Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
Gymkhanawedstrijden
Gymkhanawedstrijden
Het wielrennen raakte na de opheffing van wielervereniging de Meierijsche Wielrijderskring (M.W.K.) in 1898 wat op de achtergrond. Wel werden er behendigheids- of gymkhanawedstrijden gehouden.
Zo liet de Woenselse Wielerclub nog in 1900 het publiek tijdens de kermis genieten van pijp-, pop- en eierracen, rijden met hindernissen, langzaamrijden en ringsteken en organiseerde het Strijpse Union een jaar later dergelijke wedstrijden in Zeelst.
Fietsen zou voorlopig hoofdzakelijk een bezigheid voor de zomermaanden zijn. Nog in 1908 vond ik een advertentie waarin Kerssemakers in Eindhoven bekend maakte, dat wielrijders voor drie gulden hun fiets voor het winterseizoen bij hem konden stallen. Ook de clubs waren 's winters wat minder actief. Althans op wielergebied, want de leden van de Postduif uit Gestel verzorgden in het najaar van 1906 in hun woonplaats een toneeluitvoering, terwijl hun plaatsgenoten van De Valk twee jaar later de inwoners van Riethoven vergastten op enkele blijspelen afgewisseld met voordrachten. Noodgedwongen kwam daardoor in de volgende jaren bij de clubs in Eindhoven en omgeving het accent nog meer op de ghymkanawedstrijden te liggen.
In augustus 1904 werden er nog wedstrijden op gereden, zowel door amateurs als door nieuwelingen, maar daarna was het in Eindhoven voorlopig met het rennen gedaan. Als in de volgende jaren in de krant sprake is van wedstrijden, betreffen die steeds gymkhanawedstrijden, waarbij het publiek kon genieten van aardappel rijden, vogelpikgooien, hindernisrijden, ringsteken e.d.
Uit de kranteberichten blijkt, dat het wielergebeuren in Eindhoven van 1900 tot 1910 sterk is gebonden geweest aan de regio. Er werd een groot aantal wedstrijden gehouden, maar de deelnemende clubs waren steeds afkomstig uit de omgeving. Het zou onjuist zijn daarom geringschattend op deze wedstrijden neer te zien. Er kon een groot aantal wielrijders aan deel nemen.
Zo waren er 18 clubs aanwezig op het concours dat in 1909 door de Sneltrappers uit Woensel werd georganiseerd. De eerste prijs voor het hindernisrijden werd toen gewonnen door De Eendracht uit Stratum. Deze club was in 1908 opgericht en had eerder al aan zeven concoursen deelgenomen, waarop ze twee eerste en zes tweede prijzen had gewonnen. De eerste prijs bij het ringsteken werd mee naar huis genomen door Trappen met Lust uit Tongelre. De eerste en tweede prijs bij het vogelpikgooien werden in de wacht gesleept door Vriendschap onder Ons uit Stratum en De Vooruitgang uit Woensel. De traditionele prijs voor de club die van het verst had moeten komen ging naar Deurne, terwijl de prijs voor de club met het grootste aantal deelnemers naar Oirschot verhuisde.
Hetzelfde jaar organiseerde ook De Touristen uit Strijp een concours. Daaraan namen 19 clubs deel. Van de Eindhovense vielen Trappen met Lust uit Tongelre en De Vooruitgang uit Woensel in de prijzen bij respectievelijk het hindernisrijden en het ringsteken.
In 1911 begon in Eindhoven een nieuwe periode in de geschiedenis van de fietssport. In april van dat jaar schreef de krant over de aanleg van een wielerbaan bij de Heihut van Renders (vooraan op de Oirschotsedijk) door de Woenselse vereniging Traplust.
De baan betekende niet het einde van de gymkhanawedstrijden; na afloop van het rennen sleepte De Vooruitgang uit Tongelre de eerste prijs bij het ringsteken in de wacht en De Jeugdige Sportbroeders uit Gestel die bij het aardappelrijden.
Oud en nieuw zouden voorlopig nog samengaan, maar het accent zou vanaf toen steeds meer op het rennen komen te liggen. Individuele prestaties werden belangrijker dan clubresultaten. Steeds meer contacten werden er gelegd met succesvolle wielrenners van buiten de regio, die werden aangetrokken door de aantrekkelijke prijzen die ze konden verdienen. Na enkele jaren zouden de oude gymkhanawedstrijden tenslotte geheel verdwijnen.
Bronnen:
Bovenstaande geschiedenis van Gymkhanawedstrijden in Eindhoven is een onderdeel van het artikel "Fietsen in Eindhoven", geschreven door:
J. Spoorenberg
in: 't Gruun Buukske 1987 19-47