Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
De Eindhovense weekmarkt
De weekmarkt
Een regelmatig terugkerende gebeurtenis, waaraan het plein zelfs zijn naam te danken had, was de markt. We weten niet hoe wij ons zo'n middeleeuwse marktdag precies moeten voorstellen. De producten zullen uitgestald hebben gelegen op de grond, op de karren waarmee zij waren aangevoerd en op overdekte kramen of open tafels. Deels stonden de verkopers van dezelfde soort producten bij elkaar, want al in de 16e en 17e eeuw werden delen van de markt aangeduid als Veemarkt (1540), Korenmarkt (1570) en Garenmarkt (1606).(1)
Maar blijkbaar gold dat niet voor alle producten of is die orde later wat verstoord geraakt, want nadat de burgerij in 1698 had geklaagd over de onoverzichtelijkheid van de markt, bepaalde het stadsbestuur dat de verkopers van boter en eieren voortaan in de Marktstraat moesten gaan staan tot aan het huis de Lelie en die van kippen in de hoek waar nu de Nieuwstraat begint.
Even verder op het plein kregen de boeren met knollen, kolen, wortelen, uien en appels een plaats, daarna die met tarwe, rogge en boekweit.
De Markt was niet groot genoeg om alle kooplieden een plekje te bieden. In de Rechtestraat stonden van de Marktstraat tot aan de Kerkstraat de verkopers van gerst, haver, brouwgoed en zout. In de Ten Hagestraat en het eerste deel van het Stratumseind konden de stedelingen Astense turf kopen en in de Jan van Lieshoutstraat Somerse klot (turf). Daarna is de markt nog niet helemaal ordelijk verlopen, want in 1727 werd in de Raad opnieuw over de regeling uit 1698 gepraat.(2)
De regeling zou intussen de indruk kunnen wekken dat er alleen kooplieden met agrarische producten en turf op de markt stonden. In werkelijkheid was het aanbod heel wat gevarieerder. Veel Eindhovense ondernemers werden door hun gildereglement verplicht met hun producten op de weekmarkt te staan, zoals b.v. de schoenmakers, de wevers van wollen stoffen en de hoedenmakers. Daarnaast stonden natuurlijk ook de leden van het kramersgilde op de markt.
In 1796 bepaalde het stadsbestuur, dat de haverkarren op marktdagen niet langer aan de Rechtestraat, maar op de Markt moesten worden geplaatst. Dergelijke aanpassingen zijn er blijkbaar meer geweest, want in het begin van deze eeuw werd de Marktstraat nog Hoendermarkt genoemd, en dat was ongetwijfeld naar het pluimvee dat er ooit te koop was geweest.
Het lijkt erop, dat aanvankelijk iedereen op de markt handel heeft mogen drijven, want in 1684 richtte het kramersgilde zich tot het stadsbestuur met het verzoek daaraan een einde te maken. Om de Eindhovense handelaars te beschermen, verbood het bestuur daarop aan kooplieden van buiten nog langer hun producten op de weekmarkten te verkopen, die langs de huizen uit te venten of binnenhuis te verkopen.(3) Hoe belangrijk de weekmarkt was, blijkt uit een verklaring van de historicus Van Oudenhoven, die in 1649 schreef dat "Eindhoven een seer groote Weeck-merckt (heeft), daer in vele steden van Brabant te boven gaende", een bewering die hij in 1670 nog eens
bevestigde.(4)
Concurrentie van nieuwe weekmarkten
Een belangrijke concurrentie kon uitgaan van de weekmarkten in andere plaatsen. Het stadsbestuur verzette zich daarom in de 18e eeuw tegen de oprichting van weekmarkten in Valkenswaard (1766) en Eersel (1700), Asten (1766 en 1790) en Someren (1770 en 1790). In de twee laatste gevallen samen met Helmond. Hierbij bleek dat de twee steden met name beducht waren voor een teruggang van hun botermarkt.(5)
Conclusie:
Het is duidelijk dat de markt tot de Franse tijd een belangrijke of zelfs centrale plaats heeft ingenomen in het economische leven. We mogen rustig stellen, dat Eindhoven zonder de markt niet had kunnen bestaan, alleen al niet omdat de ambachtslieden hun produkten dan in onvoldoende mate hadden kunnen afzetten. Maar daarnaast had de markt ook andere gunstige effecten op de stedelijke economie.
Noten:
1. Mededeling J.Th.M. Melssen.
2 RHCe Administratief archief van Eindhoven (AAEi), inv.nr. E5, resolutieboek stadsbestuur 1727-1732, blz 27 e.v. en 41 e.v.
3. Houben "De geschiedenis van Eindhoven", tweede deel 118 e.v.
4. Jacobus van Oudenhoven, "Beschrijvinge der Stadt ende Meyerye van 's-Hertogenbossche" 26 en dezelfde "Nieuwe en gantsch verm. beschrijvinge enz." 53.
5- RHCe Administratief archief van Eindhoven (AAEi), inv.nr.E35, publicatie 10 augustus 1769 en aldaar inv. nr.E57-56/77.
Jan Spoorenberg
in: 't Gruun Buukske 1992, 77