Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
Badhuizen
Eindhovense badhuizen
Het zou niet juist zijn te denken, dat de meeste Eindhovenaren zich tot de opening van het Sportfondsenbad in 1937 's winters met een tobbe in de keuken hebben moeten behelpen. Voor een klein deel voorzagen de badhuizen in die behoefte.
De gemeenteraad had in 1901 had besloten om na de aanleg van de waterleiding verder te praten over een volksbadhuis, maar dat dit college toen het zover was (1905) de noodzaak van zo'n instelling blijkbaar niet meer inzag. Intussen had het particulier initiatief opnieuw het voortouw genomen.
Kapper Derpen
Op 21 januari 1905 maakte de trotse kapper J. Derpen in de Nieuwstraat de opening bekend van zijn "Eindhovensche Badinrichting". Blijkens de advertentie beschikte hij over een dames- en een herenafdeling en daardoor kon iedereen voortaan op werkdagen tussen 7.00 en 19.00 uur bij hem een bad of douche komen nemen. Derpen beval zijn voordelige abonnementen van harte aan. Ofschoon die voor de meeste Eindhovenaren toch nog te duur zullen zijn geweest, bleven er voor Derpen voldoende klanten over.
In 1917 bestond zijn bedrijf nog steeds. De kapper kreeg toen van het gemeentelijk gasbedrijf de aanschrijving om minder gas te gebruiken. Zijn antwoord is bewaard gebleven. Hij beloofde nog alleen zijn vaste klanten in de gelegenheid te stellen een bad te nemen en de personen die vóór de gasschaarste thuis in bad gingen voortaan te weigeren.
Eerste Eindhovense Badinrichting
Niet lang erna schijnt de inrichting te zijn gesloten, want in 1921 maakte de krant de opening bekend van de Eerste Eindhovensche Badinrichting. Het bedrijf was gevestigd naast de Dommel achter het woonhuis van de eigenaar op het adres Stratumsedijk 1.
Exploitant J.Verpoorte bezat ook nog een stoom-was- en strijkinrichting. De man wist blijkbaar al de mogelijkheden van zijn vak uit te buiten. De krant was erg enthousiast over de nieuwe inrichting en meldde als bijzonderheid, dat de kuipbaden voorzien waren van twee kranen, zodat de gebruikers zelf de temperatuur konden regelen.
Heren konden bij Verpoorte terecht op maandag, woensdag, donderdag en vrijdag van 7.30 tot 14.00 uur en van 17.00 tot 20.00 uur, op dinsdag van 7.30 tot 14.00 uur en op zaterdag van 7.30 tot 21.00 uur. Dames waren welkom op maandag, woensdag, donderdag en vrijdag van 14.00 tot 17.00 uur en op dinsdag van 14.00 tot 20.00 uur. Het verschil tussen de openingsperioden voor heren en die voor dames is opmerkelijk. De conclusie zou kunnen worden getrokken, dat de heren veel properder waren dan de dames, of juist dat ze veel vuiler waren. Maar het lijkt voorlopig het veiligst om aan te nemen, dat de dames minder aan het baden buitenshuis toe waren dan de heren.
Over de toegangsprijzen zijn we niet ingelicht. De krant verwees daarvoor naar de brochure, maar die heeft iedereen natuurlijk inmiddels weggegooid. Toch lijkt het vermoeden gewettigd, dat de prijzen bij Verpoorte lager zijn geweest dan bij Derpen.
Gemeentelijke badhuiisen
In 1930 besloot de gemeenteraad toch nog tot de bouw van een badhuis. Het verrees aan het Lavendelplein en werd een jaar later geopend. De exploitatie werd opgedragen aan de Stichting Volks- en Schoolbad, die gelieerd was aan het Wit-Gele Kruis. Tegelijk was in de raad ook gesproken over een badhuis in Woensel, maar dat zou pas in 1957 aan de J. van der Waalsweg worden gerealiseerd.
