Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

Eindhoven bevrijd

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Eindhoven bevrijd
Persoonlijke herinneringen van J. J. M. Sicking

Bidprentje waarop de overleden pariochianen vermeld zijn
Voorzijde van het bidprentje waarop de overleden pariochianen vermeld zijn

Nadat Eindhoven op 18 september 1944 bevrijd was en de bevolking een overblijde dag had gevierd, volgde in de avond een hevig bombardement. Onmiddellijk na de beëindiging ervan gaf ik, als pastoor van de St . -Jorisparochie, aan elk van de drie kapelaans een busje met H. Olie, waarna ik de parochie in vier parten verdeelde en elk een kant uitvond, terwijl ik zelf het vierde deel voor mijn rekening nam.
Na het priesterlijk werk in mijn rayon verricht te hebben, bleef ik nog tot een uur of drie op straat om te helpen mensen uit gevaar lopende huizen te halen enz. Toen ik thuiskwam vond ik daar de buren en ook een groepje Amerikanen, waaronder een journalist.
De volgende dag kwamen de parochianen massaal naar de gebedsstonde voor de slachtoffers: meer dan veertig parochianen en een Amerikaan, die in de pastorietuin gedood was door een bom waarvan de scherven tot in mijn slaapkamer waren doorgedrongen. Ik heb de biddende mensen gevraagd de volgende dag met de nodige gegevens over de slachtoffers naar de pastorie te komen.

Daar hebben we toen alle personalia vergeleken, waarna we naar de plek zijn gegaan waar de slachtoffers waren ondergebracht, om alles te vergelijken en aan te tekenen. Op de uitvaartdag brachten platte wagens alle kisten, waarvan er verschillende half open waren, naar de kerk. Oost-Brabant , die toen voor het eerst uitkwam1, meldde dat de pastoor met een bleek gezicht zegenend tussen de kisten doorging.
Na de plechtigheid werden de kisten naar het kerkhof gebracht, waar ik sleuven had laten graven met de toeleg dat onmiddellijk geweten zou worden waar ieder was bijgezet. Maar hier was een fout gemaakt, men had de kisten niet net met menie, maar met potlood en krijt getekend. Aangezien het juist begon te stiefregenen, bleef ik daarom nog tot een uur of twee medehelpen om te zorgen dat er geen fouten zouden worden gemaakt.
Maar dit was niet de enige zorg in die dagen. Namens kapitein Van de Broek (de Rotterdammer) werd mij gevraagd of ik voor de zender die tersluiks bij Philips was gereedgemaakt, voor "Vrij Nederland" dus, tezamen met een dominee godsdienstige uitzendingen, zou willen verzorgen. Bij het schaarse licht dat we op de pastorie hadden heb ik toen met alle dominees van Eindhoven vergaderd. We spraken af, dat we onderling de zendtijden zouden verdelen, in het oog houdend dat we voor heel Nederland uitzonden.
Voor de morgen- en avondwijdingen charterde ik enkele collega's, aan wie gezegd werd, dat ze geen specifiek katholieke onderwerpen mochten behandelen. Met één van hen kreeg ik hierover moeite. Hij bracht zijn bezwaar later over aan Mgr. Mutsaers, maar ik liet het zo, natuurlijk trachtte ik ook misuitzendingen te laten verzorgen, maar dit was moeilijk, omdat we moesten delen met niet-katholieken.
Voor de kerst en voor nieuwjaar wist ik toch tijd voor een misuitzending te krijgen, door met de Hervormden zo te ruilen, dat zij tijd kregen voor een middaguitzending "Onder de Kerstboom" en voor de begeerde oudejaarsavondviering.
Gelukkig kon ik goed met de heren predikanten overweg. Om echter niet geheel alleen te staan vroeg ik deken Broekman, de vroegere redacteur van de St,- Jansklokken, de bekende predikant pater Lohuis en de musicus pastoor Heerkens om mij te assisteren.

Toen een soort bestuur gekozen moest worden, stelde ik voor dominee Van Rhee als voorzitter aan te wijzen. Daarna zweeg de vergadering in alle talen, totdat kapitein Van de Broek de stilte verbrak door mij als vice-voorzitter voor te stellen. Deken Broekman fluisterde mij naar aanleiding hiervan bij het heengaan in: "Ge had het zo goed ingezet, maar daar konden de heren niet toe komen".

