Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

IJssport tot 1920

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

IJssport in Eindhoven tot 1920

IJsvermaak op een stadsgracht, Hendrick Avercamp, ca. 1615 - ca. 1620 Rijksmuseum Amsterdam.

Toen in 1988 Ijsclub Eindhoven 40 jaar bestond en A. Cappon de geschiedenis ervan probeerde te reconstrueren, was onder de leden al niet meer bekend hoe de oprichting precies was verlopen, laat staan dat er nog leden waren die zich iets kon herinneren uit de periode daarvoor. Het voorbeeld toont aan, hoe kort ons gezamenlijke geheugen soms reikt. Ook voor de geschiedenis van de georganiseerde schaatssport uit vroegere tijd, zijn we daarom weer voornamelijk aangewezen op kranteberichten.

Initiatieven vanaf 1897
Op 25 december 1897 verscheen in de Meierijsche Courant het bericht, dat twee dagen later in Tilburg provinciale wedstrijden hardrijden op de schaats zouden worden gehouden. De meest bekende Noordbrabantse rijders hadden hun medewerking al toegezegd en om aan de wedstrijden extra glans te geven, had de organiserende Tilburgse club aan de in 1881 opgerichte Nederlandsche Schaatsenrijdersbond gevraagd om de winnaar van de dag te mogen uitroepen tot Kampioen van Noord-Brabant. Ofschoon er uiteindelijk maar 14 hardrijders aan de wedstrijden op de 500 en 1500 meter deelnamen en er geen toestemming werd verkregen om de beste rijder tot kampioen uit te roepen, zal de manifestatie toch ongetwijfeld ook in Eindhoven vele harten wat sneller hebben laten kloppen maar hier tegelijk ook de ware liefhebbers hebben doen beseffen, dat onze stad achterop liep.
Enkele maanden later verzocht de Eindhovense sigarenfabrikant R. Mignot aan het gemeentebestuur om dichtbij de haven enkele weilanden te mogen huren. Nog voor de transactie geregeld was, kwam hij tot een akkoord met J.J. Blom, R. van der Feen, H.S.F. Koenen en J.P.J. Smitz. Dit viertal wilde een ijsclub oprichten en achtte de weilanden erg geschikt om er een baan op aan te leggen. Nadat Mignot bereid was gebleken zijn belangen aan die van de ijsclub ondergeschikt te maken, dienden de initiatiefnemers op hun beurt een verzoek in bij het gemeentebestuur om de weilanden te mogen huren. De Raad was verbaasd dat Mignot al van de terreinen had afgezien nog voordat hij ze had gehuurd en besloot de zaak eens nader te bekijken. Enkele maanden later besloten de vroede vaderen het verzoek af te wijzen, omdat de grond nodig zou kunnen zijn voor de bouw van een nieuwe gasfabriek.
Ondanks de afwijzing riepen in september van hetzelfde jaar enkele Eindhovenaren toch een vergadering bijeen om eens te praten over de oprichting van een ijsclub. Het waren P. Bergstein, J. Berkvens, J.J. Blom, Fr. Boex Jzn., J. Brüning, A.A.M. en A. de Block, R. van der Feen, H.S.F. Koenen, A.J. en A.L. Mignot, J. Raupp, E. Rédelé, J.A.H. Rijke en J.P.J. Smitz. Op die bijeenkomst waren ook J. Elias, Th. von der Nahmer, J. de Vlam, J. Pijpers, C. Beukers , H. Schröder, J. Crasborn en L. Stokvis aanwezig. In dit rijtje treffen we dus heel wat bekende namen aan.

Wilhelmina-IJsclub
Tijdens de vergadering, die gehouden werd in een van de zalen van Sociëteit Apollo's Lust, werden spijkers met koppen geslagen: de "Wilhelmina-IJsclub" werd opgericht; het eerste bestuur bestond uit Rijks-ontvanger R. van der Feen, de Stratumse burgemeester J. Smitz, sigarenfabrikant Mignot sr., de opzichter van Provinciale Waterstaat H.Koenen en apotheker J. Rijke. Het volgende jaar zou sigarenfabrikant P.Bergstein de voorzittershamer van Van der Feen overnemen en het gemeenteraadslid J. Pijpers zou Mignot opvolgen.

