Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
De Wind
Pand De Wind
Woonhuis aan de huidige Kerkstraat.
Voor het eerst onder die naam genoemd in 1671 als: huis en hof genaamd De Wint in de Torenstraat.
In de 17e eeuw in bezit geweest van Aert Peter Oerlemans, advocaat Henderick van Boxmeer. In de 18e eeuw wordt het huis door de weduwe van Hendrik Cling verkocht aan haar broer Dirk Vrients. van medicine doctor Baptista van den Dungen en later aan klokkenmaker Theodorus Simons.
In 1782 wordt het “huis, bestaande in 2 woningen met een hofje genaamd De Wind terzijde de grote kerk” voor 294 gulden verkocht aan Joseph Isaacq en Philip Lasar, die blijkbaar voor de joodse gemeente optraden.
Beiden verkopen hun helft in het huis (Joseph in 1789) aan Levi Salomon (Woensel) en Michiel Schuur (Eindhoven). Die zijn dan penningmeesters van de joodse natie. Het huis wordt vervolgens eigendom van de joodse gemeenschap in Eindhoven. Dit laatste wordt in de volgende jaren bevestigd door enkele verkoopaktes van buurpanden, waarbij de belending van die huizen wordt aangeduid als “joodse kerk” of “joodenkerk”. Een deel van het huis was bestemd voor de schoolmeester.
Door de groei van de gemeenschap was het kerkgebouw aan de Kerkstraat langzamerhand te klein geworden. Toen koning Lodewijk Napoleon in 1809 de sjoel bezocht, vertelden de joden hem over hun plan om het gebouw te slopen en door een groter te vervangen. De koning toonde zich royaal en schonk ƒ 500,- aan het bouwfonds1. In 1810 kon het nieuwe gebouw in gebruik worden genomen. Daarmee kwam tegelijk een einde aan het gebruik van het tweede bedehuis op het Stratumseind.
De kerk wordt in 1832 op de kadastrale minuut aangeduid als Israëlitische Kerk. Ook de school wordt ingetekend. De nieuwe synagoge zou dienst doen tot in de jaren zestig. Door de toename van het aantal joden bleek het gebouw toen weer te klein en moest circa 1865 al wwer worden afgebroken, waarna een nieuwe werd gebouwd. Die is in 1866 in gebruik genomen.
2. Nieuw Israëlitisch Weekblad, 20 januari 1933.Het achterste deel van de linkerwoning wordt als school ingericht.
Pand De Wind en de joodse kerk
In 1782 had er voor de joodse ingezetenen een bijzondere gebeurtenis plaats. Joseph Isaacq en Philip Lasar kochten toen namens de joodse gemeente voor ƒ 294-,- van de klokkenmaker H. Simons het huis de Wind aan de Kerkstraat. Opvallend is, dat in de transportakte niet langer sprake is van de gezamenlijke joden van Eindhoven en de vier dorpen, zoals in het verzoekschrift uit 1771: de joden vormden inmiddels een kerkelijke gemeente.
Een probleem bij de aankoop van het huis was, dat geen van de partijen wist of die joodse gemeente eigendommen kon verkrijgen. Daarom werd in de akte de bepaling opgenomen, dat als de transactie juridisch niet mogelijk was, de koop als niet gedaan diende te worden beschouwd. Een week later vonden de partijen een betere oplossing. De akte werd zo gewijzigd, dat de aankoop door Joseph Isaacq en Philip Lasar namens de joodse gemeente óf op eigen naam geschiedde. Daarmee was het probleem voorlopig opgelost.
Vijf jaar later leenden Joseph Isaacq en Philip Lasar een bedrag van ƒ 250,- van Willem Duffingh, de commies van de convoyen en licenten in Eindhoven, waarbij het huis de Wind diende als een hypothecair onderpand. De som, die in 1806 zou worden afgelost, is vermoedelijk gebruikt om het huis te verbouwen. Dit zou kunnen blijken uit de transportakte waarbij Joseph Isaacq op 2 januari 1789 "zijn" helft van de Wind mét de helft van de schuld overdroeg aan Salomon Levie en Michiel Schuur, die op dat ogenblik de penningmeesters van de "Joodse Natie" waren. In de akte staat nl., dat het huis uit twee woningen bestond en daarvan was in 1781 nog geen sprake.
Ook Philip Lasar schijnt zijn deel te hebben overgedragen, want in 1796 verzochten hij en Abraham Joseph als kerkmeesters en dus als vertegenwoordigers van de joodse gemeente, dat het huis dat op naam stond van Salomon Levie en Michiel Schuur en waarop deze twee geen eigendomsrecht konden doen gelden, in de "protocolle" mocht worden bijgeschreven als "dienende ten behoeven van de Joodsche Natie, omme daar inne te beoeffenen henne kerk en godsdienst". Het verzoek werd afgewezen.
Interessant is het antwoord op de vraag wáárom de joodse gemeente het nodig vond het verzoek te doen. Zekerheid erover bestaat niet, maar we kunnen er wel naar raden. We weten. dat Michiel Schuur, alias Nagtman Michiel, in 1795-1796 deel uitmaakte van een bende die het platteland onveilig maakte. Hij stond toen bekend als "Nachtman, de Eindhover2". Het is niet onmogelijk, dat dit bij de joodse gemeenschap bekend was en dat men juridische problemen voorzag als Michiel Schuur veroordeeld zou worden en zijn bezittingen zouden worden verbeurd verklaard.
noten:
1 J.A. de Kok, Nederland op de breuklijn RomeReformatie, Assen 1964.
2 Wim Maas, De rechtspositie van bedelaars en landlopers in de achttiende eeuw in de stad Eindho en en de prinsendorpen Woensel, Gestel, Strijp en Stratum, 1981;
verder: J.Russel, De roovers-, benden in de Lande van Overmaas, Brabant, Holland en aan den Rijn in de vorige, en in het begin der tegenwoordige eeuw, Maastricht 1877.
bronnen:
RHCe: inventarisnummers
1594-049 verso (1671)
1601-154 en 160 (1694)
1606-031 (1745)
1615- 026 en-028 (1782)
1617-102 verso (1789)
1621-022 (1797)
1625-015 (1809)
http://www.jhm.nl/cultuur-en-geschiedenis (Eindhoven)
Jan Spoorenberg, in: 't Gruun Buukske 1984,76 en 1983, 61
Jos Hüsken 2016