Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
Het Wilhelmusfonds en de St. Antoniuskerken
Het Wilhelmusfonds en de St. Antoniuskerken
De snelle bevolkingsuitbreiding in het eerste kwart van de 20e eeuw vroeg om nieuwe kerken. Blijkbaar lag dit punt niet duidelijk binnen het gezichtsveld van het grote Philips-concern, dat Eindhoven bewoonbaar wilde maken(1).
Wil echter het stichten van een nieuwe parochie, het bouwen van een nieuwe parochiekerk verantwoord zijn, dan moet een verantwoorde begroting opgemaakt kunnen worden, want in dit opzicht is ook een kerk een zaak. Het bisdom stelde een bouwpastoor aan en vroeg aan de moederparochie, bij voorbeeld aan die van Sint-Petrus van Woensel, om bij wijze van bruidsschat een flinke bijdrage te leveren. De bouwpastoor zelf moest een fonds stichten, waardoor de bestaansmogelijkheid van hemzelf en van eventuele opvolgers enigermate gegarandeerd zou wezen.
Wellicht kwam enige subsidie van de gemeente (rond die tijd de som van ƒ 13.000,- ineens). En dan werd uiteraard gevraagd om bijdragen van parochianen en andere milde gevers. Er moest echter te veel ineens gebeuren.
Eindhoven heeft toen danig kunnen profiteren van het St. Antoniusfonds. later geheten Wilhelmusfonds. Wat dit was? Een rijke Rotterdammer wilde aan het bisdom Haarlem een formidabel bedrag vermaken, doch enkel onder bepaalde voorwaarden: dat bedrag zou moeten dienen, om St. Antoniuskerken te doen bouwen en dit onder leiding van een aangewezen architect (Margry).
De bisschop van Haarlem achtte de voorwaarden niet aanvaardbaar. Toen heeft Mgr. Van de Ven het bedrag met de voorwaarden aanvaard, en dit verklaart dus, hoe de vooral in Eindhoven zo grote nood gelenigd kon worden. De kerken van de Fellenoord, de “Steentjeskerk” en de kerk in het Villapark werden rond 1920 gebouwd. Bij een feest werd het fonds door bijdragen uit het gehele bisdom sterk aangevuld en heette voortaan naar de naam van de feestvierende bisschop het “Wilhelmusfonds”.
Meen echter niet, dat steeds de hele bouw zo werd gefinancierd. Het bleef bekend, hoe bouwpastoor Van Oerle een eerste en ook een tweede maal met een mooi bedrag van de Bossche Parade was teruggekomen en het nog een derde maal waagde. Maar toen aanhoorde Mgr. Van de Ven hem heel welwillend, om eindelijk te zeggen: “Ga maar op uw knieën zitten, dan zal ik u de zegen geven. Dan hebt ge dat tenminste”.
Bij latere stichtingen was de spoeling dunner, aangezien ook elders in het bisdom stevig gefinancierd moest worden. Parochies als die van het H. Hart, van St. Gerardus, St. Paulus en St. Joseph en overduidelijk die van de Pastoorvan Ars (Pastoor Van Tilborg ging er kapot aan en moest daarom heen gaan) hebben dit sterk ondervonden. Deze kerken behoren met die van de Oude Toren, van Vlokhoven, van St. Paulus en St. Joseph duidelijk tot de tweede ronde, evenals de St. Theresia.
In de bestuursperiode van Mgr. Mutsaers kwam de alreeds lang geplande O.L. Vrouwe Parochie (Tuindorp) tot stand, evenals Tivoli en O.L. Vrouw Middelares, maar toen bleek een derde ronde aan de orde te wezen. Dat is de tijd geweest van de intense bisschoppelijk actie voor de kerkenbouw en niettegenstaande deze over het hele bisdom gevoerde actie bleven kerken van deze laatste ronde in vele gevallen weinig bij machte, om aan al hare verplichtingen te voldoen.
Noten:
1- Philips wilde zich op allerlei gebieden inzetten om van Eindhoven een leefbare stad te maken, maar niet het gebied van het katholieke geloof (noot van de redactie).
Het slot van dit door pastoor Sicking geschreven artikel is hier niet overgenomen (red).
J.J.M. Sicking, pastoor
in: ’t Gruun Buukske 1975, 46