijn zoon Cornelis.
Het rechterdeel van het huidige pand, dat in 1758 van Jan Turken was, kwam na diens overlijden in handen van zijn kinderen, die het in 1801 aan Arnoldus Smits verkochten. Cornelis van Oorschot had blijkbaar het plan opgevat om zijn territorium flink uit te breiden, want hij kocht in februari 1808 het rechts gelegen pand van Arnoldus Smits.
Van Oorschot bezat toen de beide panden, en wellicht om zijn geld veilig te investeren, liet hij daar al snel een gemeenschappelijke gevel voor zetten. In 1811 was dat pand aan de Rue Droite (Rechtestraat) in het belastingregister in klasse 2 ingedeeld. Dat was de op een na hoogste categorie van huizen in Eindhoven. Hij moest er toen 125 francs belasting per jaar voor betalen, maar dat zal deze rijke koop- man niet hebben gedeerd. In april 1829 erfde zijn zoon, fabrikant in snuif en tabak, Antonie Frans van Oorschot het 'stamhuis', inclusief de pakhuizen, stallingen en tuin. Het was het vierde deel van de erfenis, die een totale waarde had van 190.400 gulden. Een waar vermogen in die tijd! De kadastrale kaart van 1832 laat ons de woningen als één geheel zien en ook op de eerste kadastrale legger uit 1832 wordt melding gemaakt van één huis, dat met klasse 5 werd gewaardeerd. Dat is de codering voor 'goed onderhouden en gerieflijk ingerichte dubbelde particuliere woonhuizen met eene verdieping'.
Het pand werd door Antonie en zijn vrouw bewoond. In 1840 hadden zij zes kinderen en drie dienstbodes, die het zware werk iets lichter maakten. In 1867 overleed Antonie van Oorschot, waarna dochter Arnolda Petronella Maria van Oorschot het pand in september 1868 verkreeg. De akte vermeldde uitdrukkelijk dat het pand vanouds de naam De Zwarte Ploeg had. Haar bezittingen in dit deel van de stad werden toen omschreven als: 'huizen, erven, sigarenfabriek, stal, koepel, tuin, sloot en weg'. Arnolda stond in de kadastrale leggers als rentenierster vermeld, hetgeen niet verwonderlijk is in de koopmansfamilie Van Oorschot.
Splitsing van het dubbelpand
De oudste kadastrale registratie die betrekking heeft op bouwactiviteiten, dateert van het jaar 1871/72. In dat jaar liet de eigenaresse het pand in twee woningen splitsen. De oorspronkelijke drie woningen aan de achterzijde waren al lang geleden in tweeën gesplitst en die situatie is tot op de dag van vandaag blijven voortbestaan. Op grond van de gehele opzet en architectuur gaan wij ervan uit dat vooral de bovenste twee verdiepingen van het pand aan het Stratumseind tijdens die laatste verbouwingsactiviteiten zijn gebouwd en dat het pand toen van een nieuw dak werd voorzien. De constructie van de kap met gekruiste balken, die we al eerder als typisch Eindhovens hebben opgemerkt, bevestigt die bouwdatum.
Het vernieuwde pand was aan het einde van de 19de eeuw vanwege zijn hoogte een opvallende verschijning tussen alle naburige panden, die immers maximaal twee bouwlagen hadden. De eigenaresse wilde haar welstand maar al te graag tonen. De entree van nummer 93 laat momenteel nog duidelijk het statige karakter van het pand en de status van de toenmalige eigenaar zien. Het plafond van de entree is rijkelijk versierd met stucdecoratie in de vorm van engeltjes. De entreehal aan de voorzijde van nummer 93 is nog origineel uit 1872. Daar is onder meer een schijndeur met kroonlijst en fronton bewaard gebleven, die destijds werd aangebracht om de indruk te wekken dat het hier een centrale, volkomen symmetrische hal in een groot en rijkelijk versierd pand betrof! Ook wordt de indruk gewekt, dat het pand ook nog een vertrek aan deze zijde heeft.