De locatie van de Wilhelmina IJsclub tussen de Dommel en de inmiddels verdwenen Rungraaf is hier gearceerd. (kaart van de topografische Dienst 1911/1912)
Dezelfde locatie als op de kaart rechts, nu op een kaart uit 1931.

Het doel van de vereniging was de aanleg van een ijsbaan, maar als dit niet te realiseren zou zijn, wilden de leden een andere mogelijkheid proberen te scheppen om de ijssport te beoefenen. Tijdens de vergadering werd voorgesteld van de weduwe P. Smitz in Stratum een weiland te huren in de buurt van boerderij De Laak aan het Eindhovens Kanaal. Dit terrein had een oppervlakte van 200 bij 70 meter. Behalve de huursom zou er nog geld nodig zijn om een aantal voorzieningen aan te brengen, waardoor de totale kosten werden geraamd op ƒ 540,-.

Niet iedereen was gelukkig met het idee. Het geld was geen probleem, maar sommigen vonden het terrein te klein en anderen wilden liever een baan aanleggen op 't Coll. Het bestuur beloofde in onder meer Maastricht, Tilburg, Leiden en Haarlem eens te informeren naar de grootte van de banen daar. Intussen werd besloten dat de noodzakelijke kosten voorlopig pondsgewijs door de aanwezigen zouden worden betaald, want een kas was er nog niet.
Blijkbaar was het idee om een baan bij De Laak aan te leggen toch niet zo slecht, want op 11 oktober verzocht het bestuur aan de gemeenteraad om een buis door de kanaaldijk te mogen leggen om de drieduizend kubieke meter water af te kunnen tappen die nodig waren om die baan onder water te zetten. De raad besloot de aanleg toe te staan tegen betaling van een jaarlijks recht van ƒ 10,-, maar maakte meteen duidelijk, dat hij geen toestemming kon verlenen om water af te tappen. Dat moest de minister doen. Ook vroeger werkten ambtelijke molens wel eens langzaam. Blijkbaar had de minister eind november nog geen beslissing genomen, want het bestuur van de ijsclub voelde zich toen gedwongen naar andere mogelijkheden uit te zien. Tenslotte werd een baan ingericht bij de Woenselse watermolen. In 1898 kon er dus toch worden geschaatst.
Blijkbaar is het besluit van de minister tenslotte toch nog negatief geweest, want in september 1899 verzocht de ijsclub opnieuw aan de gemeente om in de buurt van de haven enkele terreintjes te mogen huren. De Raad ging dit keer akkoord, maar stelde wel, dat de overeenkomst maar voor één jaar zou gelden, want de grond was spoedig nodig voor de aanleg van de waterleiding. Wellicht zou de watertoren er gebouwd worden.
Vreemd genoeg is de huur blijkbaar toch niet doorgegaan, want in december organiseerde de ijsclub wedstrijden hard-, schoon- en paarrijden op de ijsvlakte op 't Coll. Aan hardrijders werd 25 cent inleggeld gevraagd, aan schoon- en paarrijders het dubbele. Van de inkomsten werd 90% uitgekeerd aan prijzen. Het ijsfeest werd een groot succes. Er waren zelfs deelnemers uit Helmond en Tilburg. Blijkbaar was het terrein op 't Coll bij schaatsers erg geliefd, want ook in latere jaren staan er regelmatig berichtjes over in de krant.
