Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
Wielerverenigingen
Wielerverenigingen
In het jaar 1900 schreef de columnist van de Meierijsche Courant in zijn rubriek "Brieven van Jan van Stokkum aan zijn Neef Dorus", dat hij met genoegen zag, dat jong en oud van de fiets gebruik maakte, waaronder ook de "mindere man". Vrienden en bloedverwanten die op een grote afstand van elkaar woonden en elkaar vroeger nauwelijks of niet zagen, hadden een rijwiel aangeschaft waardoor de afstand geen beletsel meer behoefde te zijn voor een druk en gezellig verkeer. Zelfs jonge dames bestegen het ijzeren ros en gingen alleen of vergezeld van anderen uren ver de vrije natuur in.
Overigens zag de auteur wel in, dat aan het fietsen ook bezwaren verbonden konden zijn. Bezorgd vroeg hij zich af, of men er niet uithuiziger door werd en of de zeden van vooral de wielrijdsters er niet losser door zouden worden. En hield het wielrijden de aandacht van de jongeren niet al te zeer geboeid en van de ernstige en nodige arbeid afgewend? Hard rijden, vliegen langs de weg, Gods schone natuur doorjakkeren als een sater over het wiel gebogen, dampend en hijgend als een postpaard, dat is voor menig wielrijder de heerlijkste beweging en de schoonste houding, verzuchtte hij.
Het is verleidelijk uit het bovenstaande te concluderen, dat omstreeks 1900 al vrijwel iedereen een rijwiel had aangeschaft. Toch was dat zeker niet het geval. Niet alleen de columnist bezat er geen ("terwille van de huiselijke vrede en tantes gemoedsrust"), maar ook de "mindere man" die zo'n begerenswaardig voertuig zijn eigendom kon noemen, zal zeker nog betrekkelijk schaars zijn geweest.
Dat neemt niet weg, dat de fiets intussen voor veel anderen wel bereikbaar was geworden. In 1900 werd de ene club na de andere opgericht. Op 7 mei 1900 was in de Gestelse harmoniezaal bij A. van Brussel de eerste oprichtingsvergadering, maar het is niet duidelijk of die tot succes heeft geleid.
In de volgende maand werd in café Casino van P. van Moll aan de Fellenoord De Woenselse Wielerclub opgericht. Een ongeveer gelijktijdige poging om de Achtse wielrijders te organiseren, schijnt mislukt te zijn.
Wel ging in juli in het koffiehuis van J. van der Heijden in Stratum wielrijdersclub De Sperwer van start. De geboorte werd niet gevierd met koffie of gerstenat. Na de oprichtingsvergadering beklommen de 25 leden hun fietsen voor een tocht naar Helmond.
Dezelfde maand verscheen in de krant het bericht, dat in Tongelre fietsclub De Vooruitgang was gevestigd. En in augustus werd tenslotte in het lokaal van Staals in Vlokhoven door twaalf fietsers nog een tweede Woenselse club opgericht. In de volgende jaren zouden er nog meer verenigingen bijkomen, terwijl oude weer verdwenen. Tot 1910 telde ik in Groot-Eindhoven in totaal ruim 25 fietsclubs.
Niet iedereen viel het fietsen mee. In augustus 1900 verscheen in de krant een advertentie, waarin drie fietsen werden aangeboden wegens aanschaf van een paard.
De clubleden schijnen aanvankelijk vooral fietstochten te hebben gemaakt. Zo reden de leden van de Woenselse Wielerclub via Geldrop, Leende en Valkenswaard naar Bergeijk, toen daar het 12½-jarig bestaan werd gevierd van harmonie De Echo van de Kempen en maakte De Sperwer een uitstapje naar Nuenen. En toen het kermis was in Veldhoven gingen de leden van De Sperwer uit Stratum en De Vooruitgang uit Tongelre daar een kijkje nemen. Hun sportvrienden van De Kettinggangers uit Veldhoven reden hen tot Het Witte Paard in Blaarthem tegemoet.
