Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
Het toponiem "Die hoeve"
Het toponiem “Die hoeve”te Eindhoven
Denkt men bij de meeste "hoven"-namen - op de klank afgaande - aan een oorsprong uit "hoeve", bij Eindhoven leidt deze uitleg direct tot de vraag, waar die hoeve dan moet hebben gelegen.
Tussen 1379 en 1452 vindt men een aantal vermeldingen van "die Hoeve" of "die Hove".
Op 6 oktober 1379 draagt Beris Becker aan Michiel Willemsz. Tate zijn deel op in een huis en hof, gelegen te Eindhoven "achter die Hoeve" en naast Jan Kuerincs. Dit goed is afkomstig van Jan Gintaesz. van After Gheen Hoeve.
Op 10 maart 1435 geeft Beatrijs Peter Platvoets aan Dirck Gintaesz. in erfpacht de helft in de hof "achter de Hoven" aan de vestgraaf. Beatrijs had die helft verkregen bij een deling met haar broer Jan.
Op 3 juni 1450 draagt Henrick Willems van der Donck een huis, erf en hof over aan Henrick Jansz. van der Schoet, gelegen in Eindhoven "achter die Hoven", tussen een straat en de Vest. Henrick had deze goederen verkregen van Willem Willemsz. Mijs. Henrick Noeylman behoudt een stukje erf van het verkochte en Henrick Kuttens ziet af van naasting.
De meest recente vermelding dateert van 22 september 1452 als Wauter en Aert, zonen van wijlen Geerlinck van Goerle aan Henrick Petersz. van Eyck een huis, erf en hof te Eindhoven "achter die Hoeve" opdragen. Dit goed strekt zich uit tot de vest.
Behalve in de genoemde akten komt het toponiem ook voor in het cijnsregister van de heer van Cranendonk voor de stad Eindhoven uit circa 1440. In dit boek is een post van 2½ oude penningen opgenomen, die betaald moest worden uit een goed dat achtereenvolgens in bezit was van Heinricus Sorgen, Heinricus zoon van Goesswines genaamd Cleven, Nicholaus zoon van Nicholaus Spollarts, Petrus zoon van Petrus Cuylmans en Theodericus zoon van Godefridus Baux van Leende.
Het betreffende cijnsgoed was een hof, gelegen te Eindhoven "achter die Hoeve" of "achter die Hove". Uit het bovenstaande blijkt, dat het toponiem "achter die Hoeve" aan de vestgraaf van Eindhoven lag. In 1450 wordt zelfs gesproken over een ligging "tussen de straat en de vest", het toen verkochte pand lag dus met de voorzijde aan de straat en grensde met de achterzijde aan de vest.
Alhoewel cijnsbedragen in de loop der jaren kunnen worden gesplitst en samengevoegd, leek het ons verstandig het Eindhovense cijnsregister dat circa 1590 werd aangelegd eens onder de loep te nemen voor wat betreft cijnsposten van 2½ oude penningen. In dit register komt het bedrag elf maal voor. Bij twee posten daarvan worden de straat en de vest als voor- en achtergrens genoemd.
De eerste maal betreft het een erfenis aan de Woenselse poort, die zich dus uitstrekt van de huidige Demer tot de stadsvest, de huidige Emmasingel.
De tweede post betreft een erfenis aan het Stratumseind (thans nummer 40-42) , die zich uitstrekte van de straat tot het perceel dat eigendom was van Aert van Hove (aan het huidige Stadhuisplein) en de stadswal (de Oude Stadsgracht).
Als plaats voor het gebied "Achter die Hoeve" komt ons de plek bij de Woenselse poort als het meest waarschijnlijk voor.
J.Th.M. Melssen
in: ’t Gruun Buukske 1987, 123