Het Stratumse badhuis had een dames- en een herenafdeling. In de eerste waren vier kuipbaden en acht douches geïnstalleerd en in de tweede vier kuipbaden en tien douches. Behalve op maandag was de inrichting op werkdagen elke morgen geopend van 9.00 tot 12.00 uur en verder van maandag tot en met vrijdag van 15.00 tot 20.00 uur en op zaterdag van 15.00 tot 21.00 uur. Voor het gebruik van een kuipbad werd 25 cent gevraagd en voor een stortbad 10 cent. Op maandag en donderdag tussen 15.00 en 17.00 uur werd op de komst van een wat beter publiek gehoopt, want dan golden dubbele prijzen. De belangstelling voor deze dure klasse bleek echter klein.
Gedurende de eerste 47 weken werd er gemiddeld 118 maal per week van de kuipbaden en 304 maal van de douches gebruik gemaakt.
Nog enkele kappersbedrijven
Na de komst van het gemeentelijke badhuis bleven particuliere ondernemers aanvankelijk nog brood in het badvak zien.
In 1934 opende kappersbedrijf J. van Tuyl-Stoker in het pand Hoogstraat 119 de Eerste Eindhovensche Volksbadinrichting. Al spoedig bleken de faciliteiten te gering voor de 250 bezoekers die er (volgens de krant) elke week gebruik van maakten. Het bedrijf werd daarom uitgebreid met tien cabines en telde toen zeven kuipbaden en elf douches. Van Tuyl was op werkdagen geopend van 9.00 tot 20.00 uur, op zaterdag van 9.00 tot 23.00 uur en op zondag van 9.00 tot 11.00 uur. Voor het gebruik van een kuipbad rekende hij 40 cent en voor een "sproeibad" 20 cent. Een jaar later waren de tarieven al weer verhoogd: kuipbaden kostte 50-30 cent, douchebaden 25-15 cent.
In het Eindhovens adresboek van dat jaar worden naast het bedrijf van Van Tuyl-Stoker ook nog de badinrichtingen genoemd van de kappersbedrijven A.A.P. Olieslagers & Zn. en Van Tongeren.
Het eerste was gevestigd in het pand Hemelrijken 2 en het tweede op het adres Gestelsestraat 68.
Uit het bovenstaande zal het inmiddels wel duidelijk zijn geworden, dat de wascultuur haar intrede had gedaan. De tijd dat de meeste Eindhovenaren meenden dat wassen ongezond is, was voorbij. Voortaan mochten ze worden gezien - of beter - worden geroken.
Het lijkt erop, dat de particuliere ondernemingen in de volgende jaren zijn verdwenen. De reden daarvan is niet duidelijk. Wellicht is het centraal gelegen Sportfondsenbad een gevaarlijke mededinger gebleken, daarnaast kan de concurrentie van het gemeentelijke badhuis een rol hebben gespeeld. Daar werden abonnementen ingevoerd (tien kuipbaden voor ƒ 2,25 en tien douches voor ƒ 0,90) en speciale abonnementen voor maandag tot en met donderdag (tien baden voor ƒ 2,- en tien douches voor ƒ 0,80). In 1935 mochten werkelozen en leden van grote gezinnen (ten minste zeven personen) er voor 12% cent een kuipbad nemen en voor 5 cent een stortbad, terwijl aan kinderen in schoolverband maar 2% cent werd berekend.
Na de oorlog bestond nog alleen het badhuis in Stratum. In 1957 kwam er aan de J. van der Waalsweg in Woensel nog een bij, maar het tijdperk van de badhuizen liep toen al ten einde. De betere sanitaire voorzieningen in de woonhuizen hadden de noodzaak ervan achterhaald. In 1968 sloot het badhuis in Stratum, dat in Woensel volgde in 1974.
Het archief van de Stichting School- en Volksbad is bewaard gebleven. Over de particuliere ondernemers is echter nauwelijks iets bekend.
Jan Spoorenberg
in: ’t Gruun Buukske 1986