Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
Overheidsbemoeienis met de weekmarkt
Overheidsmaatregelen in verband met de Eindhovense weekmarkten
Omdat de markt voor de stad van groot belang was, was het stadsbestuur er alles aan gelegen om die te bevoordelen. Waren er problemen die de macht van het stadsbestuur te boven gingen, dan schroomde zij niet zich tot hogere overheden te wenden.
Toen de weekmarkt in 1533 's morgens zo vroeg begon, dat mensen die van ver moesten komen te laat kwamen om hun producten nog te verkopen, verzocht het stadsbestuur om hulp aan Floris van Egmond, die toen heer van de stad was. Die bepaalde daarop dat de markt niet voor 9 uur ’s morgens mocht beginnen.(1)
Blijkbaar is die bepaling later aangepast, want in 1698 mocht de verkoop van kippen, eieren, boter, zout en andere etenswaren van 1 april tot eind september 's morgens om acht uur beginnen, die van turf om negen uur en die van graan om tien uur. De rest van het jaar begon die van hoenderen enz. om 9 uur, die van turf eveneens en die van graan om elf uur.(2)
In 1555 ontstond een ander probleem, toen handelaren op weg naar de stad de producten opkochten waarmee de boeren naar de markt kwamen. Dat leidde natuurlijk tot een prijsverhoging voor de consument, die het toch al zo zwaar had. Op verzoek van het stadsbestuur verbood koning Philips II daarom de kooplieden binnen een mijl van de stad producten op te kopen die naar de markt werden gebracht en voor 10.00 uur zelf op de markt inkopen te doen.(3)
Nog een tweede keer zou de Koning zich met de markt bemoeien. Om het marktbezoek te stimuleren, was het nooit toegestaan geweest de bezoekers bij die gelegenheid gevangen te nemen voor civiele schulden: er heerste een zogenaamde “marktvrijheid”. Toen een detachement soldaten inbreuk op dit privilege maakte door toch enkele landbouwers gevangen te nemen wegens niet betaalde contributies (belastingen), verbood Philips II in 1591 zijn militairen uitdrukkelijk om op dagen dat de marktvrijheid gold mensen wegens civiele schulden aan te houden.(4)
Nog eenmaal zou de stad tijdens de Tachtigjarige Oorlog de bescherming van de overheid inroepen. Dat was in 1625, toen de stad opnieuw veel last ondervond van militairen. Alle wegen naar Eindhoven waren toen door militairen afgesloten en dorpelingen maar ook stedelingen die producten van buiten haalden, konden niet ongehinderd passeren. De prijzen van de levensmiddelen waren daardoor sterk gestegen, terwijl de handel in de stad aanzienlijke schade opliep. Prins Frederik Hendrik verleende de stad hierop sauvegarde en bepaalde daarbij nadrukkelijk, dat hij de week- en jaarmarkten onder zijn bijzondere bescherming nam. Tevens verklaarde hij dat de boeren uit de omgeving vrijelijk met hun producten de Eindhovense markten mochten bezoeken en dat de Eindhovenaren producten die zij van verder gelegen plaatsen nodig hadden, vrijelijk mochten invoeren en hun eigen producten elders mochten
afzetten.(5)
18. L.G.A. Houben, "De geschiedenis van Eindhoven , eerste deel, 87.
19. RHCe Administraties Archief Eindhoven (AAEi), inv.nr. E5, resolutieboek stadsbestuur 1727-1732 pag. 41 e.v.
20. L.G.A. Houben, "De geschiedenis van Eindhoven, eerste deel, 125.
21. L.G.A. Houben, "De geschiedenis van Eindhoven, eerste deel, 243.
22. L.G.A. Houben, "De geschiedenis van Eindhoven, eerste deel, 343 e.v.
Jan Spoorenberg
in: 't Gruun Buukske 1992, 80