Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
Gemeentelijke Archiefdienst: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 17: | Regel 17: | ||
In 1852 stelden de notarissen Jonckbloet en Huijsmans aan de gemeenteraad voor om het hele archief te ordenen. Daarvoor werd vervolgens een commissie ingesteld, waarin ook de latere burgemeester J.F. Smits werd benoemd. Het is niet bekend, of zij het archief ook daadwerkelijk hebben gereorganiseerd. In 1857 werd een dergelijk verzoek om orde aan te brengen in de stukken opnieuw gehonoreerd. Notaris Jonckbloet en raadslid W.T. Hermans hebben de operatie vorm gegeven. Zij klaagden echter herhaaldelijk over ruimtegebrek.<br /> | In 1852 stelden de notarissen Jonckbloet en Huijsmans aan de gemeenteraad voor om het hele archief te ordenen. Daarvoor werd vervolgens een commissie ingesteld, waarin ook de latere burgemeester J.F. Smits werd benoemd. Het is niet bekend, of zij het archief ook daadwerkelijk hebben gereorganiseerd. In 1857 werd een dergelijk verzoek om orde aan te brengen in de stukken opnieuw gehonoreerd. Notaris Jonckbloet en raadslid W.T. Hermans hebben de operatie vorm gegeven. Zij klaagden echter herhaaldelijk over ruimtegebrek.<br /> | ||
In verband met de sloop en nieuwbouw van het nieuwe stadhuis werden de archieven in 1864 overgebracht nar de woning van Hermans. Deze heeft zich gedurende de volgende vijf jaren ingespannen om de zaken te ordenen. De geïnventariseerde en geordende stukken kregen een plaats in het nieuwe stadhuis. De overige zaken bleven op de zolder liggen en hadden nog steeds te lijden van vocht en vuil. Twaalf door Hermans geordende banden betreffende de prinselijke domeinen werden in 1876 overgedragen aan het Algemeen Rijksarchief in Den Haag.<br /> | In verband met de sloop en nieuwbouw van het nieuwe stadhuis werden de archieven in 1864 overgebracht nar de woning van [[Willem Hermans|Hermans]]. Deze heeft zich gedurende de volgende vijf jaren ingespannen om de zaken te ordenen. De geïnventariseerde en geordende stukken kregen een plaats in het nieuwe stadhuis. De overige zaken bleven op de zolder liggen en hadden nog steeds te lijden van vocht en vuil. Twaalf door Hermans geordende banden betreffende de prinselijke domeinen werden in 1876 overgedragen aan het Algemeen Rijksarchief in Den Haag.<br /> | ||
In 1879 werd een Koninklijk Besluit van kracht, waarin bepaald was, dat de rechterlijke archieven van vóór de Franse wetgeving zouden moeten worden overgebracht naar het Rijks- of naar het Provinciaal archief.<br /> | In 1879 werd een Koninklijk Besluit van kracht, waarin bepaald was, dat de rechterlijke archieven van vóór de Franse wetgeving zouden moeten worden overgebracht naar het Rijks- of naar het Provinciaal archief.<br /> | ||
Eindhoven stelde zelf een gemeente-archivaris aan. A. de Groof, klerk ter secretarie, werd archivaris tegen een symbolische vergoeding van ƒ 10,= per jaar. | Eindhoven stelde zelf een gemeente-archivaris aan. A. de Groof, klerk ter secretarie, werd archivaris tegen een symbolische vergoeding van ƒ 10,= per jaar. |
Versie van 12 okt 2016 19:51
Gemeentelijke Archiefdienst
Het stadsarchief van Eindhoven werd in 1486 bij inname door de Arembergers bijna geheel vernietigd.
Het oudste archief stamt uit 1628 en is opgemaakt na de dood van Mr. P.W. van Rythoven, die secretaris van Eindhoven en Woensel geweest was. Daarnaast ook nog notaris. Het archief werd bij hem thuis (op kantoor) bewaard en beheerd. Een deel, de belangrijkste stukken, werden in de stadscomme bewaard, die in de kerk stond. De oudste inventaris van de comme dateert van 1635.