In 1900 kreeg de club tenslotte toch een eigen baan. De bestuursleden hadden van de weduwe Kerssemakers in Gestel enkele weilanden kunnen aankopen tussen de Dommel en de inmiddels verdwenen Rungraaf, op de plaats van het huidige plantsoen achter het Van Maerlantlyceum. Samen hadden die een oppervlakte van ruim 1,6 ha. Het bestuur wilde met de Heidemaatschappij en het Waterschap gaan praten om de weilanden als vloeiweiden in te richten, waardoor ze in de wintermaanden gemakkelijk onder water konden worden gezet. De nieuwe banen zouden daardoor veilig zijn, want er zou nooit meer dan een halve meter water op het terrein staan. Om geen tijd te verliezen hadden de bestuursleden de grond op persoonlijke titel aangekocht. Daarna kregen de leden echter alle gelegenheid om alsnog te beslissen over de vraag of zij de grond van de bestuursleden zouden overnemen, dan wel zouden huren. Tot het eerste werd besloten. Twee jaar later werd nog een strook grond aangekocht om een weg naar de ijsbaan te kunnen aanleggen. Tot dan zouden de ijsliefhebbers de drassige grond die naar de baan leidde voor lief moeten nemen.
Tijdens de ledenvergadering waarop tot aankoop van de weilanden werd besloten, werden ook nieuwe statuten goedgekeurd. Hierbij werd onder meer besloten de oude naam te veranderen in Eindhovensche IJsclub. Op 30 november 1900 kregen de statuten koninklijke goedkeuring.
Misschien vraagt U zich af waar de club het geld voor de aankoop van de grond vandaan haalde. Wel, dat was eenvoudig. In de statuten was de bepaling opgenomen, dat alleen aandeelhouders lid konden worden. Aandelen kostten ƒ 10 en er werd maximaal 4% dividend op uitgekeerd. Ieder individueel lid was verplicht ten minste één aandeel te bezitten; als een heel gezin lid werd, moesten drie aandelen worden genomen. Daarnaast moest nog contributie worden betaald. Om te voorkomen dat slimmeriken hun contributie pas betaalden zodra de vorst inviel en er dus een reële kans bestond dat er dat jaar geschaatst kon worden, was bepaald dat de contributie tot l november 75 cent bedroeg; daarna werd het bedrag verhoogd tot ƒ l,-. Voor gezinnen bedroeg de contributie respectievelijk ƒ 2,- en ƒ 3,-. De vereniging kende ook honoraire leden. Zij moeten als donateurs worden beschouwd. Zij hoefden geen aandeelhouder te zijn, maar betaalden wel contributie, resp. ƒ 1,50 en ƒ 2,50 voor individuele leden en ƒ 3,- en ƒ 4,- voor honoraire gezinnen.
Ook nadat in 1902 een weg naar de baan was aangelegd, bleven er wensen bestaan. Met name misten de leden een gebouw waar ze beschermd tegen de koude wind even konden uitrusten en eventueel een consumptie konden gebruiken.
Maar er waren ook andere wensen, want de organisatie liep niet altijd naar behoren. Op verzoek van enkele aandeelhouders riep het bestuur daarom begin januari 1904 een vergadering bijeen. Tijdens die bijeenkomst werd een commissie benoemd die voortaan de zorg voor de baan op zich zou nemen en die ook zou proberen geld in te zamelen voor een gebouwtje. De commissie bestond uit G. Aalfs, Fr. van Dijck, H. Schröder, R. Mignot en P. Raijmakers. Het is voorlopig het laatste wat we van de Eindhovensche IJsclub vernemen.