Toen Den Bosch bevrijd was, was van Mgr. Mutsaers een toespraak opgenomen. Deze was niet uitgezonden, zeer tot ontstemming van de bisschop, die zijn secretaris stuurde om alsnog een uitzending te eisen. Ik toog daarom naar het Philips Ontspanningsgebouw, waar men met de situatie enigszins verlegen was en me aanbood zelf de opname eens te beluisteren. Toen ik dit gedaan had, moest ik toegeven, dat dit galmende geluid inderdaad niet uitgezonden kon worden: Mgr. Mutsaers was geen spreker van de kwaliteit van zijn voorganger Mgr. Diepen.

We hebben het toen zo opgelost, dat ik de bisschoppelijke boodschap heb voorgelezen. Met overigens als onbedoeld bij-resultaat, dat er gefluisterd werd, dat ik het altijd al hoog had zitten, maar dat het toen helemaal de spuigaten uitliep. En ik moest in alle talen zwijgen!
Toen de berichten doorkwamen over de honger in het Noorden, wenste de kapitein, dat wij iets zouden, doen. Er zouden algemene bidstonden worden voorgeschreven. Dominee De Jong uit Tilburg had zegging voor de Gereformeerden, maar wij hadden de Brabantse bisschoppen nodig. Omdat Mgr. Hopmans de oudste bisschop was, ging ik met de kapitein naar Breda. Daar zetten we de bisschop de zaak uiteen. Er zou een bericht worden verstuurd naar Rome en naar een Engelse bisschop, opdat men zich daar voor de zaak zou interesseren. Dit was gemakkelijk. Dr. Bannenberg zou in Brussel de contacten leggen.

Nadat de bisschop de tekst voor de gebedsdienst had goedgekeurd, kwam hij plotseling los met: "Maar dit is niet genoeg heren! Er moeten levensmiddelen worden uitgeworpen. Kapitein, geeft U dat ter bevoegder plaatse door," Wij stonden versteld. Bij het naar huis gaan vroeg ik de protestante kapitein wat hij van deze bisschop dacht. "Het is een bestuurder”, antwoordde hij met bewondering.

Intussen had ik mede de zorg voor de katholieke krant Oost-Brabant, die ik tijdens de bezetting tezamen met Dr. Beel en Dr. Huijsmans had voorbereid, voor de gezinszorg, die ik in dezelfde periode met Dr. Beel, Fr. Deelen en Hoytink had opgezet en voor de priesterstudenten, die, toen de bevrijders kwamen, op vakantie waren en niet naar hun studiehuizen konden terugkeren. Ik had nog één huis beschikbaar en daar zijn toen cursussen gegeven.

Omdat ik er voor had gezorgd onmiddellijk op dé hoogte gebracht te worden, als het parochiehuis en het K.J.M.-gebouw vrijkwamen, kon ik in het laatste gebouw snel de gezinsverzorgsters onderbrengen, waardoor werd voorkomen dat het pand door woonhuisvesting werd gevorderd. Toen het parochiehuis vrijkwam, liet ik met bekwame spoed door de schoolhoofden banken en schoolborden overbrengen (zij hadden tot dan les moeten geven in cafés en winkels). Dit was juist op tijd, want 's middags kwam al een luitenant om het gebouw te vorderen, maar scholen mochten niet gevorderd worden. Zo konden wij allerlei scholen, waaronder ook christelijke, aan een gymnastieklokaal helpen, kreeg de Sociale Academie lesruimte en konden wij ook onze jeugdgroepen onderbrengen.

Dit zijn zo de herinneringen van een oud-pastoor aan de bevrijding van Eindhoven. Ik meende er goed aan te doen, ze in brede kring bekend te maken.

noten:
1: Oost-Brabant is de krant die voor het eerst op 26 september 1944 verscheen. De krant was de opvolger van de Eindhovensche en Meierijsche Courant, die in 1941 was beëindigd.

Uit: ’t Gruun Buukske 1976, 6-8 en 33-35