Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
Wielerbanen
Wielerbanen in Eindhoven tot 1920
In 1904 konden de liefhebbers van het wielrennen voorlopig voor het laatst hun hart ophalen. Wielrenwedstrijden werden daarna enkele jaren in de ban gedaan.
In juni was in Woensel dicht bij de Markt de wielerbaan opgebouwd die kort daarvoor in Helmond had gestaan. Er werden wedstrijden op gereden waaraan zelfs de Nederlandse kampioen W. Muller meedeed, terwijl er verder onder meer renners aanwezig waren uit Amersfoort, Breda, Helmond, Luik, Kleef en Keulen.
De volgende maand stond de baan in Stratum, op een terrein tegenover De Burgh en kon het publiek daar van het wielrennen genieten. In augustus werd tenslotte in Eindhoven bij het Wilhelminaplein een houten baan opgebouwd, die eigendom was van de Strijpenaren P. van Hout en A. van der Horst. Onbekend is of dit dezelfde baan is geweest die eerder in Woensel en Stratum had gestaan.
Pas in 1911 begon in Eindhoven een nieuwe periode in de geschiedenis van de fietssport. In april van dat jaar schreef de krant over de aanleg van een wielerbaan bij de Heihut van Renders (vooraan op de Oirschotsedijk) door de Woenselse vereniging Traplust. De krant noemde de (zand-) baan - die al spoedig De Potlepel zou worden genoemd een "nieuwe attractie voor heren fietsers". In juni was ze gereed en werden de openingswedstrijden gehouden. Van de Eindhovenaren won G. Leenders van De Arend uit Woensel bij de Ie afdeling nieuwelingen.
De baan van Traplust bleef niet de enige. Zandbanen waren eenvoudig aan te leggen. Op verschillende plaatsen in de omgeving kwam er een. Clubleden staken op een stuk hei de plaggen weg en klaar was de baan. In 1912 legden de Jeugdige Sportbroeders uit Gestel een baan aan op het oude voetbalveld van Sparta, Trappen met Lust uit Tongelre een baan op de heide bij de spoorlijn en De Jeugdige Trappers uit Strijp kregen in de buurt van wachtpost 50 zelfs een houten baan. Deze laatste had een dikke ƒ 600,- gekost en is vermoedelijk gefinancierd geweest door de toen al actieve J.C. van der Horst, mede-eigenaar van het nog bestaande bedrijf Van der Ven & Co.
Zo'n houten baan was toen nog iets bijzonders, ze was de enige in haar soort in de omgeving en werd dus met reden baan l'Unique genoemd. Helaas moesten de openingswedstrijden halverwege worden gestaakt, omdat een stortbui het hout spiegelglad had gemaakt. Overigens zou de baan een kort leven beschoren zijn. Nadat ze na het seizoen uiteen was genomen, brak op kerstavond een brand uit in de opeengestapelde planken. Dat betekende het einde.
Men ging in Strijp niet bij de pakken neerzitten. In 1913 werd een nieuwe baan aangelegd. Bij de openingswedstrijden waren 2.500 toeschouwers. Herman Maas van Traplust uit Woensel behaalde de eerste prijs bij de nieuwelingen en een medaille van de Nederlandsche Wielerbond. Dat jaar werd ook de baan bij de uit 1782 daterende Heihut in Woensel (die omstreeks deze tijd in Heibloem werd omgedoopt) door een houten vervangen.
De nieuwe baan, die Julianabaan werd genoemd, had een lengte van 250 meter en was 4 meter breed. Bij de openingswedstrijden waren 4.000 toeschouwers.
Gestel kreeg een nieuwe houten baan aan de Gestelsestraat, die Wilhelminabaan werd gedoopt. Nog in 1913 sloot het bestuur van deze baan zich aan bij de Nederlandsche Wielerbond. Dat vergrootte de mogelijkheden. Renners uit binnen- en buitenland zouden er nog hetzelfde jaar hun kunnen tonen.
In augustus waren er internationale koppel- en tandemwedstrijden met deelnemers uit Nederland, België en Duitsland. In Tongelre werden in augustus 1913 op de verharde baan van De Vooruitgang de eerste wedstrijden gehouden sinds de oprichting van de Oostelijk Noordbrabantsche Wielrijders-Bond in juni van dat jaar. Er hadden zich toen al 15 verenigingen bij deze bond aangesloten.
Over 1913 zou een boek kunnen worden geschreven. De belangrijkste gebeurtenis dat jaar was ongetwijfeld de strijd om het Nederlands kampioenschap, die in België moest worden uitgevochten. De Woenselse Herman Maas werd onverwacht tweede en tevens kampioen van Noord-Brabant.
Toen hij in Eindhoven terugkwam stond een landauer klaar om hem in triomf door de stad en daarna door Woensel te rijden. Naast hem zat Daamen, die ook had meegereden en natuurlijk Van der Horst, "de Vader der Wielersport". Met harmonie Musis Sacrum voorop trok de stoet tenslotte via het woonhuis van de kampioen naar de zaal van de harmonie, waar de huldiging plaats vond namens de Nederlandsche Wielerbond.
De oorlog zou voor de Eindhovense wielersport grote gevolgen blijken te hebben. In 1919 waren er vermoedelijk geen banen meer en vermoedelijk evenmin wielerclubs. De dichtstbijzijnde baan was die van Vitesse in Valkenswaard. Daarnaast werden ook in Helmond wedstrijden georganiseerd. Pas in 1920 zou Eindhovense organisatie zich kunnen herstellen. Dat jaar werd wielerclub Het Zuiden opgericht, die nog steeds bestaat. Een jaar later zou deze vereniging dank zij opnieuw J.C. van der Horst en zijn vriend J. Leenders een wielerbaan aanleggen bij de IJzeren Man.
Bronnen:
Bovenstaande geschiedenis van de wielerbanen in Eindhoven is een onderdeel van het artikel "Fietsen in Eindhoven", geschreven door:
J. Spoorenberg
in: 't Gruun Buukske 1987 19-47