Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
Möller en Schreuder
Manufacturenhandel Möller en Schreuder
Een minder bekende onderneming is de manufacturenhandel van Möller en Schreuder, waar ook bedden en tapijten te koop waren. Het bedrijf was in 1919 opgericht door twee oud-V&D-medewerkers, nl. Henricus Gerardus Josephus Möller en Hendricus Jacobus Schreuder. De eerste was van Stadskanaal geboortig. Hij kende Eindhoven goed, omdat hij er (de eerste) bedrijfsleider van het V & D was geweest, voordat hij bedrijfsleider van het Bossche filiaal was geworden. Zijn compagnon was de van Groningen geboortige, maar in Amsterdam woonachtige Hendricus Jacobus Schreuder. De vennootschap had haar zetel in Eindhoven en kreeg aan de Hinthamerstraat 56 t/m 60 in 's-Hertogenbosch een filiaal. Schreuder kreeg de leiding in Eindhoven en Möller in 's-Hertogenbosch.
Hoe het begon.
De besprekingen over nieuwe onderneming waren blijkbaar vroeg begonnen, want al op 9 september 1919 was er sprake van, dat de op te richten N.V. Manufacturenhandel Möller & Schreuder het pand Hof van Holland aan de Rechtestraat had gekocht, terwijl de vennootschap pas op 11 november 1919 officieel werd opgericht. Overigens was het bericht niet helemaal juist, want in werkelijk betrof de aankoop het pand naast boekhandel Van Piere (huidig nummer 58). Het aandelenkapitaal van de "Manufacturenhandel Holler & Schreuder" bedroeg ƒ 500.000,-, waarvan ƒ 325.000,- gestort was. In 1920 werd het eerste bedrag tot ƒ 700.000,- verhoogd, waarvan toen ƒ 500.000,- gestort waren. Het geld zal behalve door de vennoten ook zijn ingebracht door de commissarissen, t.w. de Bossche sigarenfabrikant Christiaan Theodorus Marie Houtman, de eveneens van 's-Hertogenbosch geboortige, maar in Vught woonachtige fabrikant Jacobus Petrus van Hooff en tenslotte Möllers zwager Theodor Heinrich Brunklaus, die directeur en mede-eigenaar was van de Peek & Cloppenburgvestiging in Breda en die in Teteringen woonde.
In 1926 trokken de twee eerst genoemde commissarissen zich terug; de Bredase schoenfabrikant Aloysius Johann Marie Kanters en Louis Jamin uit Rotterdam (jawel, van de bekende snoepwinkels!) namen hun plaatsen in. Het gestorte aan-delenkapitaal was inmiddels gestegen tot ƒ 647.000,-. Op 31 maart 1920 zegende de deken van Eindhoven de nieuwe winkel in. De komst van het bedrijf was intussen met veel reclame bekend gemaakt. Tijdens de opening vloog een vliegtuig dat gemerkt was met de initialen van de ven-nootschap en zijn thuisbasis had op Molenheide, laag over de Rechtestraat, volgens de krant zelfs nog lager dan de klokken van de St.Catharinakerk.
Een florerend bedrijf.
Het bedrijf was in de volgende periode heel actief, het maakte veel reclame en leek een goede toekomst tegemoet te gaan. De twee ondernemers gaven hun ogen goed de kost en waren steeds bereid nieuwe wegen in te slaan. In 1924 adverteerden zij met een schoenenafdeling, wat voor een manufacturenzaak ongebruikelijk mag worden genoemd. In de krant maakten zij bekend, dat zij uitsluitend Nederlandse schoenen verkochten. Vier jaar later maakten zij in de St.Nicolaastijd reclame voor hun speelgoed; vermoedelijk hebben zij toen geprobeerd met een tijdelijk assortiment mee te profiteren van het kinderfeest.
In 1928 werd de winkel uitgebreid met het buurpand. In verband daarmee werd een grote uitverkoop gehouden. Uit een advertentie blijkt, dat alle gekochte goederen in die tijd binnen een straal van 50 km desgewenst door een eigen autobesteldienst konden worden thuisbezorgd.
Het einde.
In de crisisjaren werd de onderneming opgeheven. Wellicht heeft de sluiting in verband gestaan met de ziekte van de Eindhovense vennoot, want nadat in augustus 1933 nog een reorganisatie-uitverkoop was aangekondigd, besloot de aandeelhoudersvergadering op 9 oktober plotseling tot liquidatie. Met de uitvoering is daarna haast gemaakt. Nadat op 20 oktober de finale uitverkoop was begonnen, verscheen al op 10 november de laatste opruimingsadvertentie in de krant. Korte tijd later werd de Eindhovense zaak gesloten.
Het lijkt erop, dat de Bossche winkel daarna nog enige tijd open is gebleven. H.J. Schreuder was intussen op 13 november 1933 overleden. Hij had zich in Eindhoven blijkbaar niet alleen beziggehouden met zakendoen, want uit een overlijdensadvertentie blijkt, dat hij ook lid was geweest van het college van regenten van het nieuwe St.Joseph-Ziekenhuis. In januari 1934 zouden de winkelpanden in Eindhoven en 's-Hertogenbosch in het openbaar worden geveild. Het Eindhovense lag aan de Rechtestraat maar had een passage aan de Kerkstraat. De winkel had een oppervlakte van 2.000 m2 en aan de Rechtestraat een frontbreedte van 21.80 m. Blijkbaar is de veiling opgehouden, want pas op 10 oktober 1935 verscheen in de krant het bericht dat de Eindhovense winkel daags daarvoor voor ƒ 76.600,- was aangekocht door de Eindhovense Bioscoopmaatschappij. Ter vergelijking: volgens de aankondiging in 1919 had de onderneming toen voor het aanvankelijke pand ƒ 150.000,- betaald. Aan een modern, veelbelovend bedrijf was een voor ons toch nog wel wat geheimzinnig, maar zeker ook tragisch einde gekomen.
Jan Spoorenberg 1995
bronnen:
- Informatie van de heer J.H. Brunklaus te Breda;
- Kamer van Koophandel Eindhoven, handelsregister dossier nr. 1982;
- Rijksarchief In Noord-Brabant, Archief Kamer van Koophandel 's-Hertogenbosch, handelsregister Inv. nr. 168, dossier nr. 1700;
- Streekarchief Langs Aa en Dommel, Bevolkingsregister;
- Stadsarchief 's-Hertogenbosch, Bevolkingsregister;
- Gemeentearchief Breda, Bevolkingsregister;
- RHCe, Streekarchief Regio Eindhoven, Bevolkingsregister, Index kranten mevrouw P.C. de Haas-van den Boer, Meierijsche Courant/Eindhovensche en Meierijsche Courant 9-9-1919, 1-4-1920, 24-9-1921, 2-2-1924, 6-6-1928, 15-11-1928, 5-12-1930 18-8-1933, 19-10-1933, 10-11-1933, 14-11-1933, 23-12-1933, 10-10-1935, Bijvoegsel Staatscourant 23-12-1920 nr. 250, statuten nr. 2356.