Het archief werd overgedragen aan secretaris M. Wouters. Deze was ook secretaris van Gestel, Stratum en Strijp en griffier van de dingbank van deze drie plaatsen.
Wouters werd in 1653 opgevolgd door D.C. van Renesse. Tijdens zijn werkzame leven werd een “secretarie” gebouwd, waarin alle archieven van de stad en de dorpen zouden worden bewaard. Maar door onenigheid over de verdeling van de bouwkosten werden hier uiteindelijk alleen de Eindhovense stukken bewaard, de andere stukken bleven bij de secretaris in Woensel.
Van Renesse overleed in 1680 en werd opgevolgd door notaris D. van Zuylichem.
Diens opvolger was Mr. Stapel Codde, die ruim 40 jaar werkzaam was. In 1702 verzochten de Raad en de Rekenkamer van de Prins om alle archieven in verband met de Spaanse Successie-oorlog naar ’s-Hertogenbosch over ter brengen. Het is niet bekend of de stad hieraan gehoor heeft gegeven. Tijdens het leven van Stapel Codde zijn de archiefstukken van de stad en de dorpen samengevoegd.
Vervolgens werd Philippus Rochus Kien aangesteld. Hij werkte hier van 1732 tot 1745(??)
Notaris Pieter Gerard van Esveld (1745-1794) volgde Kien op. Hij liet zijn werk uitvoeren door de gezworen klerk Ant. van Losecaat. Tijdens de Oostenrijkse Successie-oorlog heeft het archief ook mogelijk tijdelijk in ’s-Hertogenbosch gestaan om vernieling te voorkomen.
Vanaf 1794 werd notaris J. de Witt tot secretaris benoemd.
Door de invoering in 1811 van de Franse administratie van het justitiewezen moesten de rechterlijke archieven en de bestuursarchieven worden gescheiden. Alle bestuurlijke archieven moesten vervolgens bij de gemeenten (Eindhoven, Gestel, Stratum, Strijp en Woensel) worden bewaard, terwijl het rechterlijke archief in de rechtbank zou worden bewaard. Wegens plaatsgebrek werden de rechterlijke archieven toch maar op de bovenverdieping van het stadhuis in de Rechtestraat opgeslagen en verzegeld.
In 1816 waren de zegels verbroken en de Eindhovense stukken naar de secretarie verhuisd. De rechterlijke archieven en de archiefstukken van de “dorpen” bleven op de bovenverdieping van het stadhuis liggen. Hoewel de griffier van de rechtbank heeft verzocht om de rechterlijke stukken en het archief van notaris Jud. de Witt bij de secretarie onder te brengen bleven de stukken op zolder liggen. In 1843 deelde de Officier van Justitie mee, dat de minuten van notarissen die in Eindhoven hadden geresideerd en die in het stadhuis waren opgeslagen, in een algemene bewaarplaats dienden te worden opgeslagen. De gemeente Eindhoven heeft daar waarschijnlijk niet op gereageerd.
In 1852 stelden de notarissen Jonckbloet en Huijsmans aan de gemeenteraad voor om het hele archief te ordenen. Daarvoor werd vervolgens een commissie ingesteld, waarin ook de latere burgemeester J.F. Smits werd benoemd. Het is niet bekend, of zij het archief ook daadwerkelijk hebben gereorganiseerd. In 1857 werd een dergelijk verzoek om orde aan te brengen in de stukken opnieuw gehonoreerd. Notaris Jonckbloet en raadslid W.T. Hermans hebben de operatie vorm gegeven. Zij klaagden echter herhaaldelijk over ruimtegebrek.