Intussen was het rennen niet vergeten. In augustus 1901 organiseerde de Woenselse Wielerclub wedstrijden over 5, 20 en nogmaals 5 km. Aan Gedeputeerde Staten was verzocht om de Woenselsestraat ongeveer 100 meter voor de finish te mogen afzetten, maar daarop was geen antwoord gekomen. De finish werd daarom niet beveiligd en de wedstrijd over 20 km liep uit op een drama. Omdat veldwachter Peters er niet in slaagde de menigte in bedwang te houden werd hij aangereden door de renner Van Pareren uit Helmond, die over de kop sloeg. De overige renners konden het tweetal niet meer ontwijken en er ontstond een massale valpartij. De veldwachter raakte daarbij licht gewond, maar Van Pareren bleek zijn nek te hebben gebroken en overleed korte tijd later. Ondanks het protest van een renner uit Woerden, werd de laatste race afgelast. Enkele dagen later bewezen de Woenselse renners de laatste eer aan hun Helmondse sportvriend, die zandvormer was geweest op een ijzergieterij. Met omfloerste petten en een omfloerst vaandel woonden zij de begrafenis bij.
Over het maken van clubtochten lezen we nauwelijks meer, maar misschien is dat veroorzaakt door een gebrek aan interesse bij de krant. Vast staat, dat de belangstelling ervoor zeker niet helemaal verdwenen was, want toen in 1907 in Gestel rijwielclub De Valk werd opgericht, maakten de 23 leden al de volgende zondag een clubtocht door de Kempen.
Intussen gaven de nieuwe ontwikkelingen binnen de wielersport blijkbaar problemen binnen de oude vereniging Traplust. In oktober werd een nieuwe vereniging opgericht, die De Bataaf werd gedoopt. Voorzitter was de bekende renner G. Vlemmix, de overige bestuursleden waren J. Koot, H. Maas, A. Peters en A. Cuyten. Blijkbaar was De Bataaf een vereniging voor jonge renners. De Vliegende Ruiters, die dezelfde maand in Woensel werd opgericht, was daarentegen een club voor veteranen, want alleen 40-plussers konden er lid van worden. Hoe de verhouding tussen De Bataaf en de moedervereniging is geweest, is niet bekend. De Vliegende Ruiters bleef in elk geval goede betrekkingen met Traplust onderhouden, want in februari van het volgende jaar hielden de twee verenigingen samen een carnavalsoptocht.
De toekomst van de wielersport leek er zonnig uit te zien. Ook het volgende jaar zouden op de Wilhelminabaan interessante wedstrijden te zien zijn. Zo was er in april een afstandsrit over 100 km, waaraan ook enkele Belgen deel namen. De Julianabaan wist haar concurrentiepositie dat jaar te verbeteren, door zich ook bij de N.W.B. aan te sluiten.
In mei kregen H. Maas en G. Vlemmix een uitnodiging van de Bond om deel te nemen aan de Nederlandse kampioenschappen Er vormde zich een comité om hen financieel te steunen, zodat deze sigarenmakers ook onder normale werktijd zouden kunnen trainen. Elders las ik, dat de renners gesteund zijn door hun collega's bij Van Gardinge, die terecht grote bewondering voor hen hadden. De Nederlandse kampioenschappen vonden dat jaar opnieuw in België plaats. G. Vlemmix werd derde en was daarmee de beste onafhankelijke. Door dit resultaat mocht hij zich tevens kampioen van Noord-Brabant noemen.
Donkere wolken pakten zich intussen samen boven de politieke hemel. De wedstrijden die begin augustus op de Wilhelminabaan zouden worden gehouden, moesten ten gevolge van de mobilisatie worden uitgesteld tot september. Militairen kregen toen vrij toegang, terwijl de opbrengst van de wedstrijden werd afgestaan aan het Rode Kruis.
Ofschoon het er langzamerhand op gaat lijken, gaat dit artikel niet alleen over de rensport, maar nog steeds over fietsen in het algemeen. Over toerverenigingen is in het tweede decennium niets bekend, maar we weten wel, dat er buiten verenigingsverband veel werd gefietst. Met steun van de A.N.W.B. werd daarom in 1916 in Eindhoven de vereniging EMO opgericht, wat voor Eindhoven met Omstreken stond.
Doel was de aanleg en de verbetering van fietspaden te stimuleren. De Gestelse burgemeester Th. Kolfschoten was er voorzitter van en de Stratumse zakenman J.M.C. Raupp secretaris. In de volgende jaren zou de vereniging zich enthousiast inzetten voor de verwezenlijking van haar doel. Het Emo-pad in Geldrop tussen het Bogaardeind en Hoog-Geldrop houdt de herinnering eraan nog steeds levend.
Bronnen:
Bovenstaande geschiedenis van wielerverenigingen in Eindhoven is een onderdeel van het artikel "Fietsen in Eindhoven", geschreven door:
J. Spoorenberg
in: 't Gruun Buukske 1987 19-47