Schaaptplezier op de bevroren IJzeren Man. Op de achtergrond de graafmachine. (afbeelding EindhoveninBeeld.com)

Vereeniging IJsvermaak

Op 29 november 1907 werd bij Stoot op het Stationsplein een vergadering belegd waarop een nieuwe ijsclub werd opgericht, die Vereeniging "IJsvermaak" werd gedoopt. Er zijn enkele aanwijzingen dat IJsvermaak de baan van de Eindhovensche IJsclub is gaan gebruiken. We weten dat de baan van IJsvermaak achter het Eindhovens kerkhof lag (richting Gestel dus) en dat de Eindhovensche IJsclub haar baan pas heeft verkocht nadat ook IJsvermaak haar activiteiten had gestaakt. Ook het feit dat de aanwezigen op de eerste ledenvergadering van IJsvermaak niet een baan maar 'een tent' als een eerste vereiste beschouwden, duidt erop dat de oude baan in gebruik is gebleven. Zo ook is het verklaarbaar, dat IJsvermaak al spoedig haar baan kon openen, terwijl de oude vereniging hier lange tijd voor nodig had gehad. Tijdens de oprichtingsvergadering van IJsvermaak traden direct een veertigtal leden toe. Het voorlopig bestuur kon aan de slag.
Een maand later werd een definitief bestuur gekozen. Voor een deel kwamen de oude namen weer terug. A. Schmid werd president, G. de Jongh vice-president, G. Pfaff eerste en H. Huysmans tweede secretaris en W. Kerssemakers penningmeester, terwijl G.H. Aalfs, A. van Baarle, C. van der Harten, H. Schröder en F. van der Sommen gekozen werden tot leden van 'het technisch bureau'.
Op 31 december ging de baan open. Voor een 'flinke tent' was gezorgd. We hoeven hierbij niet persé aan een doeken onderkomen te denken. Ook een houten gebouwtje werd vroeger wel een tent genoemd.
Op 4 januari 1908 werden er op de baan wedstrijden georganiseerd: er was voor jongens een vlaggetjeswedstrijd en een wedstrijd 'vlugrijden', terwijl de meisjes konden deelnemen aan een vossenjacht. Ook voor volwassenen werd een vossenjacht gehouden. De krant schreef dat het er prettig en gezellig was, mede door het winterzonnetje, het goede ijs, de opwekkende muziek, het buffet en de drukte, want veel volwassenen waren naar de activiteiten van de jeugd komen kijken.
Blijkbaar is de tent ergens geleend geweest, want in 1908 liet het bestuur een nieuwe tent bouwen. Ook de volgende jaren kon jong en oud dank zij IJsvermaak van de schaatssport genieten. Het laatste berichtje over de vereniging dateert van 1912.

In januari 1914 schreef de krant, dat het voornaamste toneel van de ijssport de ondergelopen vlakten waren die door de ijzeren man (tegenwoordig heet zo'n machine met een mooi Nederlands woord dragline) waren gegraven voor de spoorlijn Eindhoven-Weert. De Philips Sportvereniging had toen het plan om in de "Tongelrese bosschen bij de IJzeren Man" schaatswedstrijden te houden, maar door gebrek aan belangstelling gingen die niet door. Wel organiseerde de Gestelse vereniging De Zigeuners een schaatsfeest in Blaarthem en werden er door een particulier wedstrijden georganiseerd op 't Coll. Het lijkt erop, dat IJsvermaak was ingeslapen en dat anderen het voortouw hadden overgenomen.

In juli 1915 werd voor de laatste keer een buitengewone aandeelhoudersvergadering van de oude Eindhovensche IJsclub bijeengeroepen. Ik heb er in de krant geen verslag van kunnen vinden, maar het besprokene is duidelijk: een maand later plaatste notaris Fens een advertentie in de krant om de openbare verkoop aan te kondigen van het terrein van de vroegere ijsbaan, dat geheel met dijken was omgeven. Ook de weg erheen was in de verkoop begrepen. Eindhoven had geen echte ijsbaan meer.

Natuurlijk werd er desondanks toch geschaatst. Op de IJzeren Man bijvoorbeeld, waar in 1917 wedstrijden werden gehouden voor militairen en waar P.S.V. toen wedstrijden organiseerde voor het Philips' personeel. De Gestelse Sociëteit TOGO organiseerde dat jaar met medewerking van Harmonie Phileutonia een groot ijsfeest op Moetjes Putten, een weilandencomplex langs de Dommel.
In 1919 is nog even sprake van een IJsclub Molenheide, een gezamenlijke onderneming van Eindhovense, Helmondse, Geldropse en Mierlose schaatsliefhebbers die op het 'Lustoord Molenheide' in Mierlo mogelijkheden voor de schaats liefhebbers wilden creëren. Maar het ijsfeest dat in dat jaar gehouden zou worden, lijkt te zijn afgelast omdat de dooi te vroeg inviel en daarna wordt niets meer over de vereniging vernomen.

Het zou nog tot 1946 duren voordat IJsclub Eindhoven de oude draad weer zou oppakken.

J. Spoorenberg
in: ’t Buukske 1988-76