In verband met de sloop en nieuwbouw van het nieuwe stadhuis werden de archieven in 1864 overgebracht nar de woning van Hermans. Deze heeft zich gedurende de volgende vijf jaren ingespannen om de zaken te ordenen. De geïnventariseerde en geordende stukken kregen een plaats in het nieuwe stadhuis. De overige zaken bleven op de zolder liggen en hadden nog steeds te lijden van vocht en vuil. Twaalf door Hermans geordende banden betreffende de prinselijke domeinen werden in 1876 overgedragen aan het Algemeen Rijksarchief in Den Haag.
In 1879 werd een Koninklijk Besluit van kracht, waarin bepaald was, dat de rechterlijke archieven van vóór de Franse wetgeving zouden moeten worden overgebracht naar het Rijks- of naar het Provinciaal archief.
Eindhoven stelde zelf een gemeente-archivaris aan. A. de Groof, klerk ter secretarie, werd archivaris tegen een symbolische vergoeding van ƒ 10,= per jaar.
Na veel juridisch getouwtrek in 1887 en 1888 kwam de Commissaris van de Koning persoonlijk naar Eindhoven en nam de rechterlijke archieven in beslag.
Het oude archief van Eindhoven zou pas in 1904 worden geordend door een nieuwe gemeente-secretaris. Door de opheffing van de schutterij kwam de wapenkamer in het stadhuis vrij. Die werd daarna als extra archiefruimte in gebruik genomen. De rijksarchivaris zegde alle medewerking toe bij de uitvoering van de plannen.
M. v.d. Waerden werd in 1911 aangesteld als gemeente-archivaris voor een jaarsalaris van ƒ 30,=.In 1918 spreekt de rijksarchivaris zijn waardering uit voor de werkzaamheden, maar adviseert ook om een ambtenaar aan te stellen, die zich volledig met het ordenen van het archief-kan bezig houden. Dit in verband met de aanstaande annexatie van 1920.
De archieven van de geannexeerde dorpen worden in het telegraafkantoor op de hoek van de Vrijstraat en Keizersgracht ondergebracht. In 1923 verhuist het naar het pand “Het Hooghuis” in de Rechtestraat. Daarna volgt in 1930 een verhuizing naar het tijdelijke gemeentehuis “Sancta Ursula” aan de Stratumsedijk. Daar werd met kunst- en vliegwerk voldoende ruimte gevonden om de archiefbeheerder zijn werk te kunnen laten doen, en de bezoekers van dienst te kunnen zijn.
Omdat de stad het niet voor elkaar kreeg, om het archief volledig te ordenen, werd door de rijksarchivaris hulp geboden. Gedurende vier jaren was er sprake van samenwerking. Maar achteraf kan gezegd worden, dat er nogal wat fouten in de Eindhovense en Woenselse archieven waren geslopen. Het archief van de rechtbank verdween na inventarisatie naar ’s-Hertogenbosch.
M. v.d. Waerden ging na ziekte met pensioen, Mr. Mommers, die als rijksarchiefambtenaar al erg veel werk had verzet in Eindhoven, ging met de reorganisatie door. In 1937 werd Dr. W.J.A. Visser als gemeente-archivaris aangesteld. Visser wilde zich echter weer volledig op zijn baan als leraar concentreren en bood in 1942 zijn ontslag als gemeente-archivaris aan.
Op 1 december 1945 werd een commies 2e klas met de archiefwerkzaamheden belast en in het begin van de jaren vijftig werd A. Tops met het archief belast. In 1955 werd hij officieel benoemd.
Intussen was het archief verhuisd naar het nieuwe stadhuis aan het Stadhuisplein. Er werd een betere archiefruimte ingericht. Daarna gaf het rijksarchief de oude en nieuwe rechterlijke archieven, de notariële archieven, de retro-acta van de burgerlijke stand en het archief van de stad en de prinsendorpen ter bewaring terug aan het Eindhovense archief. Ook werden de archieven van de schepenbank van Tongelre geïnventariseerd.
In 1969 werd Tops door A.L.G.M. van Agt opgevolgd. A.D. Kakebeeke werd de adjunct-archivaris.
J.Spoorenberg
in’t Gruun Buukske 1978 en 1979