In 1887 regelde de reeds genoemde Arnolda van Oorschot dat het vruchtgebruik van de beide woningen aan haar broer Tosanus Johannes Antonius Franciscus van Oorschot werd gegeven. Het eigendom van de beide woningen ging in mei 1892 via een legaat over naar de genoemde Tosanus van Oorschot, maar die overleed in januari 1894. Zijn neef Hubertus Martinus Johannes van Oorschot en nicht Antonia Jacoba Maria van Oorschot erfden in juni 1894 het pand, de overige bezittingen en de inboedel, met uitzondering van de pendule met twee candelabres, twee vazen en de kast met porselein. Hubertus was ambtenaar bij de Hollandsche Ijzeren Spoorweg-Maatschappij. Lang hebben zij niet van de woningen willen genieten, want ze verkochten die in 1895.
Leerlooier Willem Eduard Hoffmann werd in juni 1895 de nieuwe eigenaar van het dubbelpand. De leerindustrie was uit een diep dal geklommen en was mede door de invoering van stoommachines in het fabricageproces weer winstgevend geworden. Hoewel de Eindhovense leerlooier Keunen al in 1879 geautomatiseerd was, ging Hoffmann pas in 1898 over op fabricage met behulp van de stoommachine, waarbij hij, aldus een notitie bij de hinderwetvergunning, plantaardige looistoffen gebruikte. Stromend water van de rivier de Dommel was volop aanwezig. Hoffmanns werkplaats bevond zich achter zijn huis aan de Plekhoek. In deze buurt werd in 2001 tijdens een archeologisch onderzoek verschillende looikuipen in de grond aangetroffen.
Volgens de adressengids uit 1910 woonde weduwe Ph. Vermaes toen op nummer 91, terwijl de eigenaar zelf, Willem E. Hoffmann, op nummer 93 woonde. De adressengids van 1917 meldt dat op nummer 91 leerlooier Hoffmann woonde en op nummer 93 een zekere J.P.F.A. Perin.
In februari 1919 kocht wijnhandelaar Cornelis Petrus Josephus van Bakel junior de dubbelwoning. In eerste instantie staan op de kadastrale legger de beroepen van timmerman en mandenmaker ingevuld, maar een jaar later waren die vervangen door het beroep 'koffiehuishouder'. Na het overlijden van Van Bakel werd het pand in maart 1921 openbaar verkocht aan twee verschillende eigenaren.
Nummer 91
Behanger en stoffeerder Franciscus Petrus van Moll kocht nummer 91 in 1921, waarna hij het liet verbouwen van woonhuis tot winkel. Van Moll kwam oorspronkelijk uit Eindhoven, maar in latere jaren werd Woensel als woonplaats bij zijn naam vermeld.
Carel Ludovicus Matheus Roos werd in mei 1927 de nieuwe eigenaar van het pand. De familie Roos-Tebak, die grossier in suikerwerken was, liet het pand verbouwen tot café-pension met maar liefst zeven kamers. Het middelste deel van het gebouw, direct aansluitend op de hoge voorbouw, werd verhoogd; bouwtekeningen die horen bij de aanvraag voor de bouwvergunning zijn nog aanwezig. Daar kwam een opbouw tot stand waarin het trappenhuis en de overloop voor de derde verdieping werden gerealiseerd. Het pand kreeg een nieuwe pui, die met tegeltjes bekleed werd. Verder werd het topgeveltje aan de Plekhoek, achter nummer 91, gesloopt en de lagere kap werd vervangen door een extra verdieping met een plat dak. Het is opvallend dat in dat vernieuwde deel twee oude vensters zijn herplaatst die mogelijk uit de afgebroken gevel van de eerste verdieping afkomstig waren.
Gedurende enkele decennia heeft hier een café gezeten. In de adressengids uit 1934 en in het bevolkingsregister lezen we dat een zekere Johannes M.M. Freijsen de uitbater was van het café met de naam De Roemer. Het grote aantal namen van bewoners in de jaren dertig en het aantal aangetroffen kamers op de bovenverdieping bevestigen onomstotelijk dat het hele pand door de familie Roos-Tebak werd verhuurd. Het café is tijdens de Tweede Wereldoorlog verdwenen, maar het gebouw heeft zijn horecafunctie behouden, want in maart 1944 werd het Chinese restaurant Pom Lai hier gevestigd. Jarenlang was deze eetgelegenheid bekend om zijn uitstekende Chinese keuken. De naam Pom Lai wil ons dat ook duidelijk maken: Lui Lekkerland.
De bovenverdieping werd, zo blijkt uit de telefoongids uit 1951, in latere jaren nog steeds verhuurd. In mei 1965 kocht de NV Grolsche Bierbrouwerij uit Enschede het pand. In datzelfde jaar en ook in 1967 werd het Chinees restaurant Pom Lai gemoderniseerd. De vloer op de eerste verdieping werd bij deze laatste verbouwing vervangen door een betonnen vloer en stalen balken, omdat de keuken voortaan op de eerste verdieping was. In 1970 werd het bedrijfspand op verzoek van de NV Gebroeders Van Straten uitgebreid. De familie Cheung (ook wel Ching) beheerde het restaurant in die periode. Dat is in het adresboek van 1970 ook te lezen, want op dit adres woonden toen K. Cheung, S. Terng, C. Chow, N. Wuu en N. Ling.
In 1983 werd het restaurant overgenomen door de familie Kwok. Tot 2003 werd het restaurant gerund door mevrouw Szeto Kwok en haar man Lin-Hing, maar vanwege het teruglopend aantal bezoekers, onder andere veroorzaakt door een gebrek aan parkeermogelijkheden, moest het restaurant sluiten. Het zal niemand verbazen dat de nieuwe eigenaar in het pand enkele jaren geleden een café begon. De naam ervan luidt bar 2 Alex.
Nummer 93
Vanaf 1921 was schilder Mathijs Jacobus de Haan de eigenaar van het rechterdeel van het pand. In 1922 werd in de adressengids van de gemeente Eindhoven vermeld dat de Gemeente Arbeidsbeurs en de Werkloosheidsverzekering hier gevestigd waren. In 1924 werd nummer 93 verbouwd tot een winkel. Na 1926 (naar schatting in 1930) zijn de twee originele schuif vensters op de eerste verdieping aan de noordelijke achterzijde van de huisjes van nummer 93 vervangen door drie T-vensters.
In 1934 was hier schoenenwinkel Snoeren gevestigd. Gerardus Snoeren woonde zelf in het pand. Het huis werd in augustus 1936 nagelaten aan accountant Jacobus Hubertus Antonius Cornelis Rooymans en Henrica Maria Cornelia de Haan uit Eindhoven, die het verhuurden. In het bevolkingsregister staat de naam van de laatste bewoner vóór de Tweede Wereldoorlog vermeld. Zijn naam luidde Gerardus J.H. Clevers. Hij had hier een slijterij en wijnhandel.
In het telefoonboek van 1951 vinden we de naam van de winkel: Santé. In mei 1957 troffen we die naam opnieuw aan, toen echter in de kadastrale archieven, waar eigenaar Rooymans het pand verkocht aan koopman Gerardus Johannes Hubertus Clevers en zijn echtgenote Maria Raphaëlla Aleida Grosfeld.
Volgens de kadastrale aantekeningen was in het pand sinds 1963/64 een café met een bovenwoning gevestigd. Dit sluit precies aan bij de verbouwingsaanvraag uit 1963, waarin verzocht werd om een winkel te mogen veranderen in een café. Er werd een nieuwe etalagepui gemaakt.
Op foto's van rond 1970 zien we aan de gevel een bordje met de tekst 'Bar De Paardestal'. Vanaf 1972 was hier café-bar Hoozemoos van eigenaar Tjeu Korenman gevestigd. Het 'Eindhovens Kroegenboek' maakte ook melding van dit café: 'Deze zaak bestaat nog zo kort, dat de vaste stappers deze bar nog druk aan het uitproberen waren, ten tijde van het verschijnen van dit kroegenboek'. De naam Hoozemoos is volgens diezelfde bron overigens ontleend aan een Vlaamse aanduiding, die een synoniem is voor 'rommel maken'.
In 1977 werd de gevel van het café weer onder handen genomen. Het pand kreeg een nieuwe pui die daarna bestond uit vier deuren. Vanaf maart 1982 werd Maria Raphaëlla Aleida Grosfeld als enige eigenaresse genoemd van wat in de leggers van het kadaster een 'café met bovenwoning en erf' heet. De naam van het uitgaanscentrum hier werd café Royce Club. Tijdens een recente verbouwing werd op de verdieping een cafézaal ingericht, terwijl de tweede en derde verdieping ook zijn gerenoveerd. Het is echter jammer dat door al die bouw- werkzaamheden de originele ramen in de voorgevel inmiddels volledig zijn verdwenen.
Jos en Bauke Hüsken 2006
Bron: Eindhovens Verborgen Verleden, de panden van vóór 1900.